Hij belt luid en legt zijn voeten op de bank in de trein. De mondige burger laat zich in de openbare ruimte gaan, totdat een ander hem terechtwijst. We willen onze moraal graag uitbesteden, stelt sociaal filosoof Gijs van Oenen.
Een man zit in de trein en legt zijn voeten op de bank tegenover hem. Vervolgens pakt hij uit zijn binnenzak een mobiele telefoon. Met een vriendin aan de andere kant van de lijn bespreekt hij zijn privéleven zonder zich aan de passagiers om hem heen te storen.
Dat is nou het toonbeeld van ‘interpassief’ gedrag, zou praktisch filosoof Gijs van Oenen (1959) zeggen. De kans bestaat dat hij het hierboven beschreven tafereel ook daadwerkelijk heeft gezien en in een van zijn notitieboekjes heeft opgeschreven. In zijn nieuwe boek Nu even niet! beschrijft Van Oenen namelijk hoe de burger zich in moreel opzicht ontwikkeld heeft sinds de jaren zestig. Ter voorbereiding bekeek hij beleidsmatige onderzoeken van het Sociaal en Cultureel Planbureau en enquêtebureau Motivaction. Ook las hij studies van de sociologen Richard Sennett, Gabriël van den Brink, Evelien Tonkens en Bas van Stokkom. Maar vooral keek de als hoofddocent aan de Erasmus Universiteit verbonden filosoof om zich heen. Hij observeerde hoe mensen zich in de trein en op straat gedragen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees