Home Weekendlijstje: De kracht van taal

Weekendlijstje: De kracht van taal

Door Emma Krone op 22 mei 2020

Weekendlijstje: De kracht van taal

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Onze tong kwetst en heelt, manipuleert en ontgoochelt. Is taal meer dan een uiting van een idee? Werkt taal verbroederend of polariserend? En welke krachten schuilen er achter onze woorden? Een weekendlijstje met vijf filosofen over de kracht van taal.

Gorgias: Taal en overtuiging

‘Het effect van spraak op de ziel is vergelijkbaar met de invloed van medicijnen op het lichaam,’ schreef de pre-Socratische filosoof Gorgias van Leontini (ca. 480 – 375 v.C.), die ook wel als de vader van de retorica wordt beschouwd. Hij gaf toentertijd les in de kunst van het overtuigen en is  vooral bekend om zijn dubbelzinnigheid, onduidelijkheid en tegenstrijdigheid. Hij presenteerde namelijk zijn belangrijkste ideeën als metaforen, anekdotes en parodieën. Aristoteles bekritiseerde hem hier zelfs op in zijn Verhandeling over retorica, omdat Gorgias’ ironische teksten de lezer zouden doen twijfelen over de serieusheid van zijn argumenten.

Vol theater en drama wist Gorgias de meest onpopulaire meningen en absurde standpunten te verdedigen. Net zoals medische middelen zowel het leven als de dood in een lichaam kunnen sturen, was de wijsgeer gegrepen door het vermogen van woorden om zowel pijn, vreugde, angst en stoutmoedigheid teweeg te brengen in de ziel. Ook was hij een groot voorstander van ritme en rijm vanwege het hypnotiserende effect. Voor hem had de stijl van een tekst prioriteit op de inhoud, en de methode over de waarheid ervan. Taal omvat een totaliserende kracht. En voor de doorgewinterde retoricus, is die kracht het instrument voor overtuiging.

Gadamer: Taal en solidariteit

De grondlegger van de hedendaagse hermeneutiek, de Duitse filosoof Hans-Georg Gadamer (1900-2002), stelt dat ‘niets bestaat, behalve via taal’. Iedereen heeft zijn eigen kader waardoor hij de wereld bekijkt. Gevormd door geschiedenis en tradities en gevuld met vooroordelen functioneren deze kaders als de basis voor begrip. En hier speelt taal een belangrijke rol.

Volgens Gadamer is een gesprek niet een middel voor overtuiging, maar een mogelijkheid tot het verbreden van de wereld en het opdoen van kennis. Alleen vergt dit wel openheid en kwetsbaarheid. Hij zag dit als een wisselwerking van ‘horizonten’. Het begrijpen van de wereld is als een dialoog waar het onbekende, een nieuwe horizon, wordt bevraagd. Wie de grip op zijn eigen denkkader niet loslaat, leert ook niet nieuws. Voor Gadamer is het dan ook essentieel dat we via taal in contact komen met de ander. Zo smelten verschillende horizonten tezamen en vormt er een nieuwe werkelijkheid met méér begrip. Samen met de ander kunnen we de grenzen van ons eigen denken voorbij en groeit ons wereldbeeld via taal. In solidariteit voeren we de dialogen die er toe doen.

Irigaray: Taal en liefde

Is er een essentieel verschil tussen man en vrouw? Volgens feministische filosoof Luce Iragaray (1930) niet. In de maatschappij wordt dit verschil wel degelijk gemaakt, en onze taal ook. Wie in een kiosk tussen tijdschriften bladert heeft de keuze tussen ‘wetenschap’, ‘design’ of ‘culinair’, maar wordt ook geconfronteerd met de categorie ‘vrouw’. Terwijl ‘vrouwenvoetbal’ een bekende term is, zal niemand spreken van ‘mannenvoetbal’. En ook worden prominenten vrouwen nog steeds omschreven als de ‘partner van’.

Vanuit psychoanalytisch gedachtengoed en taalwetenschap zoekt Irigaray naar het effect van deze mannelijke dominantie op de liefde. Het valt haar op dat we in de liefde spreken van object-subject relaties. We houden van de ander, als een object van onze begeerte in plaats van een richting naar een individu. In relaties zeggen we dat een vrouw ‘de broek aanheeft’ als zij van de norm afwijkt en thuis de baas is. In de liefde heerst de verwachting dat de man prioriteit heeft over de vrouw. Maar volgens Irigaray is dat niet wat echte liefde is. Liefde behoeft een zekere mate van respect en kent geen voorbehoud. Zo bepaalt taal de grenzen en mogelijkheden van ons liefhebben.

Nussbaum: Taal en empathie

Door de geschiedenis van de filosofie heen heeft de ratio veelal boven emoties gestaan. Toch valt er heel wat van onze gevoelswereld te leren, stelt de Amerikaanse filosoof Martha Nussbaum (1947). Emoties openbaren namelijk onze meest diepgewortelde ideeën over hoe de wereld in elkaar steekt. Wie woedend is voelt dat de kosmos onrechtvaardig is verstoord, wie rouwt voelt het onherroepelijk verlies van iets zeer waardevols. Emoties spiegelen ons zo onze diepste geloofsovertuigingen voor. Wie het goede leven wilt leiden, ziet Nussbaum, moet van zijn emoties kunnen leren.

Maar onze sterfelijkheid staat hier in de weg. Doordat ons leven eindig is en we niet alle mogelijke emoties zullen ervaren, kunnen we ook niet een volledig beeld bouwen van wat het goede leven inhoudt. Literatuur is volgens Nussbaum dan ook ons redmiddel. In een goede roman worden we geconfronteerd met complexe personages en ingrijpende gebeurtenissen, maar kunnen we deze wel op een veilige afstand ervaren. Bladzijde voor bladzijde leren we stapsgewijs over moraliteit. De literaire taal doet onze empathie groeien en geeft ons op deze manier een wijze les in het goede leven.

Butler: Taal en actie

‘Geen woorden maar daden,’ ‘makkelijker gezegd dan gedaan,’ ‘de daad bij het woord voegen’: in onze taal gaan we uit van een essentieel verschil tussen dingen doen en dingen zeggen. Maar is dat wel juist? De Amerikaanse filosoof Judith Butler (1956) denkt van niet. Volgens haar grijpt de taal om zich heen en verandert ze zo de werkelijkheid. Toch heerst er een onbetwist gevoel dat men juist nu moet zeggen wat hij denkt. In Excitable speech onderzoekt Butler wat het betekent om door woorden geraakt te worden.

Taal is niet slechts een uiting van een idee, maar een actie met gevolgen in de echte wereld. Beloftes scheppen verwachtingen, complimenten laten ons goed voelen en hate speech ontneemt minderheden hun échte vrijheid. Taal beschrijft niet alleen, maar handelt ook. Zomaar een rem op onze taal plaatsen is niet waar Butler voor pleit. Ze stelt dat ontvangers van systematisch kwetsende opmerkingen een tegentaal kunnen ontwikkelen – een taalprotest. Zo krijgen raciale termen juist een versterkend imago in de zwarte hiphopcultuur en verandert het vocabulaire van slut shaming in trots op seksuele expressie.