Het leven is moeilijk en ellendig, stelt Boeddha. Om hiermee om te kunnen gaan moeten wij eerst deze ellende onder ogen durven zien. Als wij ons realiseren dat wij als mensen allemaal lijden, dan zullen wij ons vriendelijker gedragen tegenover anderen die hetzelfde lot ondergaan. Wat kunnen wij nog meer van Boeddha en andere oosterse filosofen leren?
Siddhartha Gautama/Boeddha (circa 450 – 370 v. Chr.)
Aan de voeten van het Himalayagebergte werd Siddhartha Gautama geboren, die bekender is onder de naam Boeddha. De profetie voor zijn geboorte voorspelde dat hij ofwel de keizer van India zou worden, ofwel een zeer heilig man. Omdat de eerste optie in de oren van de rijke vader van Siddhartha beter klonk, hield hij Siddhartha beschermd binnen de comfortabele paleismuren waar hij werd omringd door weelde.
Pas toen Siddhartha volwassen was, begaf hij zich voor het eerst in de buitenwereld waar hij zag hoe mensen onvermijdelijk lijden. De bevoorrechte prins besloot het paleis voorgoed achter zich te laten om een spiritueel leven te leiden. Door te mediteren bereikte hij de ultieme staat van verlichting. Hij werd Boeddha: de verlichte. Volgens Boeddha en het boeddhisme moeten wij onze verlangens en trots te boven komen. Door ons ervan bewust te worden dat wij allemaal lijden, zullen wij ons meer verbonden voelen met anderen en ons milder naar de ander opstellen.
Lao Zi (circa 604 – 531 v. Chr.)
De legende vertelt ons dat een ontevreden Lao Zi wegvluchtte van zijn arbeid aan het hof dat volgens hem steeds corrupter handelde. Verkleed als een boer en rijdend op een waterbuffel, probeerde Lao Zi de westerse grens van het Chinese Rijk over te steken toen een wachter hem herkende en vroeg om zijn wijsheid op te schrijven. De opgeschreven heilige tekst genaamd de Tao Te Ching, wordt vandaag de dag echter beschouwd als een bundeling van geschriften van meerdere schrijvers.
De Tao Te Ching omschrijft de filosofische stroming van het daoïsme dat ook het taoïsme wordt genoemd. In de tegenstrijdigheden van de wereld schuilt volgens de Tao Te Ching een onderliggende harmonie: de dao, oftewel: de weg in de wereld. Dit verwijst naar het pad naar deugdzaamheid, geluk en harmonie. Om dit ultieme pad te volgen, moeten wij leren ‘vloeien’. Hiermee wordt bedoeld dat wij open moeten staan voor wat ons overvalt. Wij moeten niet te veel denken, maar in kalmte de wereld ervaren en over ons heen laten komen: de belangrijke zaken zullen gebeuren als de tijd daar rijp voor is.
Confucius (circa 551 – 479 v. Chr.)
Confucius was een Chinese denker, leermeester, en politiek figuur. Zijn invloed op het Chinese denken is vergeleken met de invloed van Socrates op het westerse denken. Zijn gedachtegoed is samengesteld in een werk dat ofwel de Lunyu ofwel de Analects wordt genoemd. Het boek bevat naast uitspraken van Confucius, ook anekdotes over zijn leven en gesprekken die hij met zijn leerlingen zou hebben gevoerd.
Confucius heeft nagedacht over wat het betekent om een deugdzaam mens te zijn, waarbij menselijkheid centraal staat. Zijn beroemde gulden regel luidt: ‘wat u voor uzelf niet wenst, wens dat een ander niet.’ Wij moeten compassie tonen voor anderen en met iedere beslissing die wij maken rekening houden met alle betrokkenen. Ouders verdienen verreweg de meeste toewijding. Confucius vindt dat wij ons leven lang nauw bij onze vader en moeder betrokken moeten blijven en dat wij bijvoorbeeld geen verre reizen van hen vandaan mogen maken.
Dit artikel is exclusief voor abonnees