Home WK voetbal: ‘De sfeer van verdwazing, vervoering, verbroedering’

WK voetbal: ‘De sfeer van verdwazing, vervoering, verbroedering’

Door Johan van de Werken op 29 juni 2006

06-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

Waarom is vrijwel iedereen deze weken in de ban van het voetbal? Een filosoof en een jurist over de betovering van de bal.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Je hebt voetballiefhebbers en voetbalhaters. De overige mensen zou je ‘neutraal’ kunnen noemen. Maar zodra er een EK of een WK wordt gehouden, is deze indeling vaak niet zo scherp meer te maken. Een liefhebber blijft natuurlijk een liefhebber, maar een ander – die doorgaans weinig om voetbal geeft – verandert in een vurige supporter van zijn land. En zelfs de notoire voetbalhater kijkt vanuit een ooghoek naar de televisie als vrienden of familie naar Oranje kijken. Hoe komt het toch dat we ons zo massaal laten meeslepen door een balspel?

Jan Vorstenbosch – als filosoof en ethicus verbonden aan de Universiteit Utrecht en fanatiek amateurvoetballer – schrijft momenteel een boek over zijn passie voor voetbal. Volgens Vorstenbosch is de invalshoek van het boek “zuiver filosofisch”: ‘Ik wil het voetbal naar de kern terugschrijven en ontdoen van alle franje. Dit lijkt geen overbodige luxe te zijn. Immers, er gaat geen WK voorbij of we ondervinden aan den lijve hoe groot de greep van de commercie op dergelijke sportevenementen is. Om nog maar te zwijgen over de duizenden, zo niet miljoenen bondscoaches die het Nederlands elftal vanaf de bank of vanuit de kroeg becommentariëren.’ De echte voetballiefhebber ergert zich bont en blauw aan alle commercie rond “zijn” sport, meent Vorstenbosch: ‘Alles wat niet binnen de twee keer 45 minuten gebeurt vindt hij eigenlijk onzin.’

Begin dit jaar verscheen Een kleine filosofie van de bal, van de hand van Tom Eijsbouts, hoogleraar europees recht aan de Universiteit van Amsterdam. Het boek beperkt zich – zoals de titel al aangeeft – tot het belangrijkste object van het voetbalspel. Volgens Eijsbouts wordt de aantrekkingskracht van een bal op mensen niet beheerst door de wetten van logica en regelmaat, maar door Dionysos. De jonge Friedrich Nietzsche positioneerde de Griekse god van de wijn en de roes juist nadrukkelijk tegenover de logica en de regelmaat: ‘De god van de zinnen, de dans, de roes, het toeval, de kans. De sfeer van verdwazing, vervoering en verbroedering.’ Op het veld is de bal desalniettemin ondergeschikt aan de wetmatigheden van de natuurkunde. Dit maakt een zekere mate van beheersing over de bal mogelijk. Of zoals Eijsbouts het zegt: ‘Elke bal wíl gecontroleerd worden’.

Goed, genoeg over de bal. Terug naar de vraag welke elementen van het voetbalspel ervoor zorgen dat wij bij een spannende wedstrijd massaal aan de buis gekluisterd zitten. Volgens Vorstenbosch heeft de magie van het voetbal te maken met een soort ‘presentie’: ‘Alles in het voetbal krijgt pas betekenis tijdens de wedstrijd, die zich binnen een bepaalde ruimte en een bepaalde tijd afspeelt. Er wordt iets gedaan wat in principe eenmalig is. De Duitse literatuurwetenschapper en filosoof Hans-Ulrich Gumbrecht noemt dit een “epifanie”, een verschijning van een structuur van iets wat plotseling gebeurt en waar je op zit te wachten zonder dat je het kan afdwingen.’ Eijsbouts beaamt dit: ‘Het verschijnsel “moment” is zeker een aandachtverhevigend element bij voetbal. De bal produceert voortdurend momenten. In tegenstelling tot het gewone leven, kun je bij een voetbalwedstrijd de momenten rustig bestuderen in geïsoleerde situaties.’

Vorstenbosch: ‘De samenleving in zijn geheel probeert zoveel mogelijk beheersing te krijgen over situaties in het verkeer, in de politiek en de techniek. We proberen zoveel mogelijk niet-onomkeerbare dingen te creëren. We kunnen altijd terug en bekijken het nog eens van alle kanten. De spanning van het voetbal ligt in de presentie van twee keer 45 minuten waarin iets kan gebeuren waarvan je wel een idee hebt, maar waarvan je niet precies kun voorspellen wat het zal zijn. De voetbalfan is eigenlijk een tragisch figuur, omdat het lot over hem wordt voltrokken zonder dat hij er enige invloed op heeft.’

Verder speelt mee dat elk mens ‘een soort van bestimmtheit’ in zich heeft als het om voetbal gaat, zo meent Vorstenbosch. Iedereen heeft immers ervaringen met al dan niet collectieve strijd en verwachting en het inzicht om een bepaald patroon te zien. Maar hoe duidt Vorstenbosch dan het feit dat niet iedereen van voetbal houdt? ‘Het klassieke voorbeeld is natuurlijk: Waarom zien vrouwen het niet? Misschien houden vrouwen niet zo van het agonale, het vechten. Waarom kun je niet gewoon gezellig met een bal naar elkaar gooien, zonder dat je moet winnen? Daar zit ongetwijfeld iets evolutionairs in, denk ook aan de onderzoeken die zijn gedaan naar de tribale achtergrond van hooligans. Maar volgens mij is de belangrijkste verklaring dat passies geworteld zijn in de contingentie van je jeugd. Je kunt het zien als een soort “uitverkoren zijn”. Vrouwen zijn – door allerlei omstandigheden – gewoon niet erg uitverkoren voor de passie voor voetbal.’

Nu in de context van het WK. Is de eerder genoemde Dionysische sfeer van ‘verdwazing, vervoering en verbroedering’ niet juist in deze tijd een collectieve hunkering naar saamhorigheid? ‘Er is zeker een nieuwe behoefte aan collectieve rituelen, omdat de oude tradities zijn weggevallen. Maar bij evenementen als het WK blijft het iets “fun-achtigs” hebben, de meeste mensen nemen het niet erg serieus. Het verenigt het volk wel, maar voor een korte tijd en niet op een heel erg diep niveau’, aldus Vorstenbosch. Ook Eijsbouts denkt dat het publiek het niet erg vindt dat een WK niet langer dan enkele weken duurt, zodat de saamhorigheid ook niet zo lang hoeft te duren. Maar voor zolang het duurt gaat de toeschouwer op in het spel. Eijsbouts: ‘Het is een soort roes, daarmee vlucht je weg uit je eigen wereldje en word je onderdeel van een grotere beweging. Machthebbers staat dit idee wel aan. Romeinse keizers hielden hun onderdanen al koest met brood en spelen. Het spel vermaakt en verdooft het publiek, de stoom is dan weer even van de ketel.’

Overigens, niet elke filosoof is zo vertrouwd met het begrip ‘bal’ als Vorstenbosch en Eijsbouts, zo illustreert een voorbeeld van laatstgenoemde: ‘Bij het WK ‘98 in Frankrijk vroeg men een bekende filosoof om iets leuks te zeggen over de bal. “Geen idee”, zei Alain Finkielkraut.’

Johan van de Werken

Een kleine filosofie van de bal. Van Marco tot Plato, door W.T. Eijsbouts, Uitgeverij Prometheus, 160 blz.
De passie van Jan Vorstenbosch: voetballen, door Jan Vorstenbosch, Uitgeverij Lemniscaat (verschijnt najaar 2006)