Home Van technotoop tot poëtoop

Van technotoop tot poëtoop

Door Babs van den Bergh op 20 december 2012

04-2002 Filosofie magazine Lees het magazine

Technologische ontwikkeling, globalisering en sociaal-culturele vooruitgang nopen tot kunst en vliegwerk in het recht en de wetgeving. Het maakt het er voor de burger allemaal niet inzichtelijker op.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

“Het recht moet de voorwaarden voor het goede leven garanderen”, is het uitgangspunt van Pieter Ippels nieuwe boek. Nu is mijn leven prima – dank u – en ik heb als niet-jurist een naïef vertrouwen in deze rol van de wet en haar handhavers. Toch heb ik het vage gevoel dat het recht mijn goede leven niet alleen garandeert, maar ook op ondoorgrondelijke wijze structureert. Op welke manier bijvoorbeeld word ik beïnvloed door het overheidsbeleid, vervat in regels? Wat laat ik en waartoe zet het mij aan? Ben ik er deel van of heb ik er deel aan? Oftewel, scheid ik mijn afval omdat het moet, of omdat ik het wil? Zal ik nou mijn geld bij vertraging terugclaimen bij de NS of legitimeer ik daarmee het onbehoorlijk bestuur op weg naar vraagsturing van Netelenbos? Ik leef in een jurotoop, maar ben ik zelf recht-vaardig genoeg om gestalte te geven aan een goed leven?

Modern recht en het goede leven werpt licht op ons juridische bestel en hoe dat mij bepaalt. Het beschrijft de ontwikkeling van drie moderne rechtsgebieden: het gezondheidsrecht, het milieurecht en de privacywetgeving. Daarin komen de achterliggende idealen uitgebreid aan bod, bijvoorbeeld patiëntenautonomie en rechtvaardige verdeling van zorg in het gezondheidsrecht. Daardoor brengt het boek verlichting en inzicht, maar tegelijkertijd maakt Ippel mijn probleem nog complexer.

Het wervelende boek ademt namelijk de idee dat wij leven in een technotoop, waarop het recht verwoed vat probeert te krijgen. En Ippel heeft gelijk. Het werk, met een vlammend betoog voor een wet tegen het klonen is nog niet uit, of de hoerige Italiaan Antinori lanceert de annunciatie van de eerste menselijke kloon. De vraag ‘wat is natuur nog in dit land?’ wordt prangend gesteld in de beschouwingen over de ruimtelijke ordening en het milieurecht. Ondertussen is de bespreking van de Vijfde nota gestrand in Srebrenica en zo ook de poging iets wat op natuur lijkt voor ons land te garanderen – een stukje oerbos ter grootte van een krant. En terwijl u dit leest worden uw financiële gegevens en videobeelden van uw zaterdagaankopen in diverse databases opgeslagen en misschien zelfs gekoppeld. De onverzadigbare ICT maakt dat nu eenmaal mogelijk.
Ippel beschrijft met zijn overzicht indringend de huidige vertrouwenscrisis tussen burger en overheid. Technologische ontwikkeling, globalisering en sociaal-culturele vooruitgang nopen nu eenmaal tot kunst en vliegwerk in het recht. Het maakt het er voor de burger allemaal niet inzichtelijker op. Hij maakt duidelijk dat gedegen gedogen onontkoombaar is in de poging milieurampen te voorkomen. Het onderscheid tussen laboratorium en toepassing is misschien niet meer te maken, maar moet op een of andere manier toch gehandhaafd blijven. En we zullen hoe dan ook tegemoet moeten komen aan het geknabbel van de welgestelden aan de solidariteit in de zorg. Geef de regenten uitzicht op een privé-verpleegster op hun oude dag, en ze zijn weer even zoet.

Ippel stelt de poëtoop tegenover de verwarrende complexiteit van het huidige samenleven. Want behalve in een technotoop en jurotoop bevinden wij ons ook in een ‘wildernis vol ervaringen en emoties’. Poëzie is gelegitimeerd om vrijheid, rechtvaardigheid en de andere voorwaarden voor het goede leven te in de politiek te articuleren. De verbeelding, bijvoorbeeld in de vorm van empathie, weet soms beter recht te doen aan de rijke notie van zorg dan een klachtenprocedure. Tegenover de ‘regeldruk’ worden vriendschap, vrijheid en vertrouwen gesteld. En het antwoord op Bloems verzuchting zal gegeven  moeten worden door andere dichters, omdat de wetenschap tekort schiet in het definiëren van het natuurbegrip.

In zijn zoektocht naar Poetic Justice stuit je bij Ippel dan ook op Achterberg, Lucebert en Szymborska. Maar evenzeer op Achterhuis, Montaigne en Nussbaum. Tussen chronologische overzichten van opeenvolgende maatregelen van bestuur liggen deze dichterlijke en filosofische verwijzingen als het groene hart in de Randstad: een verademing, maar het verkeerslawaai begeleidt de levenslustige kreten van de grutto.
Het zoeken naar de voorwaarden en mogelijkheden voor het goede leven zal uiteindelijk moeten plaatsvinden in een gesprek waarin juristen een belangrijke stem hebben. Maar evenzo van belang zijn ethici en artiesten. Ja, het recht structureert. Maar het wordt zelf gestructureerd door technologie. En op onze beurt moeten wij de wereld structureren door idealen, principes, emoties en overtuigingen op aansprekende wijze te verwoorden.
 
Modern recht en het goede leven; Over gezondheid, milieu en privacy, door Pieter Ippel, Boom (Juridische uitgevers), Den Haag 2002, 273 blz., € 25,-