Home Typisch Nederlands!

Typisch Nederlands!

Door Cornelis Verhoeven op 06 december 2000

10-2000 Filosofie magazine Lees het magazine

Bestaat er typisch Nederlandse wijsbegeerte? Volgens Cornelis Verhoeven wel. ‘Nederlandse wijsbegeerte is wijsbegeerte in het Nederlands, eenvoudig zoals Nederlandse poëzie poëzie in het Nederlands is.’ Een ‘nutteloze uiteenzetting’ over wijsbegeerte in de Lage Landen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Onlangs wandelde ik in Rijnsburg over grond die door de voetstappen van Spinoza is geheiligd. Dat was voor mij een reden om dagenlang mijn schoenen niet te poetsen. Zo was voor Willem Frederik Hermans een door Ludwig Wittgenstein zelf ontworpen deurknop een reden om eerbiedig naar Wenen te pelgrimeren. Wie graag naar het buitenland gaat, moet daar zijn heiligen en helden zoeken.
Voor deze kleine overweging wil ik in het kleine Nederland blijven. Want misschien vind ik daar wel een antwoord op de klemmende vraag wat toch Nederlandse filosofie is. Ik denk niet dat er veel mensen zijn die zich voor een mogelijk antwoord interesseren en daarom zal het kort zijn. Voor een groot aantal mensen is filosofie zonder meer waarschijnlijk al niet interessant, waar zij ook wordt beoefend, in het oude Athene of in de Hollandse polder. Want al die bespiegelingen over het zijn van de zijnden, het zijn als zodanig en het wezen der dingen leiden maar tot niets en stellen dus ook niets voor.
Onder degenen die deze patserige taal niet uit hun strot
kunnen krijgen en in principe wel geïnteresseerd zijn in filosofie, mits zinvol beoefend, onderscheid ik twee groepen mensen die de filosofie een goed hart toe te dragen, maar nu juist de Nederlandse wijsbegeerte daarvan uitsluiten.

Fiets
Beide groepen zijn, als mijn waarnemingen mij niet bedriegen, royaal vertegenwoordigd onder het type intellectuelen die ik voor mijn eigen gemak maar ‘leerlingjournalisten’ noem. In de ene groep wordt gezegd dat de filosofie in Nederland niets voorstelt, omdat zij aanleunt tegen de theologie, toevallig ook de instantie waar Descartes soms last mee kreeg. Zij is ‘dus’ domineesfilosofie en daarom kan zij niets voorstellen. Ik denk dat de redenering minder verzengend intelligent is dan zij zich voordoet, want we moeten niet uitsluiten dat theologie ook iets te betekenen kan hebben. Maar ik laat deze groep terzijde, want ik houd niet van godsdiensttwisten. Alle andere twisten zijn mij lief.
Een andere groep kan zich op oude rechten beroepen en ik wil die voor hen wel toelichten. Hun oordeel dat Nederlandse filosofie niets is en nooit iets kan worden, wordt uitgesproken als de constatering dat Nederlandse filosofen alleen maar napraten wat de grote buitenlanders zeggen. Door een ongelukkig toeval, helemaal geografisch bepaald, zijn zij allemaal leerlingen en aanhangers. Als ze Nederlands schrijven, wat voorzover mij bekend nog niet officieel verboden is, zijn ze bezig te vertalen en uit te leggen wat de echte filosofen, de buitenlanders, hebben geschreven.
Ik begrijp niet wat hiervan de achtergrond kan zijn. Ik weet natuurlijk of heb althans wel eens gelezen, dat grote geesten, van die geesten dus die hier vroeger hun toevlucht zochten, dit kleine landje kunnen ontgroeien. Dat kan gebeuren, een mens bepaalt zijn eigen maat niet. Maar als het gepaard gaat met een soort van loze arrogantie, wekt het mijn provinciale achterdocht. In de ogen van Descartes en Spinoza was Nederland in elk geval heel wat. Wat Spinoza en Descartes on-Nederlands maakt is niet dat zij van wereldformaat zijn, maar dat zij de Nederlandse taal niet beheersten. In hun dagen werd er vooral in het Latijn gefilosofeerd, veel minder in de volkstaal. Dat was overigens op de meeste plaatsen zo. Tot in de twintigste eeuw werd er in het Latijn gedoceerd en gepubliceerd en ik heb zelf nog college gevolgd bij een archeoloog die vond dat hij maar weer eens Latijn moest praten en die dus een fiets omschreef als ‘vehiculum quod lingua nostra vernacula “fiets” vocatur’, niet direct een manier om vlug op te schieten.

De hoofdpersoon kan geen deur achter zich dichttrekken of hij heet op zoek te gaan naar zijn identiteit

Nog in de jaren twintig van de twintigste eeuw schijnt in Leuven de hoogleraar filosofie en latere kardinaal Désiré Mercier verkondigd te hebben dat het Nederlands, in tegenstelling tot het Latijn of het gebenedijde Frans, ongeschikt is als voertaal voor wijsgerige gedachtegangen. Volgens mij vergiste hij zich daarin. In elke taal kan gefilosofeerd worden, en internationaal gangbare termen kunnen worden overgenomen of vertaald. Ons woord ‘wijsbegeerte’ is daar een mooi voorbeeld van. Filosofie is een van de manieren waarop een taal gecultiveerd kan worden.
Ik geloof dat Bolland dat op een verkeerde manier deed – maar die deed vrijwel alles verkeerd – toen hij in 1911 in een snorkerige rede betoogde dat de Nederlandse taal als instrument ‘voor de hoogste aangelegenheden des geestes’ boven andere talen zou uitmunten. Ik citeer daaruit een passage: ‘Beseft met mij in deze ure, geliefde broeders en zusters, den geestelijken adel van het Nederlandsche volk; beseft het geestelijk voorrecht van het Nederlander zijn. Want deze onze bezinning, de bezinning eener zuivere rede, die als in geene andere taal ter wereld in de taal onzer liefde, in onze edele moedertaal wordt mogelijk gemaakt, zij is het hoogste, of liever het reinste, het zuiverst menschelijke, waartoe wij mensen in werkelijkheid kunnen opleven, waartoe in ons de werkelijkheid zelve kan opleven.’
Het had een onsje of wat minder gekund, maar als ik nu zou moeten zeggen wat de Nederlandse filosofie is, dan zou ik zeggen dat zij een onderdeel is van de cultuur van de Nederlandse taal. Nederlandse wijsbegeerte is wijsbegeerte in het Nederlands, eenvoudig zoals Nederlandse poëzie poëzie in het Nederlands is. Op geen andere manier is wijsbegeerte een Nederlandse aangelegenheid of is er een Nederlandse wijsbegeerte. En wijsbegeerte is in minstens even hoge mate een cultuur van de taal als de poëzie of de fictie dat zijn. Ik blijf het dan ook vreemd vinden, dat wanneer het gaat over Nederlands proza, daarbij zo weinig aandacht wordt besteed aan wijsgerige geschriften, maar dat van de andere kant wel bijna altijd romans worden besproken met een air alsof het wijsgerige traktaten waren. De hoofdpersoon kan geen deur achter zich dichttrekken of hij heet op zoek te gaan naar zijn identiteit. Misschien is dát wel typisch Nederlandse filosofie. Maar als
literatuur dan toch filosofie voor het volk moet zijn, dan heeft dat volk, vind ik, ook recht op echte filosofie, eventueel ook over het zijn als zodanig, uitgesproken zonder academische gêne en opgeschreven in de eigen taal.

Wigge-waggel-throon
Ten slotte, en min of meer los van deze opmerking, wijs ik op de Nederlandse filosoof Arnout Geulincx, tijdgenoot van Spinoza. Naar de eis van zijn tijd doceerde en schreef hij in het Latijn. Maar een van zijn werken, een deel uit zijn Ethica, dat over de hoofddeugden gaat, vertaalde hij zelf uit zijn eigen Latijn. En dat boek Van de Hooftdeuchden geheten of De eerste tucht-verhandeling, is, durf ik beweren, een van de mooiste boeken uit de zeventiende, de ‘gouden’, eeuw. Wie wel eens zit te snuffelen in het Woordenboek der Nederlandsche Taal, een van de grootste monumenten van onze cultuur, stuit daar telkens op woorden die Geulincx, meestal tevergeefs, heeft proberen in te voeren in de Nederlandse taal. ‘Tucht-verhandeling’ is er een van. Ik citeer in deze nutteloze uiteenzetting nog een vrome en geestige passage uit de uitgave van 1667 waarin enkele van die woorden voorkomen: ‘Immers blyket, dat niemant hem behoorden met sijn gheluck te bemoyen, niemant met voor-raet daer op aen te leggen, als alleen die daer gheseten is, op den top van alle dingen, of ten minsten vertrouwe dat hy dien top beklimmen kan: Derft hier yemant yet versoeken? wilt hier yemant wat bestaen? Isser yemant die sich verstout dit gladd’ en oneyendlich steyl te beklaveren, om op het hoogst’ en ongenaekelijke spitst en wigge-waggel-throon voor sijn suyselhoofd te klutsen?’ Hier is inderdaad geen woord Latijn bij.
Een van de mooiste woorden van Geulincx heeft het Woordenboek der Nederlandsche Taal niet opgenomen. Het is de benaming voor een medicament, een plantenextract dat de geest beïnvloedt. Geulincx noemt het ‘breinmoes’. Het lijkt wel Afrikaans, maar in gedachten hoor ik al een heftige discussie over het breinmoesbeleid van de Amsterdamse politie, ook een vorm van filosofie in Nederland.