Medisch onderzoeker en journalist Pek van Andel is een pleitbezorger van serendipiteit, de ongezochte vondst. Met dichter Wim Brands schreef hij er een boek over. We stelden hem de vier vragen die Immanuel Kant als de meest wezenlijke beschouwt: wat kan ik weten, wat moet ik doen, wat mag ik hopen, en wat is de mens.
Wat kan ik weten?
‘Ken je die typische smaak van retsina, die Griekse wijn? Weet je hoe die is ontstaan? Luister. De kruiken waarin de wijn zat werden afgesloten met kurken en met hars. Als de wijn een tijdje lag, loste die hars op. Daardoor ging de wijn naar hars smaken en kon je hem langer bewaren. Later zijn ze expres hars aan de wijn gaan toevoegen. Die typische smaak en houdbaarheid zijn dus bij toeval ontdekt. Dat verschijnsel heet serendipiteit: je vindt iets onverwachts terwijl je op zoek was naar iets anders. Over serendipiteit kun je veel te weten komen. Ik ben er al een groot deel van mijn leven mee bezig en heb veertig verschillende types in kaart gebracht. Ik verzamel ongezochte vondsten. Je kunt mij geen groter plezier doen dan door me op een nieuw geval van serendipiteit te wijzen.
Maar goed, als het gaat om wat je serendipiteus zult ontdekken – ja, daar kun je niets over te weten komen. Als dat wel kon, was er namelijk geen sprake van serendipiteit.’
Wat moet ik doen?
‘Je moet weten wat je kunt verwachten om oog te hebben voor het onverwachte. Je kunt dus pas iets verrassends ontdekken wanneer je weet wát verrassend is. Dat betekent dat je niet moet proberen om alle oogkleppen af te zetten, om als een tabula rasa in de wereld te staan. Ook een serendipitist heeft oogkleppen; hij richt zich ergens op, maar zodra hij iets onverwachts ziet, is hij bereid om die oogkleppen af te zetten en de tijd te nemen andere oogkleppen op te zetten, zodat hij het onverwachte fenomeen kan bestuderen. Want serendipiteit is niet alleen maar iets onverwachts vinden, je moet vervolgens wel aan de slag om dat onverwachte te begrijpen. Als je dat niet doet, heb je weinig aan je observatie. Ik heb zelf tijdens mijn studie een keer gezien dat humane zaadcellen bij een bepaalde elektrische spanning allemaal dezelfde kant op zwemmen. Maar ik mocht van mijn lector niet van onderzoeksrichting veranderen. Als ik aan een betere universiteit had gestudeerd, had het vast wel gemogen en dan was het misschien toch nog goed met mij afgelopen. Ha, ha, ha.’
Wat mag ik hopen?
‘Mensen vragen mij vaak: “Kun je serendipiteit leren?” Ik antwoord daarop volmondig: “Ja, het is zu lernen und zu lehren.” Je kunt de theorie leren: wat het is, welke vormen ervan bestaan – ga zo maar door. Maar je kunt ook de juiste houding aanleren om zo de kans te vergroten dat je zelf ongezochte vondsten doet. Dat laatste is natuurlijk het lastigste. Maar ik denk dat als je op de lagere school, in het middelbare onderwijs en op de universiteit er serieus aandacht aan besteedt, je verrassende resultaten zult boeken. Dat doe je bijvoorbeeld door historische onderzoeken waarbij iets bij toeval ontdekt werd na te bootsen, zonder er van tevoren bij te zeggen wat die verrassende ontdekking is. In het blad Bionieuws heb ik ooit voorgesteld om de ontdekking van bacteriën door Antoni van Leeuwenhoek na te bootsen tijdens de biologieles. Eigenlijk was Van Leeuwenhoek op zoek naar het prikkende effect van peper op onze tong. Om de peper zacht te maken, had hij de korrels in water laten weken. Na drie weken bekeek hij de peper met zijn microscoop en dacht hij: verhip, wat zijn dat opeens voor kleine beestjes? Een biologieleraar had mijn stukje gelezen en liet zijn leerlingen het experiment herhalen. Hij schreef later dat het perfect werkte en dat verschillende leerlingen “per ongeluk” bacteriën hadden ontdekt. Ja, een oog voor het onverwachte kun je trainen. En daar hoop ik dus op.’
Wat is de mens?
‘Serendipiteit is de mens eigen. De mens is voorwaarts gericht, maar zijn oog valt ook af en toe op een bermbloem. Natuurlijk, de een heeft er meer oog voor dan de ander. Je zou kunnen zeggen dat er grazers en gravers zijn. Gravers zijn mensen die zich monomaan met één onderwerp bezig houden. Grazers zoeken het meer in de breedte. Die mensen moet je bij elkaar zetten. De grazers zien van alles en zullen soms iets ontdekken dat niet past binnen een bepaalde theorie. Maar daarmee ben je er nog niet. Die ontdekking wordt pas belangrijk als je hem verder uitpluist. Dat is nu juist weer iets voor die graver. Ken je het verhaal over de ontdekking van koffie? Moet je luisteren. Er was een herder, Kaldi, die deed de verrassende waarneming dat zijn geiten nogal dartel werden na het eten van een bepaalde bes. Hij ging naar de imam en vertelde over zijn observatie. Die imam was nieuwsgierig. Hij roosterde de bessen en goot er heet water over. Zou hij ook dartel worden als hij dit goedje dronk? Hij kon er in elk geval ’s nachts niet van slapen. Hij dacht: deze drank is goed voor de kloosterlingen die tijdens het bidden vaak hun ogen niet open kunnen houden. Kaldi is de grazer en de imam is de graver. Samen komen ze tot serendipiteit. Zet in de onderzoeksteams niet alleen maar resultaatgerichte gravers, maar ook wat grasduinende grazers.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees