Home Wat is er gebeurd met de roes als inspiratiebron?

Wat is er gebeurd met de roes als inspiratiebron?

Door Paul Boon op 27 april 2009

04-2009 Filosofie magazine Lees het magazine

– Extase is vermaak geworden, een manier om het meeste uit je weekend te halen.
– Bij Plato en Nietzsche was de roes een middel om een dieper inzicht te krijgen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Het was een berichtje van amper een minuut, op Business News Radio. Op 23 maart hoorden luisteraars van het commerciële radiostation dat vier medewerkers van de Tweede Kamer cocaïne hadden gebruikt op de werkvloer. Een collega had ze aangegeven en vervolgens waren ze op non-actief gesteld. Een arbeidsjurist verklaarde dat de zaak waarschijnlijk geen staartje kreeg: eerst moest worden aangetoond dat de cocaïne het functioneren had beïnvloed, en zelfs dan was het lastig de betrokken werknemers te ontslaan. De politie zag zelfs ‘geen aanleiding om proces-verbaal op te maken’.
Enkele weken voor het BNR-bericht konden abonnees van het weekblad Revu al lezen over ‘Dries’, een dealer die uitsluitend verkocht aan de ‘prestatiesnuivers’ van de Amsterdamse Zuidas.
De roes is alomtegenwoordig in de moderne maatschappij: als vrijetijdsbesteding of als prestatieverbeteraar. Extase – het gevoel almachtig te zijn, over te koken van inspiratie, overvloed en inzicht – is vooral vermaak: een manier om het meeste uit je weekend te halen, dansend op XTC.
Dat was ooit anders. De Griekse filosoof Plato beschouwde de roes als een middel om over te gaan naar een hoger en verhevener toestand. Wat is er gebeurd met geestverruiming? En hoe kan de roes weer een echte inspiratiebron worden?

Shock
De Joods-Duitse cultuurcriticus en filosoof Walter Benjamin (1892-1940) laat zien wat er met de roes is gebeerd. In Over enkele motieven bij Baudelaire (1939) onderzoekt hij de invloed van verschillende soorten verdovende middelen op het menselijk bewustzijn. Benjamin stelt dat het stadsleven en de industrialisering een radicale verandering teweegbrachten in de mens.
Voor de Industriële Revolutie verloopt het menselijk leven rustig en overzichtelijk. In een rustige, weinig stimulerende omgeving krijgt het bewustzijn de tijd om elke ervaring ten volle te doorgronden. Dat verandert in de moderne stad: de mens wordt overvallen door allerlei indrukken: trams, stoplichten, loslopende dieren, lichtreclames, de verwrongen gezichten van wildvreemden – alles schreeuwt om aandacht.
Het bewustzijn wapent zich tegen het bombardement van traumatische indrukken – of shocks, zoals Benjamin ze noemt. In de hectiek van het moderne leven raakt het bewustzijn getraind in snel, maar oppervlakkig analyseren. Wil een ervaring nog onze aandacht trekken, dan moet die van ontzagwekkende kracht zijn – en dan nog werkt ze maar één, hooguit twee keer. Wie gewend is aan het stadse leven ervaart nauwelijks nog shocks. Een claxonnerende tram en lichtreclames maken helemaal geen indruk meer.
Die ‘ervaringsarmoede’ creëert een gemis bij de moderne mens, dat hij compenseert door te zoeken naar nieuwe ervaringen (Benjamin experimenteerde uitvoerig met hasj). Maar ook uit die nieuwe ervaring kan hij niet in alle rust een betekenis destilleren: in de stad raakt hij constant afgeleid.

Liefdesroes
De Griekse filosoof Plato (427- 347 v.Chr.) zou dat een groot verlies gevonden hebben. In de dialoog Faidros noemt Plato’s vaste spreekbuis Socrates de extase de beste bron waaruit een kunstenaar, filosoof of geleerde kan putten: ‘De belangrijkste dingen komen tot ons door de roes, zolang deze een goddelijk geschenk is.’ Denk bijvoorbeeld aan de poëzie, zegt Socrates: het werk van de gezonde geest ‘zonder de gekte van de Muzen […], wordt overschaduwd door dat van de gek’.
De liefdesroes, meent Socrates, is een nog beter voorbeeld. Socrates’ vriend Faidros gelooft wat hij daarover gelezen heeft bij een beroemde redenaar: dat als mannen een mooie jongeman zien lopen, ze hun verstand verliezen (jongens werden door de Griekse mannelijke aristocratie als toppunt van schoonheid beschouwd). Gekken zijn onbetrouwbaar, dus kan een begeerlijke jongeman beter een minnaar kiezen die niets voor hem voelt. Socrates is het oneens met Faidros. Die extase is een geschenk van de liefdesgod Eros, en kan dus onmogelijk slecht zijn. Bovendien gebeurt er iets essentieels in de liefdesroes.
Als we ontroerd raken door het zien van een mooie jongen, zo legt Socrates uit, worden we in de eerste plaats getroffen door iets concreets: zijn mooie lippen, zijn volle haar of zijn ogen. Daarmee maakt hij een bepaalde indruk. We zeggen dan: ‘Hij is een schoonheid.’ Maar wat bedoelen we eigenlijk als we zo’n oordeel vellen? De jongen is niet dé schoonheid, want ‘schoonheid op zichzelf’ is een puur abstract begrip, een soort essentie van mooie dingen. Maar doordat we geobsedeerd raken met wat deze jongen nu precies zo mooi maakt, leren we wel iets over die schoonheid op zichzelf. Een jeugdig uiterlijk onthult iets van die essentie van mooie dingen. In onze verliefdheid ontdekken we dus een abstract soort kennis van de wereld – schoonheid in het algemeen.
De roes is derhalve een bron waaruit iemand kan putten die op zoek is naar kennis. De denker zal steeds weer het mooie opzoeken en willen nadenken over ware Schoonheid. En doordat hij constant bezig is met de studie en geroerd wordt door het schone, verwerft hij en passant enkele eigenschappen die hem van pas komen in zijn liefdesrelatie. Socrates voorspelt dat de mooie jongeling onder de indruk zal zijn van de tederheid, de oprechtheid en het inzicht van de filosoof. Bovendien vormen die eigenschappen een uitstekende basis voor een gezonde relatie. De twee geliefden ‘spenderen hun aardse leven in gezegendheid en harmonie, zichzelf meester en fatsoenlijk in hun gedrag’.

Bruisende opwinding
Aan de roes ontspruit dus de vita contemplativa – het beschouwende leven. De uitspatting richt volgens Plato onze aandacht op de abstractere aspecten van een mensenleven. Door die aspecten te overdenken bereikt de mens uiteindelijk een soort wijsheid.
Dat is Friedrich Nietzsche (1844-1900) veel te abstract. De roes is ook bij hem, net als bij Plato, een essentiële menselijke ervaring, zonder welke we nauwelijks tot volle ontplooiing kunnen komen. Maar de manier waarop de roes iets over de wereld onthult, is veel minder afstandelijk of beschouwend. De roes laat ons iets van die wereld beleven – direct, fysiek, zintuiglijk. Daartoe is het belangrijk te weten dat de roes de sleutel vormt tot een belangrijk probleem in Nietzsches oeuvre: de dood van God. Nietzsche wordt weleens voorgesteld als een triomfantelijk denker, met zijn ‘God is dood’. Maar zó vrolijk is hij daar nu ook weer niet over. God was immers vele eeuwen lang de zin van alles, en nu verlaat hij het toneel. Een hachelijke zaak, want hoe geven we het leven zin als God is verdwenen?
De belangrijkste mogelijkheid daartoe ziet Nietzsche in kunst. De kunstenaar heeft het scheppende vermogen een nieuwe samenhang en zin in de wereld te leggen. Volgens Nietzsche, zo schrijft hij in Afgodenschemering (1889), doet hij dat in een ‘fysiologische toestand’ van bruisende opwinding, overmand door inspiratie. Je kunt denken aan Vincent van Gogh, die in extase ‘de essentie’ van de natuur in de Provence weet vast te leggen: het felle goud van het koren, het bruisende wit van bloesem.
Zonder extase geen zinvolle kunst. ‘Wat komt ervan terecht als je het anders doet? […] Een hoop kladden, een mozaïek in het beste geval, in ieder geval iets bijeengetelds, onrustigs, kleurenschreeuwerigs.’ De eenheid ontbreekt. En zoals de extatische kunstenaar zijn doek bewerkt, zo wil Nietzsche dat de mens zijn leven leeft. Zo’n levenskunstenaar brengt eveneens een kunstzinnige orde aan in zijn leven. Hij kiest zijn vrienden, zijn boeken, zijn leermeesters en zijn voedsel. Met dit selecte groepje invloeden schept hij samenhang in zijn leven, zoals een geïnspireerde schilder samenhang op het doek creëert met een bepaald kleurenpalet.

Levensverhaal
Volgens Benjamin, Nietzsche en Socrates is het essentieel dat je de tijd en de rust krijgt om de roeservaring tot zijn recht te laten komen. En dat is juist in deze tijd een belangrijk inzicht. Door de drukte van onze omgeving maken onze ervaringen geen blijvende indruk, en daarom moeten we telkens op zoek naar een sterkere shock – waar we al evenmin rustig in kunnen verzinken, zodat we zoeken naar nóg sterkere shocks. Ten slotte vergaat je horen en zien, zonder dat je er iets van leert.
Daarom houdt de filosoof zich volgens Socrates voor een tijd verre van het gewone stadsleven. Ook Nietzsches levenskunstenaar moet heel kieskeurig zijn. In Vrolijke wetenschap (1889) zoekt de levenskunstenaar naar ‘de personen en zelfs de gebeurtenissen die bij zijn uiterst prikkelbare intellectuele aard passen; hij houdt afstand van het overige – dat wil zeggen het merendeel –, omdat het een te sterke en zware kost voor hem zou zijn.’ En ook Benjamin denkt dat je je moet afzonderen om ten volle door te dringen in de roes en er de betekenis voor je eigen leven uit te putten.