Home Vastbesloten, maar tot wat?

Vastbesloten, maar tot wat?

Door Erno Eskens en Mark Hemels op 7 juni 2001

03-1998 Filosofie magazine Lees het magazine

In 1927 publiceerde Heidegger zijn meesterwerk: Sein und Zeit. Het zeer ingewikkelde werk laat zich lezen als een autobiografie, zegt Rüdiger Safranski. ‘Vervreemding en angst voor de dood speelden Heidegger ook in zijn eigen leven parten.’

‘In 1927 kwam Heideggers boek Sein und Zeit op de markt. Het was vrijwel meteen duidelijk dat het filosofisch gezien geniaal was’, vertelt de Berlijnse filosoof en Heideggerbiograaf Rüdiger Safranski. ‘Hier was een hoogst origineel denker aan het woord. In een geheel eigen taal, met veel neologismen, kwam hier de vraag naar de zin en de betekenis van het zijn aan bod. Deze vraag naar de “betekenis van het zijn” moet je je niet te academisch voorstellen. Het gaat hier om de zin van het leven en de vraag waarom wij hier op aarde rondlopen – overbekende vragen die iedereen zich wel eens stelt.’ ‘In 1927 was de secularisering al volop in gang. Sommige mensen dreigden volkomen ontnuchterd te raken: er was geen God, er was alleen een betekenisloos leven hier op aarde. Dit probleem had Nietzsche in de negentiende eeuw al voorzien. Die meende dat we God maar moesten vergeten. God was dood en vanaf nu moest het aardse leven zelf als iets heiligs worden beschouwd. Dat idee neemt Heidegger over. Hij beschrijft het Diesseits, ons eindige, aardse leven, als een groot mysterie.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen


‘Je moet bedenken dat Heidegger aanvankelijk priester wilde worden. Hij was begonnen aan een studie katholieke theologie en omdat zijn ouders relatief arm waren, was hij ook financieel afhankelijk van de kerk. Dat maakte het ongetwijfeld extra moeilijk voor hem om die beslissende stap in zijn leven te zetten: hij brak met de kerk en stapte over naar de filosofie. Hij schoof daarmee de kerkelijke dogmatische fixering van het godsbeeld terzijde. Maar hij blijft religieus getinte vragen stellen: wat is het geheim van het leven, het mysterie van het zijn? Hij zocht het mysterie voortaan in het aardse bestaan.’ Met referentie naar zijn katholieke verleden noemt hij het bestaan van de wereld het wonder aller wonderen’.
 

Tweede geboorte

‘Theoloog Heidegger was dus filosoof geworden: hij verliet de kerk, gaf zijn theologiestudie op en nam afstand van een heel leefmilieu. Hij heeft gezegd dat dit voor hem een ’tweede geboorte’ is geweest: hij is eerst als katholiek ter wereld gekomen en dan komt hij nogmaals ter wereld. Hij zegt dan dat hij zichzelf opnieuw heeft ontworpen. Dat begrip “ontwerpen” gaat in Heideggers filosofie een belangrijke rol spelen.’

Met Sein und Zeit wilde Heidegger zijn lezers tot een dergelijke ’tweede geboorte’ aanzetten. ‘Jezelf ontwerpen is bij Heidegger een daad van vrijheid. Door actief iets nieuws te maken uit datgene wat je passief bent geworden, neem je de touwtjes van je leven in eigen hand. Je hebt die mogelijkheid.Je bent in de wereld geworpen, zou de heideggeriaan Sartre later zeggen, maar je kunt vanuit die positie jezelf opnieuw ontwerpen. Dat is vrijheid.’

‘Je moet je niet zomaar uitleveren aan de stramienen die je in je opvoeding hebt meegekregen, zegt Heidegger. Hij wil de mens op mogelijkheden wijzen: je hebt de kans om er iets van te maken, je hebt de kans om je eigen leven ter hand te nemen. je moet vastbesloten zijn om die kans te benutten. Vastbesloten om zelfstandig te worden en vrij te zijn. Je kunt elk moment doodgaan. Als je nog iets van je leven wilt maken, moet je het hier en nu en met volle overtuiging doen.’

‘Toentertijd spotten toehoorders van Heidegger en zeiden: “Ja, vastbeslotenheid, vastbeslotenheid, ik ben ook vastbesloten; ik weet alleen niet tot wat.” Heidegger zei dan: jullie willen van mij weten waartoe jullie moeten besluiten, maar dat kan ik niet zeggen, dat moet je zelf doen.’ Vanaf de dag dat je geboren bent, ben je oud genoeg om te sterven, zegt Heidegger. Dat moet je goed beseffen, want als je de dood niet onder ogen durft te zien en er niet bij stilstaat dat het over een kwartier afgelopen kan zijn, suf je in en laat je de stroom van het leven passief aan je voorbij trekken. Safranski: ‘Heidegger beschrijft nauwgezet hoeveel moeite we hebben met die gedachte dat we doodgaan. We kunnen die gedachte niet verdragen. We hebben de neiging voor onze bestaansangst op de vlucht te slaan. De vlucht in de gewoonte, in maatschappelijke conformisme, in de conventie, in het verdringingsmechanisme dat ons in het alledaagse leven voortdurend wordt aangeboden.’ ‘Heidegger is ervan overtuigd dat we zeer vindingrijk zijn in het bedenken van vluchtwegen. We proberen de gedachte aan de dood op talloze manieren uit ons hoofd te bannen. Het feit dat wij sterfelijk zijn, behoort echter tot het wezen van de mens. Wij vluchten dus voor een wezenlijk deel van ons zelf. Alle vluchtwegen zijn daarom ook vervreemdingsmechanismen: in de vlucht vervreemden we van wat we zijn. We ontlopen onze sterfelijkheid, onszelf, we gaan onze verantwoordelijkheid uit de weg. Een beroemd voorbeeld van zo’n vervreemdingsmechanisme is de vlucht in “het men”; het vluchten in het verschijnsel van de openbaarheid.’ Het’men’ waar Heidegger over schrijft, is vergelijkbaar met een grote bureaucratie. We zijn het allemaal en daardoor is niemand er persoonlijk op aanspreekbaar. In het ‘men’ lost het individu op. ‘We genieten en vermaken ons zoals men zich vermaakt’, schrijft Heidegger in Sein und Zeit. ‘We lezen, kijken en oordelen over literatuur en kunst, zoals men kijkt en oordeelt’ en ‘We vinden dat stuitend wat men stuitend vindt.’ En zelfs in onze pogingen om ons uit de massa terug te trekken, kijken we eerst hoe men dat doet.
Opgaan in de menigte, in het anonieme en onverantwoordelijke ‘men’, was een vorm van vervreemding die Heidegger in zijn eigen leven niet kon verdragen. ‘Hij schrok ervoor terug om naar de grote stad te gaan. De massaliteit kon hij niet verdragen. Hij voelde zich alleen thuis in een kleine kring. Heidegger was een echte provinciaal, een dorpsmens. Als redenaar kon hij een grote groep mensen met zijn woorden in de ban houden, maar op feestjes was hij schuchter en kwam hij niet uit zijn woorden. Met simpel gebabbel kon hij niet uit de voeten.’

Helemaal ontsnappen aan de massaliteit van het bestaan is onmogelijk, beseft Heidegger. Maar je moet je er hoe dan ook niet onnadenkend in laten meeslepen. ‘Tegenover de vervreemding plaatst hij daarom de “eigenlijkheid”. Ook dat begrip is zeer prominent in Heideggers filosofie. De eigenlijkheid is geen ding dat je uit jezelf naar boven kunt halen, eigenlijkheid is een houding. Het betekent dat je telkens met vol engagement, volledig vastbesloten en met heel je hart doet wat je doet. je mag niet vluchten voor je doodsangst.’