Home Paniek als bindmiddel

Paniek als bindmiddel

Door Leon Heuts op 17 januari 2005

01-2005 Filosofie magazine Lees het magazine

De media kunnen ons alleen door de constante suggestie van gevaar en exploitatie van nationalistische nostalgie ervan overtuigen dat ze nog iets te melden hebben. In werkelijkheid zijn ze de regie echter volledig kwijt.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen


Kwaliteitskranten nemen zichzelf graag serieus; dat blijkt uit de meest verfijnde vorm van zelfkastijding – de bijlagen over media. Wie zo veel berouw toont over de hype-verslaving, paniekzaaierij en stigmatisering die hij mede zelf veroorzaakt, moet wel aannemen dat hij veel kwaad kan aanrichten. Terecht natuurlijk, de media hebben in een wereld die wordt gevormd door televisie en drukpers een allesbepalende invloed op onze perceptie van de werkelijkheid. Sommige mediatheorieën noemen media dan ook de ‘regisseur van de werkelijkheid’. Toch schort er sinds 9/11 iets aan de opvatting dat de media de werkelijkheid regisseren.
Wie de krampachtige pogingen van de media beschouwt om aandacht te genereren of antwoorden te vinden op de problemen van deze tijd, kan niet anders dan concluderen dat ze de regie dreigen kwijt te raken. Hoe kan dit?    

De mythe van de superregisseur voert terug op Orson Welles, het oertype van het mediagenie. In 1938 schokte hij de Amerikaanse natie door een hoorspel over een invasie van Mars. De fake nieuwsberichten in het hoorspel waren zó levensecht dat duizenden Amerikanen in paniek de steden verlieten; War of the Worlds geldt sindsdien als schoolvoorbeeld van de grote invloed van media. Mediatheorieën uit de duistere jaren dertig sluiten daarbij aan. Zoals de beruchte ‘naald’-theorie volgens welke het volk van bovenaf door middel van de media naar believen kon worden geïnjecteerd met ideologie naar keuze, mits goed gebracht. 

De gedachte dat de media direct ‘van bovenaf’ de samenleving naar believen konden manipuleren is de decennia daarna wel wat verstomd – het volk kreeg meer status dan louter die van volgzame schapen. Maar het potente idee van de superregisseur is nooit écht verdwenen. De opgewarmde marxisten van de Franfurter Schule zagen in de media de sluwste list van het grootkapitaal. Theodor Adorno sprak halverwege de vorige eeuw van  ‘cultuurindustrie’: de hervorming van de samenleving tot een simpel te bespelen markt door middel van populaire massacultuur. Guy Debord introduceerde het begrip ‘spektakelmaatschappij’ (Society of the spectacle, 1967), waarmee hij een door de door media gedomineerde samenleving aanduidt waarin de inhoud van de boodschap er niet meer toe doet. Louter de spectaculaire verschijning is van belang – men slikt het uiteindelijk toch wel. Al zijn het bloemkolen, om een uitspraak van Ruud Hendriks, medeoprichter van RTL Véronique, aan te halen. Om daarmee maar aan te geven dat men in een postideologisch tijdperk het volk van alles kan voorschotelen  – als het maar spectaculair wordt gevonden.

Ook postmoderne critici hebben zich nooit helemaal ontdaan van de media als superregisseur. De media dirigeren de werkelijkheid door antwoorden te geven op de wezenlijke vragen van ons leven. Maar die antwoorden krijgen slechts betekenis doordat bij voorbaat de werkelijkheid is geschapen – door dezelfde media. Een beproefde methode daarbij is het gebruik van tegenstellingen, zoals mooi of lelijk, vriend of vijand, leugen of waarheid, feitelijkheid of interpretatie, trendy of achterhaald. Dus: lifestyle media kunnen – als dirigent – de modes en trends van het komende jaar bepalen. Maar die modes en trends slaan pas echt aan omdat het collectief bewustzijn allang is gevormd door een levenslange boodschap van wat mooi is en lelijk. We herkennen mooi en lelijk even feilloos als ons spiegelbeeld, door de hersenprogrammering van de media.
 

Grootste Nederlander

Toch gaat de visie van de media als regisseur van de werkelijkheid niet zo maar meer op. Het is ontegenzeggelijk waar dat de woorden- en beeldenstorm die iedere dag over ons heen woedt onze werkelijkheid bepaalt. Maar hebben de media zelf nog enig zicht op wat ze ontketenen?

Een goede regie vereist overzicht, eenheid en anticiperen op onverwachte gebeurtenissen. Maar in de huidige tijdsgeest kunnen zelfs goedbedoelde programma’s onverwachte gevolgen hebben. De kreet dat Nederland na de moord op Fortuyn en Van Gogh zijn ‘onschuld is kwijtgeraakt’ geldt zeker voor de media. Zelfs onschuldig bedoeld, nostalgisch entertainment als De Grootste Nederlander – gelanceerd omdat het in Duitsland en Groot-Brittannië ‘een succes’ was  – loopt het risico alle trekken van een nationalistisch-ideologisch theater te krijgen. De winnaar moest dus wel het nationalistisch spook bij uitstek zijn: Pim Fortuyn. Initiatiefnemers van De Grootste Nederlander vonden het een smet op het programma, maar in werkelijkheid waren ze naïef. In het huidige tijdsbeeld kán een zoektocht naar de grootste Nederlander niet meer worden losgezien van het afzetten tegen groepen die wel deel uitmaken van de samenleving,  maar die om de één of andere manier niet onder de Nederlandse identiteit worden geschaard. Een ander voorbeeld is de poging van diverse dagbladen om de volkswijken in te gaan en de vox populis in de kolommen te laten klinken – zoals de serie over het Laakkwartier in de Volkskrant. Goedbedoeld, maar de aldus gerapporteerde onderbuikgevoelens hebben in een tijdsgewricht,  waarin ‘geen woorden maar daden’ tot politieke leus is verheven,  een totaal ander gewicht dan, pakweg, tien jaar geleden.  

De media zijn de regie kwijt, en de vraag is hoe dat is gebeurd. De Duitse filosoof Peter Sloterdijk beschrijft in een voordracht uit 1997, onder de titel De dwingende reden om samen te zijn, opgenomen in de essaybundel Mediatijd (Boom, 1999) het symbolisch failliet van de westerse samenleving,  een catastrofe die nu pas tot ons doordringt. Voor Sloterdijk vereist iedere samenleving een symbolische investering. Rituelen, symbolen, of een gezamenlijke taal een gezamenlijke taal houdt de samenleving bij elkaar. Onze wortels worden zorgvuldig gecultiveerd, geteeld en geknipt in een nationale broeikas van generaties. De winst die we uit deze investering halen is natuurlijk dat dit glazen huis bescherming biedt tegen de existentiële onzekerheid van het menselijk bestaan: het geeft ons een gezamenlijke identiteit, een gezamenlijke geschiedenis met gezamenlijke antwoorden op de vragen van het leven. De media spelen daarin van oudsher een belangrijke rol. Tenslotte kunnen zij op grote schaal en bliksemsnel onze gezamenlijke symbolische identiteit presenteren. Maar die symbolische investering is steeds moeilijker te handhaven in een uitdijende wereld van het kapitaal – ja, ook Sloterdijk volgt hier Marx. Investeren langs symbolische lijnen betekent niets meer, uitsluitend de lijnen van kapitaalsvermeerdering worden gevolgd. We weten het misschien nog niet, zegt Sloterdijk, maar wat ons bij elkaar houdt zijn geen symbolen, maar rendementen. 

De media hebben zich op het eerste gezicht goed aangepast aan deze verandering. Althans: financieel. Commerciële televisiezenders – en in hun kielzog de publieke omroepen – ruilden de symbolische kracht van het publieke belang in voor het rendement van de hoge kijkcijfers. Maar dit is nog niet genoeg; hoe commercieel media ook zijn, hun uiteindelijke product is en blijft namelijk louter symbolisch: informatie, taal. Maar het frappante toeval wil dat er juist nu een grote hunkering is naar symbolen. Rendementssamenlevingen zijn geen warme plekken – alles draait er om efficiency en winsten, de vraag ‘wat ons bindt’ is er overbodig. Geheel volgens de wetten van vraag en aanbod bieden media dan ook in toenemende mate ‘bindende’ symbolen aan. Het ‘wij’- gevoel wordt massaal geëxploiteerd, onder andere in ellenlange reruns van vergeten shows en herhalingen van voetbalwedstrijden die lang geleden zijn gespeeld (vorig jaar was er nota bene een integrale herhaling van de wedstrijd Nederland-Brazilië van het WK in 1974). De herdistributie van nostalgie is een belangrijke geldbron voor media.

Maar lukt dat ook? Smeden media de zo verlangde eenheid? Neen;  het ‘wij-gevoel’ is namelijk geen product. Het is ontsproten uit een generatielange teelt;  het geeft ons een identiteit zolang we het gevoel hebben dat we mee kunnen telen. Als het wordt aangeboden als product, dan kunnen we het niet anders zien als een symbool voor wat verloren is gegaan. De media krijgen dan alle trekken van een voortdurende herdenkingscultus. 
 

Studio Sport

Een goed voorbeeld is de verkwanseling van het ‘Studio Sport zondagavondgevoel’.  Mediatycoon John de Mol heeft de voetbalrechten gekocht voor een luttele vijf miljoen euro méér. Ongetwijfeld zal hij het voetbal aanbieden met de nieuwste technische snufjes, én de nodige ‘Studio Sport’- nostalgie. Als deze nostalgie louter als product, als format, wordt aangeboden, dan zal het nieuwe voetbalprogramma doods zijn. We moeten niet opkijken als het dan eenzelfde lot is beschoren als eerder Sport 7.

Of het symbolisch faillissement nu komt door de verwoestende werking van het kapitaal, of  door een radicale, modernistische twijfel aan elke nationaal symbool, of door louter verveeldheid,  doet niet eens zo veel ter zake. Feit is dat een symbolisch faillissement nooit kan worden geaccepteerd, omdat het een totale desintegratie van de samenleving betekent. Het gevolg is volgens Sloterdijk totale paniek en verwarring. In zo’n klimaat is het mogelijk dat nota bene Jozias van Aartsen, een liberaal, pleit voor neopatriottisme en het Nederlandgevoel. Maar alle uitingen van vaderlandsliefde, beschavingsoffensieven of waarden- en normendebatten helpen niet meer. Als Nederland daadwerkelijk een rendementssamenleving is, dan moeten we concluderen dat maar één man in Nederland daadwerkelijk heeft begrepen wat ‘investeren in de samenleving’ op dit moment betekent – en dat is helaas niet Van Aartsen noch Balkenende. Het is Nout Wellink, president van De Nederlandse Bank, die in het programma Buitenhof  een oproep doet aan de Nederlandse burger om zijn opgepotte spaarcenten nu eens uit te geven – in naam van het landsbelang.

Toch is de paniek tevens de allerlaatste manier om de boel een beetje bij elkaar te houden. En dat is ook de laatste mediastrategie. Sloterdijk beschrijft de paniek van de samenleving als volgt: ‘We zijn nu, denk ik, in elk geval zo ver dat we kunnen zeggen dat moderne naties niet zijn wat traditionele historici voorgeven dat ze zijn, namelijk historisch te funderen en te herleiden gemeenschappen; ze zijn veeleer psychopolitieke, op suggestie gebouwde lichamen die het karakter van kunstmatige stress-gemeenschappen hebben.’ In een samenleving louter steunend op suggestie en stress kan alleen een voortdurende boodschap van gevaar nog enig effect hebben. Het is de laatste – en tegelijkertijd meest riskante – poging om de regie in handen te houden; eigenlijk op het moment dat die definitief is verspeeld.

Zo ontstaat volgens Sloterdijk een cultus van fictieve rampen en paniek zaaien. Zo’n cultus verklaart waarom een moord opeens een zware bedreiging voor de rechtsstaat vormt, en terrorisme een bijna mythisch begrip waarmee zowel media als politici – die het failliet van de symbolische orde onder meer aan den lijve voelen door het op drift geraakte electoraat – op korte termijn kunnen scoren. Ferme uitspraken als ‘het is oorlog’ doen het goed in de pers, en doen vermoeden dat iemand doorziet hoe het zit. Op langere termijn is dit spelen met gevaar echter levensgroot. Uiteindelijk zijn zowel media als politiek gebaat bij een duidelijk inbedding in een symbolische orde – een stabiele samenleving; daaraan ontlenen zij hun bestaansrecht en daar ligt ook hun verantwoordelijkheid. Zo niet, dan dreigen hun strategieën immoreel te worden, waardoor de samenleving verder ontwricht raakt. Dichotomieën van vriend en vijand worden dan opnieuw uitgespeeld, want er is natuurlijk geen gevaar zonder een vijand. ‘Onschuldig’ entertainment kan een keiharde oorlogsverklaring worden. Dat laatste is overigens een korte analyse van een uitzending van SBS Shownieuws, waarin Geert Wilders heldhaftig mocht zeggen waarom hij ingaat op een uitnodiging van de Arabische nieuwszender Al Jazeera. Immers: wat voor een man zou de Nederlandse politicus zijn als hij zijn boodschap niet zou durven verkondigen in het hol van de leeuw? Een strijdbare, nationalistische politicus in een showprogramma – dat is ongetwijfeld de beste uitdrukking van de huidige tijdsgeest. 
 

Split screen

Het meest veelzeggende voorbeeld van de tegenstelling tussen vriend en vijand, komt dit jaar op naam van Het Journaal. De nieuwsrubriek koos ervoor om de landelijke herdenking van de moord op conrector Hans van Wieren van het Terra college live op televisie uit te zenden. Nu is dat al typisch. Want hoe schokkend de moord ook was, live uitzending van een herdenking is uitzonderlijk. Herdenken is sowieso zeldzaam, en beperkte zich – nog vóór de stille tochten – voornamelijk tot het Koningshuis en de Tweede Wereldoorlog.

Tijdens de herdenking zoomden de camera in op een schoolklas, die 1 minuut stilte in acht nam. Tegelijkertijd – door middel van split screen – zag de kijker een Nederlandse vlag halfstok. De camera nam vervolgens een moslima in close up. Het meisje droeg een hoofddoek. Dit leverde het beeld op van een meisje dat haar bedekte hoofd naar beneden had gericht, terwijl naast haar de Nederlandse vlag wapperde.
‘Ons’ nationale symbool tegenover een cultureel-religieus symbool dat de laatste jaren zo is verguisd; wie zegt dat dit betekenisloos toeval is, heeft de laatste twee jaar niet opgelet.