Ik kan niet tegen oortjes of koptelefoons. Steeds als ik ze instop of opzet, word ik onrustig. Ze isoleren me van de wereld. Ik ben dan alleen met mijn muziek. Dat betekent dat ze dan direct in mijn gehoorgang resoneert, alsof ze niet van buiten komt. Muziek, die niet ergens door een uitwendige ruimte tot mij komt, maar mij meteen vervult, is niet intiem, maar vreemd. Het is een geluid dat in mij gevangen wordt gehouden. Ieder geluid dat zo vastzit, wordt vanzelf unheimlich.
Muziek moet niet van mij, maar van de wereld zijn. De gedachte dat ik alleen met mijn muziek kan zijn, dat ik met andere woorden me die muziek kan toe-eigenen, is voor mij onverdraaglijk. Muziek dien je met je hoofd in de wolken te beluisteren. Daarbij heb je vanzelfsprekend geen behoefte meer aan al die foeilelijke protheseachtige dingen die we in onze oren stoppen of op ons hoofd zetten. Toen de eerste walkmans zo’n veertig jaar geleden door Sony op de markt werden gebracht, vertrouwden de meeste consumenten het nieuwe product niet. Men wist nog: muziek heeft afstand nodig. Alleen met de nodige marketingmanipulatie werd de walkman acceptabel. Vanaf dat moment weten mensen niet wat het betekent om ruimte te delen, iets waarvan alle grote componisten nog uitgingen.
De Amerikaanse muziekfilosoof Lawrence Kramer schrijft in zijn boek The Hum of This World. A Philosophy of Listening (2018) dat zeker klassieke muziek op afstand moet worden gehoord. De reden is dat die muziek niet alleen gehoord, maar veeleer ervaren, doordacht en zelfs gecontempleerd moet worden. Je kunt al die ervaringen niet hebben met een koptelefoon op. Muziek ervaar je pas als muziek als ze ergens uit de ruis van de wereld tot ons komt. Juist die ruis hoort erbij. Mensen die koptelefoons met noise reduction of noise cancelling kopen, weten niet wat ze doen. De arme stakkers horen misschien, maar ze luisteren niet. Geluid, schrijft Kramer, kan niet anders dan polyfonisch zijn. Dat vergt een inspanning die industrie en technologie onmogelijk willen maken. Er is sprake van een massaal georganiseerde aanval op daadwerkelijk luisteren.
Welke demonen daarachter zitten, weet ik niet. Maar de gedachte dat ik door slangetjes en valse oorschelpen een soort posthumanistisch ondier word, dat alleen in staat is het eigen geluid te horen, is op onweerstaanbare wijze een soort norm geworden. Je reinste auditief narcisme. ‘Het beluisterbare’, schrijft Kramer in de laatste alinea van zijn boek, ‘is niets als het niet gedeeld wordt.’
Zo is het maar net. Gooi derhalve de oortjes en koptelefoons weg! Beluister muziek met vrienden, bekenden en vooral ook met geliefden! Muziek is voor alles een intimiteit die we delen met anderen en met een wereld die erom vraagt beluisterd te worden.