Home Vriendschap, de filosofische relatie bij uitstek

Vriendschap, de filosofische relatie bij uitstek

Door Wilhelm Schmid op 26 maart 2013

09-2004 Filosofie magazine Lees het magazine

Geen autoriteit, geen dominee of politieke partij zal ons nog vertellen hoe we moeten leven; de moderne mens moet zichzelf zien te redden. De Berlijnse denker Wilhelm Schmid bespreekt deze condition humaine. Aflevering 13: vriendschap.

Vriendschap garandeert de grootst mogelijke vrijheid voor de betrokkenen en belichaamt tegelijkertijd een bijzondere duurzaamheid. Daarom is zij, de philía, de filosofische vorm van relatie bij uitstek.                  
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Heeft u een goede vriend of vriendin? Dan weet u wat ‘aanraking van de ziel’ betekent. Deze aanraking staat de laatste tijd sterk in de belangstelling, omdat de moderne vrijheid, die als bevrijding wordt opgevat, haar voltooiing nadert, die het volledig vrij-zijn van elkaar, dat wil zeggen: het verbreken van alle banden betekent en een ongewild alleenzijn met zich mee kan brengen. Vrij, maar eenzaam, eenzaamheid op grond van vrijheid. Anders dan het gewilde alleenzijn levert het ongewilde niet de verhoopte inkeer en het terugvinden van jezelf in de eenzaamheid op. En je kunt constateren dat steeds meer mensen van het gewilde naar het ongewilde alleenzijn afglijden. De activiteit van het ‘bevriend raken’, van het vrienden maken en vriendschap onderhouden, krijgt daarmee zo’n grote betekenis dat je er in je eigen levensproces ook navenant aandacht aan zou moeten besteden.

Van alle relatievormen is het bijzondere van de vriendschap dat ze een optimum aan binding met een optimum aan vrijheid weet te combineren, wat een groot verschil is met de liefdesrelatie, die weliswaar een maximale binding met zich meebrengt, maar waarbij de gebondenen veelal een aanzienlijk verlies van vrijheid op de koop toe moeten nemen: want zij zijn gebonden aan het affect van de begeerte, gebonden aan de gewoontes van het intieme alledaagse samenleven, gebonden aan de exclusiviteit van hun relatie, die relaties daarnaast niet zonder meer lijkt toe te laten, terwijl de vriendschap kruis- en dwarsverbindingen veroorlooft en ook in uitgebreide ‘vriendenkringen’ geleefd kan worden. De inbezitneming van de ander schijnt in liefdesrelaties onontkoombaar. In de vriendschap daarentegen is zij per definitie uitgesloten, want anders is er sprake van macht en afhankelijkheid en juist niet meer van vriendschap. Vermoedelijk om die reden, omdat zij de grootst mogelijke vrijheid voor de betrokkenen garandeert en niettemin een bijzondere duurzaamheid belichaamt, vormt zij, de philía, de filosofische vorm van relatie bij uitstek.

Wispelturig

Maar zijn, als je iemand een ‘vriend’ noemt, de voorwaarden daarvoor altijd gegeven? Wat wordt ermee bedoeld als iemand als ‘beste vriend’ wordt aangesproken? Gaat het in al die gevallen echt om een vriend, of is dat maar bij wijze van spreken? Theoretische overwegingen kunnen als instrument dienen om op de praktische ervaringen te reflecteren en aan het eigen handelen zo nodig opnieuw richting te geven. Buitengewoon behulpzaam is daarbij die denker die al lang geleden, meer dan 2500 jaar, over de vriendschap heeft nagedacht, Aristoteles. In zijn boek Ethica Nicomachea, dat uit de vierde eeuw voor Christus stamt, wordt het geluk besproken, waartoe een ‘leven in verbondenheid’ behoort, en dat doelt vooral op de vriendschap; vandaar dat het boek twee lange hoofdstukken over vriendschap bevat, tot op heden het beste wat er over vriendschap is geschreven.

De vluchtigste vriendschap is in zijn ogen die welke vanwege de wederzijdse lustwinst wordt gesloten: de ‘lustvriendschap’. Heeft dit iets met vriendschap van doen? Je noemt het in elk geval zo, hebt het vooral als je jong bent over ‘vriend’ en ‘vriendin’, en dat kan ook bijna niet anders: je zoekt en vindt gemeenschappelijke aangename ervaringen, probeert in die zin ‘vrienden te maken’, lol te hebben met elkaar en dingen te ervaren waar je over en weer lust aan beleeft. Lust is evenwel bij uitstek een wispelturig goed; daar alles van laten afhangen maakt de relatie vatbaar voor teleurstellingen. Als de lust dan een keer uitblijft, is het met de vriendschap snel gedaan en is het ‘ajuus’. Een tweede soort vriendschap is die welke is gebaseerd op het nut dat je er wederzijds van verwacht: de ‘nutsvriendschap’. Misschien zou je hierbij beter niet van vriendschap kunnen spreken. Maar het taalgebruik volhardt daarin, zodat het tot op heden gebruikelijk is om te praten over je ‘zakenvrienden’. Net als de lustvriendschap wordt ook de nutsvriendschap altijd door een snel einde bedreigd, namelijk zodra de relatie niet meer het nut heeft dat er heimelijk van werd verwacht, zodat dan ook wordt gezegd dat het ‘niets meer oplevert’.

De derde soort vriendschap is de vriendschap waar het Aristoteles, en vermoedelijk alle vrienden bovenal om gaat: de ware vriendschap. Het kenmerk van de ware vriendschap is een duurzame, wederzijdse genegenheid tussen de vrienden, een permanent geraakt-worden in de ziel, niet primair om er lust of nut aan te beleven (ook al zijn lust en nut hier geenszins uitgesloten), maar alleen omwille van de persoon zelf van de ander in kwestie. Ware vriendschap heeft haar doel in zich en is een uitdrukking van het vrije welbehagen in de ander. Het oppervlakkige eigenbelang wijkt helemaal voor deze diepgaande relatie, waar het zelf juist om die reden oneindig door verrijkt wordt en de wens koestert zijn hele leven met de ander te delen en met hem samen te leven, in elk geval in psychisch-geestelijke, niet per se in ruimtelijke zin.

Ware hulpverlening

Met de ware vriend kunnen het soort gesprekken worden gevoerd die in het leven zo belangrijk zijn: de diepere gesprekken, waarin het erom gaat het leven te duiden en te interpreteren, gebeurtenissen, ontmoetingen en ervaringen met elkaar uit te wisselen en daar conclusies uit te trekken. In de gesprekken met je vriend kun je kleine en grote levensvragen bespreken en oplossen: welke ervaringen je hoe dient te beoordelen, welke verborgen verbanden bij een bepaalde zaak te ontdekken zijn, welke argumenten je voor en tegen een keuze kunt aanvoeren, aan welke waarden welke betekenis moet worden toegekend, wat echt van belang is in het leven, wat mooi is, wat geluk betekent: op die manier krijgt vriendschap het aanzien van de ware hulpverlening.  

Gezamenlijk begeven de vrienden zich op weg naar een mooi en vervuld leven, en hun innerlijke nabijheid in denken en voelen, deze psychisch-geestelijke aanraking, is al de schoonheid en het geluk van de vervulling. Het gaat echter om een geluk dat niet uit een eindeloze opeenvolging van geluksmomenten bestaat, zoals dat bij het moderne begrip – of beter wanbegrip – van geluk maatgevend is, maar om een geluk dat ook nog het ongelukkig-zijn en het te boven komen van ongeluk omvat. Gezamenlijk ervaren de vrienden een grotere rijkdom in het leven dan ieder voor zich – een rijkdom die zowel aangename als onaangename kanten kan bevatten, want het zou dwaas zijn alleen op aangename wijze vervuld te willen zijn: dat is slechts de weg van de lustvriendschap.

Verrassend is dat het eigenbelang daarbij geenszins hoeft te worden opgeschort, zoals in eerste instantie misschien leek; er zijn veeleer uitstekende redenen om het eigenbelang in het oog te houden. Je hoeft jezelf niet op te geven om een vriend te kunnen zijn, integendeel: de grondslag van de ware vriendschap is een verdere vriendschap, waaraan gewoonlijk niet alleen het laatst maar in het geheel niet gedacht wordt. Het gaat hier om de eigenliefde, de vriendschap met jezelf, in het Grieks als philautía aangeduid. Aristoteles is ervan overtuigd dat zij de belangrijkste voorwaarde vormt voor elke vriendschap met anderen, want wie geen vriendschap heeft gesloten met zichzelf, ofwel: wie zichzelf niet mag, kan ook anderen niet mogen, laat staan hun vriend zijn. Wie het leven zin wil geven, wie geluk wil ervaren in zijn leven, draagt zorgt voor een ware vriend. De beste manier om dat te bereiken is echter om voor jezelf een ware vriend te zijn.

Wilhelm Schmid is filosoof. Hij woont in Berlijn. In Nederland is van hem verschenen Filosofie van de levenskunst. Inleiding in het mooie leven, uitg. Ambo/Anthos, Amsterdam 2001. Homepage: www.lebenskunstphilosophie.de


Vertaald uit het Duits door Mark Wildschut