Als ik nu zwanger word, pleeg ik abortus. Mijn beste vriendin en ik hadden dat verschillende keren tegen elkaar gezegd. Dus toen ze twee weken overtijd voor me stond, haar borsten een stuk groter dan normaal, bood ik aan om mee te gaan naar de abortuskliniek.
Maar nu de situatie die we al zo vaak hadden doorgesproken zich daadwerkelijk aandiende, wist ze het zo zeker nog niet. Ze vroeg me wel bij haar te blijven, voor het geval, zei ze half schertsend, dat ze zou worden overgenomen door een of ander moederinstinct dat haar hele leven wilde omgooien. ‘Als mijn lichaam iets anders wil dan ik wil, kun jij me eraan herinneren wat ik eigenlijk wil.’
Plato (427-347 v.Chr.) beschrijft in zijn dialoog Phaedrus hoe de menselijke ziel het strijdtoneel vormt van verschillende ‘willen’: een lichamelijke, passieve wil en een redelijke, actieve wil. De redelijke wil, stelt Plato, is als een paardenmenner die onze instinctieve, lichamelijke wil in toom moet houden. Wie zich laat leiden door de rede, is werkelijk vrij.
Het baarzame lichaam, het lichaam dat moeder kan worden, lijkt meer dan andere lichamen onderhevig aan de passieve wil, schreef Simone de Beauvoir in De tweede sekse (1949). Het is alsof er in het baarzame lijf een ‘ander’ schuilgaat, een hormonale, instinctieve ander. Die laat zich al zien tijdens de menstruatiecyclus. Ik vertel denk ik niets nieuws als ik zeg dat als je ovuleert of ongesteld wordt, je overvallen kunt worden door gevoelens, die niets met de buitenwereld van doen lijken te hebben – angst, woede, verdriet, lust. Ben ik dit, of zijn het mijn hormonen?
Even tussendoor… Wil je meer shortreads lezen? Schrijf je dan in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Vrouwen krijgen vaak te horen dat die hormonale ‘ander’ kapitein van het schip wordt zodra ze zwanger raken. ‘Wacht maar,’ had mijn moeder geglimlacht toen ik haar laatst met enige schroom vertelde dat ik me nooit zo aan het moederschap wilde wijden als zij had gedaan. ‘Wacht maar tot je zwanger wordt.’ Dit soort opmerkingen doen me vrezen voor een opofferingsgezindheid die ik, om met Plato te spreken, actief niet wil.
Toch is het volgens De Beauvoir maar de vraag of zo’n moederinstinct wel bestaat. Is het niet eerder iets dat wij aan het baarzame lichaam opleggen? Willen we, met andere woorden, dat ons lichaam kinderen wil? De mythe van het moederinstinct geeft vrouwen onterecht het idee dat ze hun lichaam moeten afwijzen om een vrij mens te zijn, concludeert De Beauvoir.
Misschien laat zwangerschap zien dat de menselijke wil niet, zoals Plato dacht, is op te delen in een actief en een passief deel. En is de mens eerder een platform waarop verlangens, driften, redelijkheid en maatschappelijke normen met elkaar verknoopt raken.
Als ik bij mezelf te rade ga voel ik naast de angst voor een overheersend moederinstinct, ook zeker een verlangen om zwanger te worden, om verstrengeld te raken met iets wat in je zit maar toch een ander organisme is. Ik hou van het gevoel dat er verrassingen in mijn lichaam besloten liggen, mogelijkheden die ik met geen mogelijkheid volledig kan controleren. Als dat geen vrijheid is.
In de online rubriek ‘shortreads’ zoekt Filosofie Magazine elke week in een kort essay naar het antwoord op een alledaagse filosofische vraag.