Home Ziyad Marar: ‘Zeg eens wat vaker: ik weet het niet’

Ziyad Marar: ‘Zeg eens wat vaker: ik weet het niet’

Door Frank Meester op 21 augustus 2019

Ziyad Marar: ‘Zeg eens wat vaker: ik weet het niet’
Cover van 09-2019
09-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Roddelen en oordelen: we doen het allemaal, en het liefst over mensen buiten onze inner circle. Sociale media maken dat alleen maar erger, meent de Jordanees-Engelse filosoof Ziyad Marar. De remedie: wees eens wat minder stellig.
Beeld: Martin Dijkstra

Ultrasociale wezens.’ Ziyad Marar neemt die woorden vaak in de mond als hij het over de mens heeft. De kwalificatie gaat zeker op voor Marar zelf. Hij is uiterst beleefd, deelt complimenten uit en is gastvrij. We zijn weliswaar in Amsterdam om te praten over zijn boek Oordelen, maar toch voel ik me bij hem te gast. We hebben namelijk op zijn verzoek afgesproken in een besloten club. Als member mag hij mij meenemen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Op jonge leeftijd al leerde Marar hoe mensen elkaar beoordelen, én hoe dat mis kan gaan. ‘Ik ben geboren in het Midden-Oosten; we zijn later naar Engeland verhuisd. Als kind zag ik hoe mijn Jordanese vader zijn weg probeerde te vinden in Engeland en hoe dat steeds weer misging. Hij paste daar niet. De Engelse cultuur is zo vol van ongeschreven regels die je vertellen wie er wel bij hoort en wie niet. Ik zag hem voortdurend tegen deze regels opbotsen. Een Engelse vriend vroeg hem eens wat het woord please in het Arabisch is. Mijn vader zei: ‘Dat hoef je niet te weten, want niemand gebruikt het.’ De vriend was verbijsterd. In Engeland wordt voortdurend please en thank you gezegd.

Wat maakt de mens volgens u ultrasociaal?
‘De meeste primaten zijn sociaal; wij mensen zijn últrasociaal. Chimpansees leven in groepen van maximaal dertig leden. Ze onderhouden een emotionele band door elkaar voortdurend te vlooien. Als de groep groter zou worden, kunnen ze niet meer met enige regelmaat ieder lid vlooien en zou de sociale cohesie verloren gaan. Volgens antropoloog Robert Dunbar kunnen mensen in groepen van wel honderdvijftig soortgenoten samenleven en dan nog steeds het gevoel hebben dat ze erbij horen en elkaar kennen. De taal heeft volgens Dunbar de plaats ingenomen van het vlooien. De merkwaardige menselijke activiteit die ons hiertoe in staat stelt, waardoor reputaties ontstaan en vergaan over afstanden die het vlooien nooit zou kunnen overbruggen, is roddel’.

​Zijn we door sociale media in staat in nog grotere gemeenschappen te leven dan honderdvijftig?
‘Niet echt. Het is belangrijk onderscheid te maken tussen sterke en zwakke banden. Die honderdvijftig mensen blijken nog steeds zo’n beetje de grens te zijn voor hechte sociale banden. Van de zwakkere banden kunnen we er uiteraard veel meer hebben. Internet maakt het mogelijk met zeer veel mensen zwakke vriendschappen te onderhouden. Ludwig Wittgenstein laat in zijn Filosofische onderzoekingen zien dat communicatie om zoveel méér gaat dan tekst alleen, zodra we elkaar ontmoeten. Het gaat ook om de non-verbale communicatie. We hebben emoticons bedacht, maar wat je daarmee kunt uitdrukken stelt niets voor in vergelijking met de eindeloze mogelijkheden die je hebt als je elkaar echt ziet.’


Maar sociale media laten toch juist reputaties ontstaan en vergaan ‘over afstanden die het vlooien nooit kan overbruggen’?

‘Dat is zo. Het oordelen over anderen heeft een nieuwe dimensie gekregen. Daardoor lijken we ons juist meer terug te trekken in onze groep. Je kunt iemands leven met een microscoop bekijken of met een telescoop. Hoe groter de afstand, hoe makkelijker het oordeel. Sociale media laten ons door een telescoop kijken. Onderzoek toont aan dat we gebonden zijn aan tribale loyaliteiten: wie behoort tot mijn groep? Digitale media versterken deze neiging. Het is bijna ironisch dat Facebook als leus heeft: bringing the world closer together. De makers van Facebook hebben hun algoritmes zo afgesteld dat er vooral betrokkenheid ontstaat met bekenden. Alles waarin je geïnteresseerd bent, krijg je weer terug in je nieuwsitems. In plaats van connectie, creëert Facebook een filter bubble. En zo wordt je wereld steeds kleiner. De mensen buiten jouw bubble bekijk je telescopisch, waardoor ze stereotypen worden.’

Hoe stoppen we het oordelen?
‘Dat kunnen we niet. We zijn immers ultrasociaal. We doen alsóf wij op onszelf staande individuen zijn. We hebben het vermogen ons te organiseren in teams en zo groepen van minder sterke individuen de kans te geven te concurreren met alfamannetjes. In groepsverband kunnen twee het opnemen tegen een, drie tegen twee, et cetera.
Als je een ultrasociaal wezen bent, ben je dus geëvolueerd met een sterk verlangen om samen te werken, maar ook om competitief te zijn. De Amerikaanse sociaal psycholoog Jonathan Haidt formuleert het treffend: “De wereld waarin wij leven, is niet opgebouwd uit stenen, bomen en fysieke voorwerpen; onze wereld bestaat uit beledigingen, kansen, statussymbolen, verraad, heiligen en zondaars.” Iedereen klaagt over roddelen als hij niet zelf aan het roddelen is. Onze vooruitzichten op een succesvol leven hangen sterk af van hoe goed we over anderen kunnen oordelen en hoe gunstig wij op onze beurt worden beoordeeld.

Juist daarom hebben we allemaal zo af en toe de drang om te ontsnappen aan de sociale druk. Dat is een diep verlangen om vrij te zijn, vrij van de blik van anderen, vrij om onszelf te kunnen uitvinden, vormgeven en overwinnen.

Eigenlijk zit het nog ingewikkelder in elkaar. Juist om een goede reputatie op te bouwen moet je de suggestie van vrijheid ophouden. Het applaus dat je krijgt zonder dat anderen in de gaten hebben dat je ernaar verlangt, is het beste applaus. Mensen die vrij overkomen, hebben vaak de beste reputatie. Vrijheid en oordeel zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden. De spanning tussen die twee overschaduwt ons leven vanaf het moment dat we ervaren dat we onderdeel zijn van een cultuur die groter is dan wijzelf, een cultuur waarvan we de omgangsvormen moeten leren, en die we tot op zekere hoogte ook weer moeten afwijzen om als authentiek en vrij te worden aanvaard.’


Door ons te verzetten tegen de bestaande culturele vooroordelen kunnen we toch iets veranderen? Kijk naar de positie van de vrouw.

‘Natuurlijk. Maar die verandering gaat zeer traag. Reputatie heeft twee doelen: de eerste is gezien worden als warm, goed bedoelend; de tweede is gezien worden als bekwaam, vaardig en machtig. Het is moeilijk tegelijk als warm en als vaardig te worden gezien. Vaak verhandel je het een tegen het ander. Je geeft competitie op om aardiger over te komen. Of andersom, je zegt: “Ik geef niet om gevoelens, ik doe gewoon mijn werk.” Dan geef je dus warmte op om koud te zijn. Koud en warm tegelijk zijn, is erg moeilijk voor wie dan ook, maar voor vrouwen is het bijna onmogelijk. Want warm zijn hoort traditiegetrouw bij vrouwelijkheid. Dus een vrouw die zegt: “Ik kan die baan wel aan”, geeft daar niet alleen haar warme reputatie mee op, maar zegt eigenlijk: “Ik ben geen vrouw.” Dit was Hillary Clintons fundamentele probleem toen ze het tegen Trump opnam. Mensen zeiden: “Ze is alleen met macht bezig.” Ja, wat wil je dan, ze probeert de machtigste mens van de planeet te worden. Ze werd elke keer neergezet als koud. Donald Trump is ook op macht uit en is ook koud, maar bij hem is dat juist goed. Het probleem is dus dat je door die selffulfilling prophecy moet zien te breken. Vul bij Google-afbeeldingen maar eens “leader” in; dan zie je vooral plaatjes van mannen. De stereotypen zitten ongelooflijk diep. Als je buiten die grenzen treedt, is dat bedreigend voor de constructie van de samenleving; onze cultuur is namelijk een stelsel van vooroordelen.’

Wat moeten we dán doen?
​​‘In mijn boek geef ik liever geen recept voor hoe je moet leven. Als dat zou werken, was er eigenlijk maar één boek nodig. In werkelijkheid ben je nooit klaar. Wat je moet doen, is afhankelijk van de tijd en cultuur waarin je leeft. Om toch wat adviezen te geven: ik zeg niet: stel je oordeel uit. Want dat lukt toch niet; het is des te gevaarlijker als je leeft in de illusie dat je niet oordeelt. Oordeel dus gerust, maar doe ook nog iets anders: erken dat elk oordeel voorlopig is en steeds moet worden herzien in het licht van de feiten. Onderken dat er geen neutraal gezichtspunt is, dat je altijd een agenda hebt. Je eigen oordeel is meestal niet eerlijk, je bent partijdig en vaak gericht op eigenbelang. Wees dus zo wijs om je eigen oordelen bij te willen stellen. Bovendien heb je een beter begrip van andere mensen als je je realiseert dat je nooit hun hele verhaal kent. We begrijpen onszelf niet eens. Omdat mijn oordeel over jou nooit volledig kan zijn, zal ik moeten inzien dat mijn begrip van jou niet meer is dan een benadering. Laat je eigen kwetsbaarheid zien. Gebruik eens wat meer zinnen als “Ik weet het niet” of “Ik denk dat …”. Dat is lastig. Zeker als je een leidende functie hebt. De journalist vraagt: “Beantwoord de vraag: ja of nee?” Ja én nee helpt dan niet.’