Home Regels of bewustwording: De dilemma’s van de militaire ethiek

Regels of bewustwording: De dilemma’s van de militaire ethiek

Door Bea Mol op 26 maart 2013

08-2004 Filosofie magazine Lees het magazine

Sinds het Srebrenica-debacle worden Nederlandse militairen getraind in morele dilemma’s. Maar hoe doe je dat? Kweek je een moreel verantwoordelijkheidsgevoel, of stel je duidelijke regels? Officieren en ethici over onderwijs en de praktijk, en over de rol van de politiek. ‘Ik merk bij politici weinig van expliciete morele afwegingen bij de keuze voor uitzending’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Srebrenica 1995. Nederlandse troepen van de landmacht staan werkloos toe te kijken hoe de troepen van generaal Mladic de Bosnische mannen van de vrouwen scheiden en hen met onbekende bestemming wegvoeren. Om hen te doden, zoals later zal blijken. Wanneer in Nederland bekend wordt wat zich in Bosnië heeft afgespeeld is de verontwaardiging groot. Vredesmissies hebben ook hun problematische, duistere kant, dat lijkt nu pas tot de samenleving door te dringen.

Op de eerste plaats zijn deze problemen van politieke aard; nu het Nederlandse leger sinds het einde van de Koude Oorlog in toenemende mate wordt ingezet voor vredesmissies zoeken partijen naarstig naar criteria die een uitzending rechtvaardigen. Maar hier houdt het niet op. Minstens even belangrijk zijn de ethische problemen. Hoe moeten soldaten zich gedragen in conflictgebieden? Het evaluatierapport over Srebrenica is wat dat betreft duidelijk: militairen zijn onvoldoende toegerust om met ethische dilemma’s om te gaan.

Sindsdien is er ook wat veranderd: onderwijs in militaire ethiek moet helpen militairen beter bewust te maken van hun morele verantwoordelijkheden en hen te helpen afgewogen beslissingen te nemen. Het nieuw opgerichte bureau Ethiek en Krijgsmacht brengt in 2002 een basisboek uit voor het onderwijs in militaire ethiek. In oktober 2004 zal een praktijkboek verschijnen. Maar is onderwijs voldoende? Neen, blijkt uit een rondgang langs ethici en officieren. Het kweken van ‘moreel bewustzijn’ is weliswaar belangrijk, maar het voldoet zeker niet. Bovendien: hoe kan je leren ethisch te handelen in situaties van leven en dood?

Désirée Verweij is universitair hoofddocent Filosofie en Ethiek aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Op deze academie wordt het kader opgeleid, de toekomstige officieren en leidinggevenden van de landmacht. Verweij wil de cadetten ‘moral sensibility’ bijbrengen, wat kortweg inhoudt dat de cadetten moeten leren morele dilemma’s te herkennen. ‘Militairen moeten in staat zijn op een moreel verantwoorde manier te reageren en daar ook verantwoording over af kunnen leggen. Dat is niet eenvoudig. Ik zal een voorbeeld geven uit Srebrenica. Twee luitenants verschilden van mening over het helpen van de mannen van Mladic bij het scheiden van mannen, vrouwen en kinderen en het wegvoeren van de vrouwen en kinderen in bussen. Eén van hen stelde dat ze hen beter konden helpen aangezien de situatie in het kamp onhoudbaar was geworden, de hygiëne en voedselvoorziening lieten te wensen over en een humanitaire ramp dreigde. De ander zei, nee dat kun je niet doen, het lot van de mannen is onduidelijk, dit zijn nazi-praktijken. Op dat moment een tragisch dilemma. Achteraf kunnen we zeggen dat de tweede luitenant gelijk had. Zijn besef van de consequenties van de scheiding getuigt van moreel bewustzijn. Dat bewustzijn kun je mensen leren, zo blijkt uit onderzoek.’ Daarmee bedoelt Verweij uitdrukkelijk niet dat ze een pasklaar antwoord kan geven bij een dilemma. Het gaat om het kweken van een individuele morele gevoeligheid, waarbij bijvoorbeeld het besef past dat je ook in een hiërarchisch gestructureerd instituut als het leger jezelf niet kan verstoppen achter het bevel van een hogere. Soms is een ‘juiste’ handeling vooraf zelfs niet in te schatten. Verweij: ‘Situaties zijn nooit “zwart-wit”. Je kunt niet zeggen wat goed is, hoogstens de zo goed mogelijke uitkomst in bepaalde omstandigheden.’ Vaak zijn verschillende oplossingen op goede gronden verdedigbaar. De luitenant in Srebrenica die mee wou helpen aan de deportatie deed dat met de beste bedoelingen, hij meende zo een humanitaire ramp in het kamp te voorkomen. Soms is het zo dat welke beslissing je ook neemt, je altijd vuile handen zult maken. Dat draag je mee voor de rest van je leven.’

Criteria

Majoor Johan Dokter (35) vindt dat er daarmee teveel nadruk ligt op de ‘eigen morele verantwoordelijkheid’. Hij is twee keer op uitzending geweest in Bosnië, vorig jaar kreeg hij lessen ethiek tijdens een kadertraining. ‘Niemand waagt zich aan een oplossing. De militair moet in de praktijk maar zien wat hij doet, maar kan er wel op afgerekend worden. Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat de oplossing waarbij de minste slachtoffers vallen het beste is. Als er criteria zijn voor een rechtvaardige oorlog, dan zouden die er ook moeten zijn voor ethische dilemma’s.’  

In de praktijk van een uitzending krijgt een militair te maken met onvoorziene omstandigheden. Chris Vermeulen, kolonel en commandant van Dutchbat 1 in Srebrenica in 1994, geeft inzicht in de moeilijke keuzes die hij ter plekke moest maken. Hij is 58, inmiddels met pensioen. Ethiekonderwijs heeft hij nooit gehad, dat was in zijn tijd nog niet aan de orde, ook het nieuwe handboek over militaire ethiek heeft hij niet gelezen. ‘Ik had het gevoel dat ik zonder boek in Srebrenica met alles klaar kon komen, je bent gezegend met een geweten.’ Op de militaire dilemma’s was Vermeulen goed voorbereid zegt hij. Maar er waren ook kwesties die hij niet had verwacht. Zijn ‘lulligste beslissing’ ging over voedsel. ‘De moeders keken toe bij de afvalhoop hoe ik melk stortte, die over tijd was. Volgens de regels mocht ik het hen niet geven, kinderen zouden er ziek van kunnen worden. Geef je het toch en worden ze ziek dan krijg je te maken met de VN, gooi je het weg dan haten de moeders mij. Je kiest de minst slechte oplossing en geeft het als het nog net kan, de rest verbrand je, alhoewel mensen zich soms in de vlammen stortten om nog wat te pakken te krijgen.’

Niet alleen de aan de KMA opgeleide officieren, maar ook de lagere rangen kunnen voor belangrijke ethische keuzes komen te staan. Hoe leer je deze militairen die vaak nauwelijks vooropleiding hebben gehad daar mee om te gaan? Vermeulen deed dat door ‘praten, praten, praten, situaties ophoesten. Beantwoording van hun vragen, “als ze nu zus doen, als ze nu zo doen?”. In de praktijk gaat het toch anders dan je denkt. Je moet leren omgaan met verrassingen.’

Vermeulen vindt dat een commandant een jongen die goed heeft nagedacht over een keuze, moet steunen, ook bij een verkeerde beslissing. Hij kan begrip opbrengen voor Erik O., de marinier die verdacht wordt van het doden van een Irakees om de plundering van een container met meubilair te voorkomen en die daarvoor aangeklaagd wordt op verdenking van doodslag. Vermeulen: ‘Als je iets toestaat, bijvoorbeeld de roof van een container, wat is dan het volgende?’

De voormalige commandant vertelt hoe hij zelf in Srebrenica zijn spullen veilig stelde. ‘Er werd gestolen van onze compound, een oude accufabriek die in het begin moeilijk te beveiligen was. Er waren ook wapens bij, die kunnen zich morgen tegen je keren. Toen zei ik: het is nu afgelopen, we gaan schieten. De volgende avond, weer een inbraak, hebben we na waarschuwingen twee mannen gericht neergeschoten.’ Vervolgens werden deze mannen, die eerst van de Nederlanders gestolen hadden en door hen waren neergeschoten, door diezelfde Nederlanders medisch behandeld. Ze overleefden het. Vermeulen aarzelde niet om geweld te gebruiken: ‘Voor de mensen in de gebieden waarnaar Nederlandse militairen worden uitgezonden is de dood veel dichterbij, dat heeft invloed op hun gedrag, en dat moet ook invloed hebben op ons, anders verlies je de testfase.’

Is in dergelijke gevallen een duidelijk omschreven houvast mogelijk? ‘Ethische criteria’,  om in de woorden van majoor Dokter te spreken? Fred van Iersel, theoloog en bijzonder hoogleraar geestelijke verzorging Krijgsmacht aan de Universiteit van Tilburg, vindt van wel. Hij pleit ervoor om ethiek te verankeren in procedures – en juist om minder de nadruk te leggen op de eigen verantwoordelijkheid van de militairen. Van Iersel is één van de oprichters van het Bureau Ethiek en Krijgsmacht en medeauteur van de handboeken. Van Iersel: ‘De focus bij ethiek ligt nu teveel op de opleiding, maar het is ook een beleidsprobleem.’ Heldere richtlijnen dus: ‘Bij strategische keuzes, bijvoorbeeld welk doelwit zal worden aangevallen, moeten militairen een beslissingsmodel doorlopen, daarbij is aandacht voor de geografie, de middelen et cetera. Ethische aspecten worden daarbij over het hoofd gezien.’ Volgens van Iersel wordt dat teveel aan de persoon overgelaten. Met een lachje: ‘Het is wel vervelend voor goed opgeleide militairen die in eigen verantwoordelijkheid denken, wanneer hun handelingsvrijheid wordt ingeperkt.’

Het belang van ethiekonderwijs voor militairen is zeker groot, meent hij, maar niet zaligmakend. ‘Het is goed dat mensen leren dat ze een eigen verantwoordelijkheid  hebben, één van de verworvenheden is dat Befehl ist Befehl, niet langer geldig is, want de praktijk heeft uitgewezen dat dit vaker tot misdaden leidt. Maar als je alleen militaire verantwoordelijkheid tot uitgangspunt neemt dan bouw je anarchie in. Militairen zijn niet normstellend, maar een instrument van de rechtsstaat.’
Désirée Verweij ziet dat anders. ‘Van Iersel meent dat je ethisch handelen met regels op kan leggen. Ik denk dat dat niet kan, het moet van onderaf komen. De militairen die ik opleid zullen ook invloed hebben op het toekomstige beleid van defensie. Voor mij staat daarom werken aan hun morele bewustwording voorop.’

Robotachtig

Befehl ist Befehl geldt niet in Nederland. Want daar zou je je als militair achter kunnen verschuilen na het begaan van een oorlogsmisdaad. Gehoorzaamheid, schrijft Désirée Verweij (The dark side of obedience, in Professional ethics, vol. 10) is dan ook niet het belangrijkste doel van militaire training. ‘We willen geen robotachtige mensen die niet denken en die zich nergens iets aan gelegen laten liggen. De complexe militaire praktijk van tegenwoordig vraagt om flexibiliteit en creativiteit’. Zélf denken, dat betekent juist dat je soms móet optreden tegen de regels in.

Een chauffeur krijgt tijdens een uitzending de opdracht om met grote spoed een onderdeel op te halen. Het is van groot belang voor de eenheid dat hij zo snel mogelijk terugkomt, zodat onmiddellijke steun kan worden gegeven in een sector waar onlusten zijn. Wanneer hij halverwege is ziet hij een ernstig gewonde man aan de kant van de weg liggen. Wat moet hij doen? Gaat zijn spoedeisende opdracht voor of het leven van de man? De militair rijdt door, de man overlijdt. Een verkeerde keuze, vond zijn commandant en de man werd berispt (Tijdschrift voor humanistiek, 2002).

Hoever gaat de eigen verantwoordelijkheid volgens Chris Vermeulen? Had zijn collega commandant Karremans in 1995 in Srebrenica tegen de regels van het mandaat in kunnen handelen om te voorkomen dat de troepen van Mladic de islamitische mannen zouden doden? Vermeulen: ‘Als Karremans zeker had geweten dat het fout ging dan had hij anders gehandeld, daar ben ik van overtuigd. Voor mij geldt: als ik wist dat die mannen vermoord zouden worden dan gingen ze niet weg.’ En als daardoor de eigen troepen in gevaar zouden komen? ‘Dat is dan de ultieme consequentie van de uitzending. De veiligheid van je eigen mensen is belangrijk, als die in gevaar komt, kun je je opdracht niet meer uit voeren. Maar als de opdracht is: u verdedigt mensen, dan doe je dat.’

Het maken van een heldere analyse en het herkennen van een moreel dilemma in een chaotische situatie, waar je te maken hebt met tijdsdruk, stress en fysieke bedreiging,  is vaak één van de grootse problemen in de militaire praktijk. Fred van Iersel meent dat dat beter getraind moet worden. ‘Je kunt voor personen diverse niveaus van ethisch handelen onderscheiden. Wij proberen de cadetten op een hoger niveau te brengen. Dat kun je meten. Daarvoor kun je dilemma’s verstoppen in een eindopdracht. Bij vredesmissies zegt men ook niet: “u heeft nu een dilemma.” Het herkennen van een dilemma kan leiden tot een onderbreking van de militaire routine. Ik heb meegemaakt bij een eindoefening dat een aankomende commandant voorstelde om vluchtelingen maar van een brug te schieten om dat men er anders niet langs kon. Of hij zijn brevet gehaald heeft? Ik denk het wel.’

Van Iersel pleit ervoor dat soldaten eerste klas, de lagere rangen, een instructiekaart krijgen met hoe te handelen bij dilemma’s. Een ethisch model zou een dril moeten worden die een soldaat zo snel mogelijk kan doorlopen, zegt hij, het moet een automatisme worden.

Maar hoe duidelijk je de ethische regels voor militairen ook maakt, een grijs gebied blijft er altijd bij vredesmissies. Daar moet de militair naar eer en geweten een keuze maken. De uiteindelijke morele verantwoordelijkheid ligt echter niet alleen bij de militair. Verweij: ‘De politiek kan militairen in een onmogelijke positie plaatsen, en zo morele dilemma’s creëren. Politici sturen militairen niet louter uit menslievendheid op een missie, het heeft ook te maken met politieke, economische en strategische belangen en doelen. Militairen moeten zich kunnen verantwoorden, politici net zo. Ik merk weinig van expliciete morele afwegingen bij de keuze voor uitzending.’