Home Op graftoer met Maarten en Fredie

Op graftoer met Maarten en Fredie

Door Frank Meester op 22 maart 2010

Cover van 03-2010
03-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Bij veertig graven van grote denkers legden filosoof Maarten Doorman en fotograaf Fredie Beckmans veelzeggende details vast. Hun bundel is een hink-stapsprong door de geschiedenis van de wijsbegeerte.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Filosoof en dichter Maarten Doorman en beeldend kunstenaar Fredie Beckmans stelden een top-40 samen van dode denkers en gingen on tour langs hun graven, niet chronologisch, niet alfabetisch maar at random. Doorman schreef over elk graf een stukje en Beckmans maakte er een foto van voor de achterpagina van NRC Handelsblad. Door de bundeling van deze bijdragen ontstaat een soort hink-stapsprong door de geschiedenis van de filosofie. Bijna altijd wijst Doorman op een detail dat op de een of andere manier te maken heeft met het leven of het werk van de denker. De witte vogelpoepvlek op het zwarte marmer van het graf van Susan Sontag doet denken aan de karakteristieke grijze pluk in het verder zwarte haar van de filosofe. Friedrich Nietzsche, de filosoof die God dood verklaarde, blijkt met zijn hoofd nog net binnen de oude kerkmuur op het kerkhof te liggen. ‘Als je even niet oplet beland je in een verhaal van Harry Mulisch en heeft alles met alles te maken’, schrijft Doorman terecht. Elk betekenisvol detail leert ons en passant wel iets over het leven en het werk van de ondergrondse denker. Jammer dat Doorman in dit met vaart geschreven boek een enkele keer wat slordig omgaat met die details. Wittgenstein en Hitler zaten niet in Wenen bij elkaar op school, maar in Linz.

Rock-’n-roll

Niet alleen de dode denkers, ook de levende denker Doorman en zijn vriend Beckmans leren we kennen. Natuurlijk door hun optredens als beschrijver en fotograaf van graven, maar vooral ook doordat Doorman vertelt hoe ze tussendoor van het ene graf naar het andere toeren. In vijf hoofdstukken met de veelzeggende titel ‘Backstage’ blijkt dat hun leven dan behoorlijk rock-’n-roll is. Ze houden beiden van veel te hard rijden, waarvoor ze boetes krijgen en waarmee ze auto’s beschadigen. De fotograaf neemt een vriendin mee op graventoer in Parijs. Ze is fotomodel, heeft kleptomane trekjes, gebruikt drugs en rookt aan één stuk door. Met haar belanden ze in Parijse nachtclubs en raken ze slaags met een lookalike van Rolling Stone-gitarist Ron Wood. In Londen komen ze door weer een andere vriendin van de fotograaf in een Indiaas restaurant. De tandoori is er goed, maar de mannen moeten wel even weg om vlees en bier te halen, want die essentialia ontbreken in het restaurant. Het duo neemt een lifter mee, alleen maken ze de jongen zo bang met hun indrukwekkende tatoeages en hun angstaanjagende verhalen over necrofilie dat de lifter stante pede de auto wil verlaten. Op het vliegveld giet Doorman een flesje Kürbiskernöl – ‘haast zwarte uit pompoenpitten geperste olie die vanouds in Karinthië wordt vervaardigd’ – in een aktetas van de douane. Hij is boos omdat hij niet alle olie mee mag nemen. On stage zijn de twee beduidend beter te pruimen dan backstage.