Hoe word je een beter mens? Door de grote, klassieke kunstwerken tot je te nemen, betoogt cultuurfilosoof Rob Riemen in Adel van de geest. Toch blijft kunst ‘slechts een uitnodiging; zij kan, net als de liefde, niet dwingen’.
‘Als er weer eens van die Amerikaanse toestanden zijn hier in Europa – iemand loopt een school binnen en begint zomaar op de leraren en leerlingen te schieten –, dan roepen veel mensen om betere veiligheidsmaatregelen. Maar die zullen niet helpen. Het probleem zit ’m eerder in vijftig jaar belabberd kunstonderwijs, waardoor we niet meer de taal leren om onze eigen emoties te verwoorden en te begrijpen’, zegt Rob Riemen, oprichter en directeur van het Nexus Instituut, dat een tijdschrift uitgeeft en debatten organiseert waaraan de grote hedendaagse denkers deelnemen. ‘We moeten weer oog krijgen voor de dingen waar het werkelijk om gaat, en die zijn niet van materiële aard.’
Dus als we maar naar de muziek van Mozart luisteren, met enige regelmaat het Rijksmuseum bezoeken om de schilderijen van Rembrandt te bekijken en elke avond een stukje uit Prousts À la recherche du temps perdu lezen, dan komt het wel goed met Nederland? ‘Zo eenvoudig is het ook weer niet’, reageert Riemen. ‘We weten dat kampbeulen tijdens de Tweede Wereldoorlog overdag mensen mishandelden en ’s avonds ontroerd raakten door de liederen van Franz Schubert. Tegelijkertijd kennen we ook het boek Is dit een mens. Daarin beschrijft Primo Levi hoe hij in Auschwitz weer moed kreeg, waardoor hij het kamp kon overleven toen hij zich de canto van Odysseus uit Dantes Divina Commedia herinnerde en de tekst voor zijn Franse vriend vertaalde. We weten dat de Poolse dichter Aleksander Wat tijdens de donkerste nachten van het stalinisme exact hetzelfde overkwam. Hij zat in de gevangenis en kreeg weer levensmoed toen hij tijdens het luchten een fragment van de Matthäus Passion hoorde. Kunst biedt altijd openheid, is een herinnering aan en perspectief op een andere werkelijkheid. Maar zij is slechts een uitnodiging; zij kan, net als de liefde, niet dwingen.’
Cultuur als kruispunt
In Adel van de geest zet Riemen cultuur neer als niets anders dan de verzameling van de vele wegen die de mens kan bewandelen in zijn zoektocht naar de waarheid over zichzelf en het menselijk bestaan. Door die wegen in te slaan, kan hij leren ‘in waarheid te leven’ en zo de adel van geest bereiken. ‘Dat in waarheid leven is nooit gemakkelijk. Spinoza zegt het al aan het einde van zijn Ethica: “Al het voortreffelijke is even moeilijk als zeldzaam.” Het is een zoektocht die nooit ophoudt. De mens zal namelijk geen definitieve antwoorden vinden op grote levensvragen als: “Waartoe is er leven?”, “Wat is het goede leven?” of: “Bestaat er een hogere wereld?” Wij zijn nou eenmaal geen goden. Dan kun je natuurlijk concluderen, zoals de postmodernisten doen, dat er geen waarheid is en dat dus alles geoorloofd is, maar dat eindigt uiteindelijk in nihilisme. We moeten ons die grote vragen juist wel blijven stellen, ook al zullen we het antwoord altijd schuldig blijven.’
Hoewel er geen definitieve antwoorden zijn, hebben we volgens Riemen wel een intuïtie voor de waarheid, zeker als het gaat om de ‘kleinere’ vragen. ‘Als je moet kiezen tussen je baan houden en je vriend verraden, en je baan kwijtraken en je vriend trouw blijven, dan weet ieder mens diep in zijn hart wat de juiste beslissing is. Te veel intellectuelen zijn in het verleden in de fout gegaan. Ze hebben zich laten verleiden door de macht. Eindelijk invloed hebben, eindelijk iemand zijn naar wie geluisterd wordt, dat is aantrekkelijk.’
‘Misschien ligt dat gevaar nu wel meer dan ooit op de loer, want in deze tijd hebben “leuk” en “lekker” de kennis van goed en kwaad vervangen. Het blijvende is niet meer van belang, alles moet nu nieuw en snel zijn. Doordat we denken dat er geen absolute waarden boven ons gesteld zijn, zijn verplichtingen ons onbekend. Maar die waarden zijn er wel. En om ze te leren kennen zijn cultuur en geestelijke vorming van essentieel belang. Grote werken in de kunst of de filosofie gaan namelijk precies over het blijvende, over het gemeenschappelijke, dat wat in alle tijden voor alle mensen geldt. Van hedendaagse werken kun je onmogelijk zeggen of ze ooit die status zullen krijgen. Eeuwigheidswaarde moet echt door de eeuwen blijken. Plato en Pascal hebben die waarde en worden nog steeds gelezen. Alleen zouden veel meer mensen hun werk moeten bestuderen. Dat gaat, net als de andere grote werken die door de eeuwen heen zijn volbracht, over menselijke waardigheid. Die waardigheid moet telkens opnieuw heroverd worden, hoe moeilijk dat ook is.’