‘Kunst gaat om de expressie van de een en de interpretatie van de ander’
Marc Daniel van Biemen (38) is eerste violist bij het Concertgebouworkest en het Alma Quartet. In september 2025 verschijnt zijn tweede boek, waarin hij de lezer gidst door de wereld van de klassieke muziek.

‘Het spelen van de Tweede Symfonie van Gustav Mahler is een levensveranderende ervaring. Dood, lijden, verlangen, liefde, en verlossing: Mahler drukt het hele leven uit in deze symfonie. Het is echt een reis, van totale onschuld naar zware angsten, en jij zit met het orkest en het koor in het oog van de storm. Na het spelen denk je: dit is inderdaad de essentie van wat het betekent om mens te zijn, van wat het betekent om te leven.
Een klassiek muziekstuk kun je zien als een dorp met allemaal kleine omweggetjes. In het ene straatje kom je vrolijke mensen tegen, in het volgende heb je een doodsstoet. Alleen is het niet in taal of beeld, maar in muziek uitgedrukt. Die taal van de muziek moet je leren begrijpen. Je kunt niet meteen Mahler snappen als je niets van klassieke muziek weet, je moet eerst bijvoorbeeld beginnen bij Beethoven en dan een paar stadia doorlopen.
Maar in de kern is klassieke muziek ook gewoon ontspanning, het is een vorm van entertainment. Of het dan nog wel kunst is? De grap is dat je als muzikant, zeker als orkest, één grote coverband bent. Je bent aan het uitvoeren wat andere mensen hebben gemaakt. En toch: componisten zetten het werk dan wel op papier, maar papier klinkt niet. De componist kan niet zonder de muzikant en vice versa.
Het lastige en het mooie aan spelen in een klassiek orkest is je verplaatsen in wat iemand anders op papier heeft gezet, en dat zo eerlijk en persoonlijk mogelijk uitvoeren. Kunst draait om de expressie van de een en de interpretatie van de ander. En, niet te vergeten: de ontvangst van een derde. Muzikanten zijn niks zonder publiek.’
‘Een reconstructie draait om het tonen van een kunstwerk en een kunstenaar’
Lisa Wiersma (39) maakt reconstructies van de oude meesters in het tv-programma Het geheim van de meester. Ze werkt daarnaast als schilder en kunsthistoricus.

‘Vincent van Gogh schilderde de Amandelbloesem voor zijn pasgeboren neefje; het schilderij heeft iets lichts en vrolijks. Maar terwijl het schilderij de geboorte van zijn neefje vierde, was Van Gogh aan het toewerken naar zijn zelfmoord. Enkele maanden later overleed hij.
Dat verhaal greep me. Tijdens het reconstrueren van dit werk probeerde ik met Van Gogh mee te voelen. Ik ging zachter schilderen, met meer aandacht voor hoe Van Goghs laatste maanden waren. Bij het maken van een reconstructie ben je niet alleen een soort kopieermachine. Je bent bij een reconstructie veel langer bezig met een schilderij dan eigenlijk nodig is, omdat elk penseelstreekje op precies de goede plek moet zitten. Het is daardoor minder intuïtief dan eigen werk maken. Het moeilijkste is dan ook om te schilderen met een soort nieuwheid; om het schilderij te laten leven. Daarvoor moet je een beetje in de huid van de schilder kruipen.
Bij De piskijker van Jan Steen had ik daar moeite mee. Het is een grappig schilderij, maar ik vond het lastig om echt van het werk te genieten. Daardoor kreeg het reconstrueren iets machinematigs. Het proces en de techniek klopten wel, maar er miste iets.
Het maken van een reconstructie draait om het tonen van een kunstwerk en een kunstenaar. Wat beweegt een schilder? Hoe kwam het werk tot stand? Waarom is het zo bijzonder? Ik probeer met mijn reconstructies uit te leggen wat kunst nou kunst maakt.
Het ambacht van schilderen kun je niet los zien van wat het betekent om een kunstenaar te zijn. Het maken van kopieën is historisch gezien een manier geweest om schilders op te leiden. Je leert er enorm veel van. Dat kan je het ambachtelijke gedeelte van het kunstenaarschap noemen, maar als je het niet doet, word je ook gewoon niet zo’n goede schilder.’
‘Theater leert je naar je geweten te luisteren’
Ola Mafaalani (56) is toneel- en operaregisseur. Ze regisseert bij Het Nationaal Theater Phaedra in vlammen, dat vanaf september 2025 te zien is. Haar werk is onder meer bekroond met de Prosceniumprijs en de Cultuurfonds Prijs.

‘Het liefst wil ik dat je bij een theaterstuk van mij alle emoties ervaart die er zijn. Je hebt gelachen, je hebt gehuild, je bent geraakt, gevoed en geaaid. Maar je bent ook wakker geschud.
Als je naar een van mijn stukken gaat, zie je ogen die van je houden. Je ziet bewegingen die met veel aandacht voor jou gechoreografeerd zijn. Je ziet een voorstelling die jouw leven viert, en die je uitnodigt om te luisteren naar je intuïtie, naar je geweten dat fluistert: klopt het wat ik doe in het leven? Past dit werk bij me? Word ik werkelijk gekoesterd in deze relatie? Wil mijn ziel dit of vergooi ik mijn tijd? Want zolang we dit ene leven hebben, zolang er geen garantie is dat er zoiets als reïncarnatie bestaat, heb je de plicht om het leven vorm te geven aan de hand van dat geweten. Via theater kun je leren luisteren naar die fluisterende stem.
De Grieken noemden dat katharsis: op het toneel zie je een verhaal waar je jouw levensgeschiedenis tegenaan kunt houden. Zelfs in verhalen waar moorden worden gepleegd, zoals Macbeth of Medea. Door twee uur te leven in die wereld zie je dat je kapot zou gaan aan het bloed dat aan je handen kleeft als je iemand zou doden. Als je zelf een moord pleegt, is er geen weg meer terug. Dat is wat wij geven in het theater: een terugweg.
Om alles uit een voorstelling te halen dat erin zit, raad ik aan om de hersenen te ontspannen en vooral te voelen. Meehuilen, meelachen – niet analyseren. De mooiste ervaring heb je als je je eraan overgeeft. Theater is een kunstvorm die voor gevoel uitdrukking zoekt.’
‘Dans begrijp je niet met je brein, maar met je hart’
Jozefien Debaillie (38) is danser bij het Scapino Ballet. Vanaf oktober danst ze in de voorstelling Anima obscura.

‘Dansen is pure communicatie. Als ik niet kan praten, gebruik ik lichaamstaal, dan leg ik het uit met mijn lichaam. Dat is iets instinctiefs. Dans kan ons dichter bij onszelf brengen, omdat het teruggrijpt op dat primitieve in ons; omdat je iets moet begrijpen zonder dat het wordt uitgelegd.
Omdat je als toeschouwer niet altijd weet waar het over gaat, kan dans je aan het denken zetten. Het kan je nieuwsgierig maken: wat doet het met mij? Voel ik me ook zo? Dans gaat niet om begrijpen met het brein, maar om begrijpen met het hart.
Om een emotie over te brengen aan de toeschouwer, probeer ik bij mezelf na te gaan hoe mijn lichaam voelt als ik die emotie ervaar. Hoe voelt verdriet in je lichaam? Je beweegt dan niet licht of vrolijk, maar zwaar. Het is pijnlijk, maar ook mooi. Het is fragiel. Ik voeg zo mijn eigen levenservaring toe aan de beweging.
Een dansvoorstelling die voor mij belangrijk is geweest is Pas de deux bij het Scapino Ballet. De bewegingen waren gemaakt voor mijn lichaam, ik kon de essentie van mezelf daar volledig in uitdrukken. Soms moet je bewegingen doen die iemand anders heeft bedacht en die niet altijd bij jouw lichaam passen, maar in dit stuk kreeg ik de vrijheid om alles exact te doen op de manier dat mijn lichaam het wilde. Ik kon de grenzen van mijn eigen kunnen opzoeken.
De voorstelling ging over een duet, niet tussen twee dansers, maar tussen dansers en muzikant. De muzikant danste achter zijn piano met ons mee, terwijl hij zijn eigen creatie speelde en wij onze eigen creatie dansten. Als de één plotseling sneller gaat, moet je daar op reageren; je zweept elkaar op, je reageert op elkaars emoties. Dat is heel spannend aan voorstellingen met live muziek, iedereen moet alert zijn. Het duet was een gesprek dat we non-verbaal voerden: hij met zijn muziek, wij met onze dans.’