Home Thomas Kasulis: ‘Ik bén mijn relaties’

Thomas Kasulis: ‘Ik bén mijn relaties’

Door Annewieke Vroom op 26 maart 2013

07-2004 Filosofie magazine Lees het magazine

Cultuurverschillen vormen een voedingsbodem voor wederzijds wantrouwen en falend buitenlandbeleid, zoals blijkt uit China’s onverschilligheid over mensenrechten en de Amerikaanse oorlog tegen het terrorisme, stelt cultuurfilosoof Thomas Kasulis. Een gesprek over de noodzaak tot wederzijds begrip: ‘Bush is ervan overtuigd dat Al-Qaeda uit elkaar valt, als Bin Laden uit de weg is geruimd.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Thomas Kasulis is geboren in Amerika. Na zijn studie wijsbegeerte vertrekt hij in 1972 voor zijn proefschrift aan Yale naar Japan om de zen-filosofie te bestuderen. Omdat er nog maar weinig vertaald is, leert hij Japans. Maar de Japanse filosofie blijkt geen oplossing te kunnen bieden voor de problemen van de westerse wijsbegeerte. De Japanse teksten gaan over andere thema’s en, belangrijker nog, er wordt op een andere manier gedacht. Het doet Kasulis denken aan zijn grootouders, alle vier van Litouwse afkomst. Thuis werd anders geleefd en anders gedacht dan buiten het tuinhek, waar Amerika begon. Het cultuurverschil dat zijn jeugd tekende zag hij terug op het niveau van de wijsbegeerte. Kasulis ging zich niet concentreren op wát, maar op hóe Japanse filosofen denken.

In zijn laatste boek Intimacy or Integrity. Philosophy and Cultural Difference (2002) ontwerpt Kasulis, hoogleraar Comparative Studies in Ohio, een model dat filosofische verschillen verklaart in hun relatie tot cultuurverschillen. De vergelijking tussen Japan en Amerika wordt meestal gemaakt met het schema groepscultuur-individualistische cultuur. De Japanners staan model voor de groepscultuur en de Amerikanen zijn dan de prototypische individualisten. Dit model is volgens Kasulis bij nader inzien onwerkbaar. Ook Amerikanen zijn groepsdieren, ze hebben bijvoorbeeld een sterk besef van hun Amerikaan-zijn: ‘we, Americans’. En Japanners werken hard aan hun carrière, dat veronderstelt een besef van individualiteit. Met name bij de vergelijking van het denken – hoe denkt een Japanner en hoe denkt een Amerikaan? – levert het model weinig op. Volgens Kasulis komt dat omdat er een fundamentelere kwestie speelt: beide culturen hebben uiteenlopende ideeën over wat ‘de mens’ is, laat staan dat ze het eens zijn over ‘de groep’ en ‘het individu’. Om verschillende culturen toch te ontrafelen start de theorie van Kasulis vanuit de vraag: hoe kijken culturen tegen relaties aan?

Schilderij

Kasulis’ uitgangspunt is dat mensen en culturen zijn wie ze zijn doordat zij hun relaties met de omgeving en anderen duiden. Dat kan op tal van manieren, en daarom ontstaan er cultuurverschillen. De manier waarop relaties geduid worden, is de constante factor in een cultuur en typeert de manier van denken. Als culturen veranderen, doen ze dat altijd binnen het patroon van relaties.

In zijn nieuwe boek verdedigt Kasulis dat er twee manieren zijn om relaties tussen personen en dingen te begrijpen. De eerste mogelijkheid is dat er een verbindende factor, een schakel aan te pas komt, die de verbinding tussen mensen, dingen of fenomenen zorgt. Kasulis tekent hierbij twee cirkels waartussen hij een lijn trekt. Zo kan een schilderij de intermediair zijn die de kunstenaar aan zijn publiek verbindt. Omdat de relatie bestaat dankzij een externe schakel noemt Kasulis dit een ‘externe relatie’. De tweede optie is dat de relatie geen bemiddeling nodig heeft maar bínnen A en B bestaat: ze zijn deel van elkaar. Kasulis tekent hierbij een plaatje van twee cirkels die elkaar voor een deel overlappen. Zo kan de rol van de toneelspeler overlappen met de toneelspeler zonder dat duidelijk is waar de grens tussen de identiteit van speler en personage ligt. B is deel van A, en A is deel van B. Kasulis noemt dit een ‘interne relatie’. Er is geen externe factor nodig die de delen verbindt, omdat er geen strikte scheidslijnen gezien worden. Volgens Kasulis nu heeft elke cultuur en elk individu de neiging om ofwel de interne relaties te benadrukken ofwel de externe.

Papieren contract

Afhankelijk van de manier waarop mensen tegen relaties aankijken, ontstaan volgens Kasulis intimiteits- en integriteitsculturen. Het woord intimiteit gebruikt hij in de betekenis van het latijnse intimus: innerlijk. De relaties binnen dit model zijn ‘innerlijk’ aan degene die zich in de relatie bevindt. Dat zie je bijvoorbeeld aan de manier waarop mensen zich voorstellen. In Japan noemt iemand éérst het bedrijf waar hij werkt, en dan pas zijn functie. Je kent iemand door diens relaties, die bepalen de identiteit van het individu. Daartegenover staat de integriteitsvisie. Dingen zijn integer: ondeelbaar, met onaantastbare kern. In Amerika stelt iemand zich voor, door eerst te vertellen wat hij doet. Met wie hij dat doet of in welk bedrijf is van secundair belang. Als dingen ondeelbare gehelen zijn, is er telkens een bemiddelaar nodig om ze aan elkaar te verbinden. Het papieren contract, dat werknemer en werkgever aan elkaar koppelt, is bijvoorbeeld veel belangrijker in Amerika dan in Japan. Een cultuur waarin dingen worden ervaren als losstaand van elkaar – als entiteiten waarvan de relatie nog gedefinieerd moet worden en met een rechtszaak kan worden aangevochten – noemt Kasulis een integriteitscultuur.

Relaties tussen mens en wereld, tussen individu en samenleving en tussen personen onderling worden geïnterpreteerd als ‘intiem’ of ‘integer’. Kasulis: ‘Hoe beide culturen verschillen zie je bijvoorbeeld aan het persoonsbegrip. Een “integer” persoon is iemand met een bepaalde onaantastbaarheid, een eigen kern. Hoe de omstandigheden ook zijn, de persoon gedraagt zich telkens hetzelfde. George Bush is daarvan een goed voorbeeld. Hij volgt zijn roeping, wat er ook gebeurt. Wat in een intimiteitscultuur echter innerlijk aan mij is, is juist niet gescheiden van wat buiten mij is. De situatie bepaalt wie ik ben, het staat nooit van tevoren vast. Intimiteit hangt samen met intermare, kenbaar maken. Ik openbaar mij in mijn relaties met anderen. In die relaties blijkt ik wie ik ben. Ik heb geen roeping in mijzelf, vanwaaruit ik anderen benader. Ik besta vanaf mijn geboorte in relatie met anderen. Dat maakt een intimiteitscultuur – Japan, maar ook het oude Rusland – zo onbegrijpelijk voor Amerikanen. Zij geloven namelijk net als Europeanen in de mogelijkheid en het belang van “authenticiteit”, het altijd jezelf zijn, wat voor hen betekent: in alle omstandigheden dezelfde zijn.’

Amerikanen en West-Europeanen denken volgens Kasulis dat intimiteitsculturen lijden aan een onderontwikkeld individualiteitsbesef. Het moderne individu zou er nog geboren moeten worden. ‘Als geïsoleerde mens in oppositie met de “groep” is het individu in een intimiteitscultuur inderdaad ver te zoeken’, zegt Kasulis, ‘maar een ander soort individu bestaat wel.’ Dat persoonsbegrip is volgens Kasulis alleen te begrijpen met een verwijzing naar de boeddhistische achtergrond van Japan. Net als moderne Japanse filosofen spreekt hij vooral over zen, de ‘atheïstische’ stroming binnen het boeddhisme. ‘De boeddhist zegt: er is geen deel van mij dat níet samenhangt met de mensen, dieren en omgeving om mij heen. Er is dus geen “zelf”. Toch ben ik er. Jij en ik verschillen niet door onze unieke eigen kern. We verschillen omdat jij verbonden bent met C en D, en ik niet. Omdat jouw relaties anders zijn verschil jij van mij.’ Kitaro Nishida (1870-1945), de grondlegger van de moderne Japanse filosofie, schrijft dan ook: als we al die relaties wegnemen, blijft er niks over. Er is helemaal geen kapstok – geen ziel of geest – waaraan die relaties opgehangen worden. Je bént die relaties.

Zeehonden

Wanneer mensen zich beseffen dat deze twee basisoriëntaties bestaan, en dat de eigen oriëntatie niet de enige optie is, kunnen culturen volgens Kasulis beter samenwerken. Ook bij communicatie tussen individuen en subculturen, die meer naar intimiteits- of integriteitsmodellen neigen, helpt kennis van elkaars denkvorm. ‘Neem twee milieuorganisaties. Ze vinden elkaar omdat ze allebei een bepaalde zeehond willen beschermen. De eerste ontmoeting verloopt vol enthousiasme. Op de tweede vergadering moet echter beleid worden geschreven. Dan blijkt dat ze totaal andere redenen hebben om die zeehond te beschermen. Gaat het om de ethische verantwoordelijkheid voor de rechten van de zeehond, of om de bescherming van de zeehond als onderdeel van het ecosysteem? Samenwerking loopt dan vaak stuk op abstracte principes.’ Daar ligt een taak voor de cultuurfilosofie: ‘In de filosofie leer je dat verschillende manieren van denken slechts denkvormen zijn. Als je elkaars denkvorm begrijpt hoeft dat niet tot vervreemding te leiden. Denkvormen leiden niet automatisch tot conclusies, maar zijn slechts methodes om tot conclusies te komen. Zo kun je in het Duits en het Frans hetzelfde kan zeggen. Cultuurfilosofie beoogt de verschillende denkvormen te duiden zodat men beter leert samenwerken.’

In het verlengde hiervan wijst Kasulis op de problemen in de communicatie over mensenrechten. ‘Rechten veronderstellen dat er een integer, onaantastbaar deel is dat niet geschonden mag worden. In intimiteitsculturen, waar zoiets nauwelijks speelt, moet je die zaken op een andere manier aan de orde stellen. Daar gaat het om het erkennen van de intrinsieke verbondenheid, de interdependence van mensen en omgeving. Dat moet de staat ook beschermen. Als je een intimiteitscultuur toespreekt in rechtentaal sla je de plank mis. Om de ander uit te leggen dat het beter is met bepaald “onrecht” te stoppen moet je dat kunnen doen binnen het model van de ander.’

Volgens Kasulis zie je het integriteitsdenken van de Amerikanen duidelijk terug in hun internationaal beleid. ‘Amerikanen denken dat je het schadelijke element uit een cultuur, bijvoorbeeld Bin Laden weg kunt wegnemen, en dat dan een probleem opgelost is. Maar het gaat in Afghanistan niet om de persoon Bin Laden. Al-Qaeda werkt niet in termen van individuen die zich aan elkaar verbinden. De relaties zijn veel intiemer, dat uit zich in een netwerk waarin heel wat individuen weggenomen moeten worden voor het uit elkaar valt. De Amerikaanse politiek begrijpt dat niet, die blijft maar denken dat Bin Laden de schakel is, en dat als hij uit de weg geruimd is de boel uit elkaar valt.’

Saké-bar

Dat de omgeving in sterke mate onze identiteit bepaalt weten ook Amerikanen en West-Europeanen. Toch is er volgens Kasulis een belangrijk verschil tussen Japanse en westerse filosofie. In de westerse cultuur stelt men dat het ‘ik’ het knooppunt is van alle invloeden, en dat in dat ‘ik’ mijn identiteit ligt. Dit uit zich in een integriteitsethiek die mensen rechten wil geven en aan het woord wil laten, die draait om de ander in zijn ‘ikheid’. ‘Wat de westerse ethiek mist, is de discipline van het intimiteitsmodel, waarbij de harmonie in de groep belangrijker is dan het welzijn van individuen.’ In het intimiteitsmodel is responsiviteit de belangrijkste waarde: je gedrag afstemmen op anderen, intunen op de groep.

De schaduwzijde van de responsiviteit is dat het prioriteit heeft boven kritiek. Kritiek is moeilijk in intimiteitsculturen. Als jij je relaties ‘bent’, kun je er niet buiten gaan staan om er een kritische blik op te werpen. Je kunt je niet even losmaken van je familie, het bedrijf, de samenleving. Zodra je afstand neemt van de anderen word je namelijk uit de groep gezet, die zich snel weer herstelt. In intimiteitsculturen bestaat wel een alternatief: kritiek van binnenuit. ‘Dat is geen expliciete, verbale kritiek. Maar je kunt de cirkels van je relaties met elkaar in contact brengen. De cultuur verandert niet door individuen met een eigen mening, maar doordat cirkels elkaar gaan beïnvloeden’. Als je bijvoorbeeld wilt dat je baas iemand aanneemt, zeg je dat niet tegen hem, maar je zorgt ervoor dat beiden een keer naast elkaar in de saké-bar belanden. Zonder dat iemand beledigd is, heb je dan je punt gemaakt.

Kasulis hoopt niet dat de globalisering leidt tot een troebele mix van beide modellen. Eerder moeten culturen en personen elkaars verschillen leren zien en ermee leren werken. Dat waarborgt het voortbestaan van beide modellen. Dat vergt volgens Kasulis van de kant van de intimiteitscultuur een grote flexibiliteit. Werkelijke globalisering – internationale betrokkenheid die verder gaat dan economische samenwerking – vraagt nogal wat van de Japanse samenleving. Een intimiteitscultuur staat of valt namelijk met de lijnen die om de harmonieuze groep getrokken worden. Een opening van grenzen is zo veel meer een bedreiging voor een intimiteitscultuur dan voor een integriteitscultuur. ‘Maar de jeugd in Japan doet nu een oproep om die cirkel radicaal te verbreden. Nieuwe religieuze bewegingen met ‘één-wereld ambities’ schieten de laatste decennia als paddestoelen uit de grond. In de moderne manga’s bijvoorbeeld, toonbeeld van de Japanse populaire cultuur, wordt niet alleen Japan, maar de gehele wereld gered en verenigd.’

Intimacy or Integrity. Philosophy and Cultural Difference, door Th. Kasulis, University of Hawaï Press, 2002. Voor de Routledge Encyclopedia schreef Kasulis een overzicht van de Japanse filosofie (zie www.rep.routledge.com). Het boek van Nishida waarmee de Japanse filosofie in 1911 de dialoog met westerse filosofie startte, is vertaald als An Inquiry into the Good, Ives/Abe, Yale University Press, 1990. Het in het buitenland meest gewaardeerde werk uit de Japanse filosofie is Religion and Nothingness, door Kitaro Nishitani, University of California Press, 1982.