Heeft ‘online’ politieke solidariteit iets om het lijf? Of is deze betrokkenheid slechts show voor de activist die wil laten zein dat hij zich iets aantrekt van de toestand in de wereld?
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘Ik wou dat we ten tijde van Solidarnost al sociale media hadden’, zei een paar maanden geleden Lech Walesa, voormalig Pools president en leider van de beroemde protestbeweging in de jaren tachtig. Het was lastig communiceren in die tijd, want dissidenten werden overal nauwlettend in de gaten gehouden. De leden van Solidarnost ontmoetten elkaar destijds bij voetbalwedstrijden, maar eigenlijk werkt het online een stuk sneller, slimmer en beter, aldus Walesa. Hij is niet de enige die in de mogelijkheden van internet een grote kans ziet, een machtig wapen dat de ‘gewone mensen’ mondiger, machtiger en meer verbonden met elkaar zou kunnen maken.
De verwachtingen zijn torenhoog: onrecht, waar dan ook ter wereld, zou sneller kunnen worden opgemerkt, aan de kaak gesteld en bestreden – zoals honderdduizenden nu zich online solidair verklaren met de strijd om de positie van de vrouw in India. Maar critici vinden dat de rol van de sociale media schromelijk wordt overdreven. Ja, sociale media zijn wel een manier om meer verbondenheid te creëren, maar deze solidariteit 2.0 is volgens hen te vluchtig en te oppervlakkig om werkelijk politieke verandering af te dwingen. Politieke solidariteit, zoals filosoof Sally Scholz die definieert als betrokkenheid bij onderdrukking en onrecht, is nauwelijks gebaat bij sociale media. Heeft ‘online’ politieke solidariteit iets om het lijf of is die slechts window dressing voor de westerse salonactivist die graag wil laten zien dat hij of zij zich iets van de toestand in de wereld aantrekt – aan zijn eigen netwerk? Tijd om een balans op te maken.
Online profiel
De Britse schrijver Zadie Smith is sceptisch over de kwaliteit van banden die online worden aangelegd. In 2010 schreef ze een essay over Facebook voor de New York Review of Books, getiteld ‘Generation Why?’ – een toespeling op de bekende Generation Y. Haar oordeel is vernietigend: De software van Facebook is op allerlei manieren een versimpeling van daadwerkelijke sociale banden – en doet ze onvermijdelijk tekort. Maar de gebruiker van Facebook is blind voor die verarming. Er is een ‘reductie’ gaande, aldus Smith: we zijn geneigd om onze identiteit aan te passen aan ons online profiel. Ook meent de gebruiker dat Facebook draait om het delen van alle leuke kiekjes en ander content, en alle reclame en de mogelijkheden om iets online te kopen ziet hij als een bijkomstigheid. Maar adverteerders zien het precies omgekeerd: wij, de gebruikers van Facebook, zijn potentiele kopers, met een paar irrelevante, persoonlijke foto’s die erbij hangen.
Het is naïef, aldus Smith, om dit perspectief te veronachtzamen, want het heeft wel degelijk invloed op de inrichting en functionaliteiten van Facebook. Nu gaat Smiths essay weliswaar over de mogelijkheden van online vriendschap en niet om politieke solidariteit, maar de lijn laat zich makkelijk doortrekken. Het gaat er niet eens om dat politieke solidariteit via sociale media zich zou beperken tot één keer liken waarna de zaak vergeten wordt. Het punt is dat het medium betrokkenheid op een bepaalde manier kneedt en in een richting stuurt zonder dat de gebruiker daar erg in heeft.
Vluchtkerk
Een voorbeeld: sinds december heeft een groep uitgeprocedeerde vluchtelingen tijdelijk onderdak gevonden in de zogenoemde Vluchtkerk. Die is online heel actief, naast een mooie website heeft die de onvermijdelijke Facebookpagina, waar oproepen op staan zoals: ‘Aanstaande vrijdag gaan we onze keuken verbouwen, we kunnen dan dus zelf niet koken. Wie brengt er eten voor, 10, 20, 40 of 80 personen? Alle beetjes helpen! Meld je aan op vrijwilligers.devluchtkerk@gmail.com’. En dat werkt als een trein. De community die hand-en-spandiensten levert, groeit gestaag, BN’ers komen op bezoek bij de kerk en genereren meer publiciteit, en er is geen enkele twijfel dat er nu mensen bij betrokken zijn die er zonder sociale media niet eens weet van zouden hebben.
Maar… Het was deze vluchtelingen er oorspronkelijk om te doen politiek protest aan te tekenen tegen het besluit van de Nederlandse regering om hen asiel te weigeren. Hun claim is dat hen onrecht wordt aangedaan. Zij vragen dus in de eerste plaats om politieke solidariteit. Wat zij nu krijgen is sociale solidariteit – hulp met eten, kleding, klussen. Wie met de vluchtelingen praat, merkt dat zij daar met heel gemengde gevoelens op reageren. Zij zijn bezorgd dat er op een dag iedereen uitgekookt en uitgeklust is, en er nog steeds helemaal niets fundamenteels aan hun situatie veranderd is.
Kortom, met sociale solidariteit alleen komen ze er niet. En sociale media hebben – met alle goede bedoelingen – een belangrijke rol gespeeld om politieke solidariteit om te buigen naar sociale. Het politieke verhaal erachter is namelijk heel complex. Waarom zijn deze mensen geweigerd, wat is precies de situatie in hun land, waarom kunnen ze dan niet terug? – antwoorden op deze vragen vereisen uitgebreide geopolitieke en juridische kennis. Dat werkt niet echt lekker online, waar informatie bondig, helder en concreet moet zijn om te werken. En ‘kom koken want deze mensen hebben eten nodig’ voldoet daar wel aan. Kortom, om online te werken, moet betrokkenheid aan een bepaald format voldoen, maar dit format is geenszins neutraal.
In het verlengde hiervan: een tool voor online-solidariteit als Facebook Causes kan geweldig goed werken; 45 miljoen mensen hebben er afgelopen jaar gebruik van gemaakt. Maar de effectiviteit spitst zich vooral toe op crowdfunding-campagnes voor goede doelen, pledges om verantwoord met plastic producten om te gaan en petities voor het behoud van zeeschildpadden. Daar is natuurlijk niets mis mee, maar het is wel kwestieus als deze dingen voortaan de nieuwe horizon van solidariteit worden, en we volledig blind worden voor solidariteit die niet in dit format past, zoals nu bij de Vluchtkerk dreigt te gebeuren.
Door eigen succes beperkt – dat lijkt me de kern van Zadie Smiths waarschuwing te zijn. Ze waarschuwt vooral dat het format niet wordt bepaald door de gebruiker, maar eerder door de wetten van pr en de markt. Dus wanneer de speciale VN-gezant voor educatie en voormalige Britse premier Gordon Brown oproept om solidair te zijn met het door de Taliban neergeschoten meisje Malala, roept hij op om ‘I am Malala’ op de eigen Facebookpagina’s te posten en te tweeten. Want, ja, dat werkt media-technisch wel zo leuk. Maar is het niet tenenkrommend als ik, als blanke hoogopgeleide vrouw, ‘I am Malala’ op mijn Facebook zou zetten? Want laten we wel wezen, het punt is nou juist dat ik GEEN Malala ben. Maar deze vorm is door de ‘like’-mal van Facebook nu eenmaal niet op mij als gebruiker of solidariteitsbetoner toegesneden.
Stem
Maar het zou te eenzijdig zijn om het format van online-solidariteit alleen als beperkend af te schilderen. Dat is nou eigen aan een format – dat het sommige deuren sluit, en andere opent. En inderdaad openen zich binnen dit nieuwe stramien wel mogelijkheden voor politieke solidariteit die anders veel moeilijker bereikbaar zouden zijn. Neem nou zo’n online campagnenetwerk als avaaz.com. Avaaz – dat in verschillende talen ‘stem’ betekent – werd groot tijdens de Arabische lente en telt nu zo’n 17 miljoen leden. Je kunt via deze site petities tekenen en geld doneren, en die worden ingezet in de campagnes tegen, bijvoorbeeld, wetten die internetvrijheid inperken. De kracht van de campagnes is dat zij heel doelgericht zijn. Je kunt nu bijvoorbeeld geld doneren dat uitsluitend wordt gebruikt in een rechtszaak tegen Chinese energiebedrijven die een geheim verdrag hebben gesloten dat ze toegang geeft tot oliereserves waarvan exploitatie rampzalige ecologische gevolgen heeft. Dat is anders dan geld geven aan een goed doel en niet weten waar het precies aan opgaat – doorgaans aan overheadkosten. Transparantie en duidelijkheid, dat is wat de solidaire burger 2.0 wil. Door het slim te spelen heeft Avaaz een gigantisch internationaal netwerk weten aan te boren, terwijl de organisatie slechts zo’n vijf jaar bestaat – iets wat vóór het internet-tijdperk onhaalbaar was.
Ook in het organiseren van politiek protest zijn sociale media tegenwoordig niet meer weg te denken. Dat geldt voor de Arabische lente net zo goed als voor Occupy. Maar het voert te ver om daarom te concluderen dat sociale media de aanstichter waren van deze protesten, dat ze zonder de online-organisatie er niet ware geweest. De Poolse Solidarnost bestond tenslotte ook, in een tijdperk zonder internet.
De vraag is of sociale media echt een structurele verandering kunnen teweegbrengen in de bestaande machtsstructuren en onze onderlinge betrokkenheid. Kondigen de sociale media de macht van de ‘menigte’ aan? De term is afkomstig van de Italiaanse filosoof Antonio Negri, die in 2004 samen met Michael Hardt het gelijknamige boek schreef. Daarin stellen ze dat onder invloed van allerlei ontwikkelingen, zoals globalisering, maar ook de opkomst van internet, de hiërarchische top-downstructuren achterhaald raken en gaan eroderen. Inmiddels zijn sommige van hun claims gemeengoed, zoals de opkomst van nieuwe waarden als creativiteit, communicatie en zelforganisatie, en het toenemende belang van ‘immateriële goederen’. Maar de belangrijkste claim van het boek is dat macht steeds meer komt te liggen bij semi-georganiseerde netwerken zonder een scherp afgebakend centrum of leiding – de menigte. Zorgen sociale media er inderdaad voor dat we meer op elkaar zijn betrokken, en lastiger te sturen en te controleren zijn dan vroeger?
Het antwoord kan vooralsnog alleen maar ambivalent zijn. Er zijn voldoende voorbeelden te geven van sociale media die de onderlinge betrokkenheid kunnen vergroten, en waarop vooral ook kennis kan worden gedeeld. De potentie is er zonder meer. Maar er dreigt wel een gevaar. Machthebbers en bedrijven zijn altijd al geïnteresseerd geweest in manipulatie van communicatie – en dat zijn ze zeker sinds de opkomst van massacommunicatie. En het geheim van manipulatie, zal iedere – althans iedere eerlijke – spindoctor vertellen, is dat je niet door hebt dat je wordt gemanipuleerd. Ook daartoe bieden sociale media vele mogelijkheden.
Meer dan ooit is het mogelijk om echt dagelijkse communicatie te monitoren en te sturen. Het is eenvoudig voor politici om ons ‘natuurlijk’ gevoel voor sociale solidariteit te gebruiken, en via sociale media een oproep te verspreiden om Malala te steunen. Maar dat kan juist ook politieke kwesties versluieren: hoe zit het bijvoorbeeld met de aanvallen van Amerikaanse drones in het land van Malala, die dagelijks burgerslachtoffers eisen? Hebben we daar óók oog voor?
De analyse van Zadie Smith sluit wat dat betreft nauw aan bij de filosofische stroming die ‘fenomenologie’ wordt genoemd. Wij zijn niet die rationele, autonome mensen, die kritisch gebruik maken van sociale media als een soort instrument. Nee, in veel opzichten is het precies andersom. Wie wij zijn, wat onze kijk op de wereld is, en wat we voor waar aannemen, worden bepaald door de structuren of inrichting waarin we ons begeven – ook al hebben we dat niet altijd door. Bewustwording hiervan is een noodzakelijke stap naar volwassen sociale media, die daadwerkelijk vorm kunnen geven aan nieuwe vormen van politieke solidariteit.