Home Mens en techniek We zijn allemaal cyborg
Mens en techniek

We zijn allemaal cyborg

De cyborgmythe van Donna Haraway helpt ons om te gaan met ecologische crises, schrijft Lydia Baan Hofman.

Door Lydia Baan Hofman op 18 oktober 2022

stad Edinburgh mensen hoofdtelefoon beeld Ross Snedon/Unsplash

De cyborgmythe van Donna Haraway helpt ons om te gaan met ecologische crises, schrijft Lydia Baan Hofman.

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Steeds vaker worden we geconfronteerd met overstromingen, uitdroging en uitsterving. De wereld worstelt nog steeds met een pandemie, migratiestromen komen op gang, de kloof tussen degenen met en degenen zonder middelen om met klimaatverandering om te gaan wordt groter. Ecologische crises doorbreken vanzelfsprekendheden: de fysieke nabijheid en sociaal contact, de loop der rivieren en bloei van bomen en de retoriek van ‘ieder zijn eigen land’.

Hoe kunnen we op zo’n nieuwe situatie antwoorden? Bij onoverzichtelijke problemen schieten velen in technologisch optimisme of apocalyptisch doemdenken. We leggen alle hoop bij overheden en multinationals om de technologische groene revolutie te trekken. Maar als we zien hoe ‘het systeem’ niet erin slaagt om effectieve actie te ondernemen, dan nemen we onze toevlucht tot onverschilligheid: het is wachten op rampen die niet af te wenden zijn.

Optimisme en pessimisme zijn volgens wetenschapsfilosoof en feminist Donna Haraway (1944) vormen van ontkenning. In haar recente boek Staying with the Trouble. Making Kin in the Chthulucene (2016) beschrijft ze hoe we onze blik afwenden van problemen die zich hier en nu voordoen en we ons richten op een groengrijze of pikzwarte toekomst. Dat is niet vreemd: we zijn namelijk niet toegerust om te denken wat er op dit moment gebeurt.

Profetische tekst

Ecologische crises vereisen een andere manier van denken over wat het is om mens te zijn op aarde, stelt Haraway. Hoe kunnen we in onze veranderende omgeving betekenisvol handelen? Als een vreemd anachronisme doet de cyborg hier haar intrede. Een cyborg manifest, geschreven door Haraway in 1985, lijkt uit een ander tijdperk. Dit feministische manifest gaat over de impact van invasieve technologieën op vooral het leven van vrouwen. Cyborgs, samensmeltingen van mens en machine, bedreigen en openen mogelijkheden voor feministische strijd.

Toch is de cyborg ook nu van waarde. Het Manifest is duizelingwekkend profetisch, nog vóór de komst van internet geschreven. Het lijkt vaak te gaan over de huidige tijd, bijna veertig jaar aan technologische ontwikkelingen later. Wij zijn vandaag onmiskenbaar cyborgs, onlosmakelijk verbonden met sociale media en smartphone. We leven onlife: de online werkelijkheid is minstens zo reëel als de straat of klas.

Optimisme en pessimisme over onze toekomst zijn vormen van ontkenning, stelt Haraway

Maar de cyborg is niet alleen relevant vanwege nieuwe invasieve technologieën. Voor mij is de cyborg een ecologisch wezen. De cyborg spreekt tot de verbeelding en nodigt uit om anders na te denken over onszelf. De cyborg is een gebroken wezen dat almaar strategische koppelingen aangaat.

Nachtmerrie

De cyborg is eerst en vooral een mythe, een creatuur uit science fiction. Maar het is een mythe die werkelijkheid is geworden. Wij zijn cyborgs. We hebben het alleen nog niet door.

Haraway reikt in Een cyborg manifest nieuwe concepten en denkgewoonten aan om de huidige tijd te begrijpen. Zoals Haraway later telkens benadrukt: ‘it matters what thoughts think thoughts’. Haraway denkt met de cyborg, het is een lens om mee naar de wereld en het zelf te kijken en alternatieven voor te stellen. Het beeld van de cyborg zoals Haraway dat schetst, zet op een bepaalde manier aan het denken – een manier die mogelijk maakt politiek te handelen voor een iets betere wereld.

Dit politiek handelen voor regeneratie is volgens Haraway noodzakelijk. Technologische ontwikkelingen hebben een samenleving mogelijk gemaakt die Haraway en andere feministen als een nachtmerrie voorkomt. Haraway beschrijft deze nachtmerrie als een ‘informatica van overheersing’. Het is onze globale netwerksamenleving waarin we allen met elkaar verknoopt zijn geraakt. Een samenleving gekarakteriseerd door grensvervagingen en nieuwe allianties: tussen mens en dier, organisme en machine, materialiteit en immaterialiteit.

Die grensvervagingen en nieuwe allianties zijn zeker na corona al te duidelijk. Mens en dier (een vleermuis), mens en machines (mondiale verkeers- en transportstromen) en mens en immateriële ICT (Zoomcontact) zijn onlosmakelijk met elkaar verweven. Allerlei productie en communicatie, en blijkbaar ook een virus, gaan snel en soepel van de ene naar de andere plek.

In de nachtmerrie van de globale netwerksamenleving zijn de domeinen van werk, thuis, school of markt minder dan ooit te scheiden. We leven, nu meer dan ten tijde van Haraways manifest, in een tijd waarin rollen flexibel uit elkaar worden gehaald en weer in elkaar gezet: we trekken ze aan als een Thuisbezorgd-jas en loggen erop in door de app van het kinderdagverblijf te openen.

Even tussendoor… Meer lezen over Donna Haraway en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Vrouwen dragen een onevenredig grote last van die ongescheiden domeinen van werk, thuis, school of markt. Haraway heeft het over ‘vrouwen in het geïntegreerd circuit’. Juist aan vrouwenlichamen worden constant allerlei identiteiten, taken en andere personen gekoppeld: als professional, aantrekkelijke partner, moeder, vrijwilliger op school, boekhouder van het huishouden. Zo worden vrouwen voortdurend gedemonteerd en gehermonteerd, stelt Haraway.

Dit is niet voor iedereen een nachtmerrie. Vrouwen in het geïntegreerd circuit hebben in bepaalde delen van de wereld eindelijk de mogelijkheid om carrière te maken, sommige vrouwen kunnen kostwinner worden. Er is inmiddels ook ruimte ontstaan om nieuwe collectieve identiteiten die mannelijk noch vrouwelijk zijn vorm te geven, juist door online platforms. Haraway benadrukt dat de kwaadaardigste overheersing van vrouwen, net als van arbeiders, mensen van kleur of voormalig gekoloniseerden, zeker verminderd is vergeleken met een groot deel van de geschiedenis.

Maar het is geen eenduidige verbetering. Het geïntegreerde circuit geleidt tegelijkertijd overheersing alsof het niets is op een onopgemerkte, subtiele wijze. Het intensiveert kwetsbaarheid. En niet alleen voor vrouwen. De globale netwerksamenleving vereist namelijk flexibiliteit, en flexibiliteit betekent onzekerheid. Fabrieken en bedrijven worden razendsnel geopend, verplaatst en gesloten. Werknemers moeten mee of worden aan de kant gezet. Elk lichaam, ongeacht gender, wordt arbeidsreserve dat naargelang de eisen van de informatica van overheersing aan de ene taak of aan een andere gekoppeld wordt.

Tegelijkertijd zorgen technologische ontwikkelingen ervoor dat juist historisch kwetsbare mensen intensiever overheerst worden – vooral vrouwen en mensen van kleur dus. Denk in deze tijd aan algoritmen die ingezet worden om mensen aan te nemen en dat doen op basis van de cv’s van historisch succesvolle werknemers: de cv’s van witte mannen. Of aan de algoritmen die de Belastingdienst gebruikt om risico’s in te schatten voor fraude met kindertoeslag.

Met andere woorden: in de informatica van overheersing zijn nieuwe, complexe netwerken ontstaan. De vroegere orde bestond uit dualismen, tegenstellingen waarbij één partij altijd machtiger is dan de andere (man vs. vrouw, wit vs. zwart etc.). Deze machtsverhoudingen zijn in het denken geworteld en leiden tot structurele overheersing: een witte, rijke, hetero, westerse, gezonde cisman heeft nog altijd een flinke voorsprong in het leven ten opzichte van iedereen die anders is.

Maar de informatica van overheersing heeft deze ‘natuurlijke orde’ van vroeger gedenaturaliseerd. Overzichtelijke rollenpatronen tussen mannen en vrouwen en racistische hiërarchieën tussen etniciteiten zijn niet langer natuurlijk of eeuwig. Ze zijn oneindig gecompliceerd geworden in de informatica van overheersing.

Opnieuw coderen

De nachtmerrie van de informatica van overheersing is niet noodzakelijk. Haraway laat het in het Manifest niet bij een deprimerende analyse. Er zijn ook lichtpuntjes, die uitvergroot en versterkt moeten worden. De cyborg is een krachtige figuur om mee te denken omdat ze twee cyborgwerelden denkbaar maakt.

Haraway schrijft: ‘Vanuit het ene gezichtspunt bezien staat een cyborgwereld voor een definitief opgelegd raster van controle over de hele planeet. Vanuit een ander gezichtspunt baseert een cyborgwereld zich op sociale en lichamelijke werkelijkheden waarin mensen hun wederzijdse verwantschap met dieren en machines niet vrezen, niet bang zijn voor permanent partijdige identiteiten en tegenstrijdige standpunten.’

In het Manifest ‘recodeert’ Haraway die eerste nachtmerrie tot een constructieve cyborgwereld. In Haraways voorstel worden de flexibele koppelingen van cyborgs juist als kracht ingezet. Ze roept op om ‘wederzijdse verwantschap met dieren en machines, permanent partijdige identiteiten en tegenstrijdige standpunten’ te omarmen.

Cyborgs spreken tot de verbeelding en nodigen uit anders over onszelf na te denken

De belofte van een gerecodeerde cyborgwereld moet door wetenschap en technologie verwerkelijkt worden, zo benadrukt Haraway. Wetenschap en technologie maken de infrastructuur van de overheersing mogelijk. Denk aan onderzoek dat winst helpt maximaliseren door outsourcing aan te bevelen, aan algoritmen die op koopgedrag inspelen en ongelijkheden versterken, of aan apps die oproepwerk geleiden. Daarom roept Haraway juist wetenschappers en technologen op om haar idee van de cyborg op te pakken. Zij zijn van cruciaal belang om de ‘vreugden, ervaringen en krachten die serieus in staat kunnen zijn de spelregels [van de cyborgwereld] te veranderen,’ te herkennen en in te zetten.

De recodering van de cyborgmythe kan volgens Haraway een andersoortige wetenschap en technologie inspireren. Wetenschap waarin bijvoorbeeld niet telkens gezocht wordt naar manieren om de mens als uitzonderlijk ten aanzien van andere dieren neer te zetten, of vrouwenlichamen als uitzondering op een mannelijke norm, maar die verwantschappen en afhankelijkheden onderzoekt. Technologie die niet als onversneden kwaad of goed, noch als neutraal gebruiksvoorwerp wordt beschouwd, maar als politiek element waarmee we verantwoordelijk om moeten gaan.

Haraways cyborgmythe omarmt partijdige identiteiten en tegenstrijdige standpunten. Ze ontwricht elke wetenschappelijke, filosofische en politieke theorie die universele waarheden zoekt en alles en iedereen daarmee in een definitief hokje plaatst. De nieuwe cyborgmythe ondergraaft ook elke allesomvattende theorie over de cyborg zelf. De twee cyborgwerelden – overheersing intensiverend of juist verminderend – bestaan tegelijkertijd volgens Haraway, hoe tegenstrijdig dat ook klinkt. Dat is juist wat haar in de cyborg aantrekt: het is een paradoxaal wezen.

Gebroken, maar krachtig

Wat betekent het voor ieder van ons om cyborg te zijn? Denkend over het zelf als cyborg betekent dat we geen gefixeerde identiteit hebben. De cyborg kan immers telkens gede- en gehermonteerd worden in koppeling met andere taken, technologieën en wezens. Cyborgs zijn gebroken, maar tegelijk o zo krachtig.

Cyborgs zoals Haraway ze ziet, laten zich niet zonder meer inlijven in een informatica van overheersing. Ja, de spelregels van de informatica van overheersing moeten anders, en wetenschap en technologie hebben daar een belangrijke bijdrage aan. Maar de gerecodeerde cyborg die Haraway formuleert, heeft zelf ook ruimte om te spelen binnen gegeven spelregels.

Cyborgs zijn strategisch, partijdig en tegenstrijdig. Ze vormen strategische politieke collectieven op basis van affiniteiten in plaats van identiteiten. Cyborgs kunnen altijd en overal verbindingen aangaan, want dat is wat ze doen: inhaken en uithaken, demonteren en hermonteren. Ze worden in hun solidariteit niet beperkt door huidskleur, sociaaleconomische situatie of gender, ze zitten niet vast in een hokje en doen niet aan identiteitspolitiek.

Dit wil niet zeggen dat cyborgs alles kunnen doen en worden wat ze maar bedenken. Ze zijn nooit alleen een online avatar. Cyborgs erkennen hun gesitueerdheid in een bepaald lichaam en in bestaande machtsverhoudingen. We zijn door sociale media niet meer vastgepind aan een fysieke plaats en door operaties kunnen we van gender veranderen. Maar dat neemt niet weg dat we in ons lichaam en op een plaats in de wereld gesitueerd zijn.

De cyborg erkent daarom dat er nog altijd sprake is van structurele overheersing: als vrouw heb je als vanzelf meer met overheersing te maken dan als man, als vrouw van kleur meer dan als witte vrouw etc. Maar cyborgs zijn weliswaar gesitueerd in structurele machtsverhoudingen, ze zijn niet in die structuur gefixeerd.

In de cyborgwereld is niemand onschuldig en iedereen strategisch

Cyborgs zijn dus alert op historische machtsverhoudingen waarin ze gesitueerd zijn. Maar te midden van onrechtvaardigheid experimenteren cyborgs met zorg en plezier voor regeneratie, voor een beter leven mét wonden. Ze hebben er geen probleem mee om tijdelijke allianties aan te gaan met hun politieke tegenpool om de rechtsstaat te bewaken. Ze laten iedereen die wil mee-demonstreren. Ze onderzoeken elke mogelijke bondgenoot, menselijk en niet-menselijk, om het biodiversiteitsverlies te bestrijden en net zo goed hun eigen hachje – want ook cyborgs zijn bio – te verdedigen.

Dit is geen opportunisme of hypocrisie, geen relativisme of cynisme, maar de erkenning van reële verbondenheden en verschillen. Wie zegt dat een politiek collectief uit gelijkgestemden moet bestaan? Of dat we niet mogen handelen naar een standpunt dat we niet altijd en volledig kunnen onderschrijven?

De cyborg ziet ‘mogelijkheid om te overleven in de wereld; niet op basis van haar onschuld, maar op basis van haar vermogen om op de grens te leven, om te schrijven zonder de mythe van de oorspronkelijke heelheid als grondslag te nemen’. Cyborgs zijn gewond en nooit onschuldig, want ze komen ter wéreld en niet uit een Hof van Eden.

De cyborg is een in elkaar geknutseld wezen, samengesteld uit en in antwoord op elementen die hier en nu voorhanden zijn – soms uit strategische overwegingen, soms omdat het leuk is om te knutselen. Een cyborg manifest, stelt Haraway, ‘is een pleidooi voor het plezier dat het doelbewust verwarren van grenzen oplevert, en voor verantwoordelijkheid bij het construeren ervan.’

Experimenteren

Zulk plezier kunnen we vandaag de dag wel gebruiken. Ecologische crises, zoals droogte en overstromingen, en hun gevolgen, zoals oorlog en migratiestromen, raken mensen en niet-mensen in al kwetsbare posities het hardst. Zelfs in Nederland, met onze dijken en rijkdom, komen we in nieuw vaarwater terecht. Corona en de overstromingen in Limburg in de zomer van 2021 introduceren onzekere situaties, om over de indirecte gevolgen als immigratie en nationalisme nog maar te zwijgen.

De cyborg staat midden in die wereld van ecologische crises, met alle technologieën en machtsverhoudingen van dien, en probeert de tijd niet terug te draaien. De cyborg kan niet ‘terug naar de natuur’, laat staan naar het paradijs. In plaats te verlangen naar een utopische wereld, experimenteert de cyborg met zorg en plezier in onbekende situaties. Ze schrijft nieuwe verhalen en maakt nieuwe beelden die voorbijgaan aan gefixeerde identiteiten, ook die van ‘de mens’ als heerser en meester over de natuur – een beeld dat de ecologische crises al te pijnlijk ondermijnen.

De cyborg vormt strategische politieke collectieven met allerlei mensen én niet-mensen, met dieren, planten, rivieren, een virus… Want de cyborg is ten minste zo onlosmakelijk met hen verbonden als met technologieën, in altijd specifieke combinaties. De cyborg schuwt het niet om technologieën strategisch in te zetten, maar denkt niet dat technologie voor alles, waaronder de ecologische crises, een oplossing is. De cyborg kijkt of haar handelen bijdraagt aan regeneratie, aan iets minder overheersing, zonder dat alle pijn uitgeroeid moet zijn om succesvol te zijn. 

Denkend over onszelf als cyborgs zijn we gebroken wezens. Maar dankzij die gebrokenheid is er ruimte om te antwoorden op menselijke en niet-menselijke wezens aan wie we gekoppeld zijn. Juist als de situatie zo complex is dat elke vanzelfsprekende manier van handelen niet meer adequaat is, zoals bij ecologische crises. Denkend over onszelf als cyborgs zijn die crises niet opgelost. Maar de cyborg leert ons ‘antwoordelijk te spelen’: om te blijven handelen voor ecologisch herstel in antwoord op de situatie en de wezens waarmee we verknoopt zijn. Dat zou zomaar eens ook een plezierig samenspel kunnen zijn.

Dit is een ingekorte en bewerkte versie van het nawoord van Lydia Baan Hofman bij Een Cyborg Manifest, dat in 2021 in Nederlandse vertaling is verschenen bij ISVW uitgevers. Zie hier de integrale versie.

Een Cyborg Manifest