Home Op de lange termijn zijn we wel vrij

Op de lange termijn zijn we wel vrij

Door Bert Keizer op 10 juli 2012

Cover van 07/08-2012
07/08-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

Cognitiefilosoof Marc Slors rekent af met het neurogemak van Dick Swaab en Victor Lamme. Die kunnen zo makkelijk scoren doordat ze ons ‘zelf’ met bewustzijn identificeren. Maar onbewust is nog niet onvrij.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Voor wie ertegen kan, is er NOG een boek over brein, bewustzijn en vrije wil. Dit keer van de Nijmeegse hoogleraar cognitiefilosofie Marc Slors, die zich met frisse moed een nieuw pad hakt door de jungle van neuronen, bedoelingen, identiteit, causaliteit, bewustzijn, evolutie en natuurlijk de vrije wil. Om te beginnen doet hij het idee dat wij al onze handelingen bewust veroorzaken de deur uit.

Ter illustratie beschrijft hij een fascinerend experiment dat werd gedaan door een spectaculaire voorganger van Libet. In 1963 plaatste de Britse neurochirurg W. Grey Walter tijdens een operatie waarbij de schedel werd geopend elektrodes op de motorische schors van patiënten. Hij gaf ze tevens een drukknopje in de hand om een diaprojector te kunnen bedienen. Dit knopje was echter nergens mee verbonden. De elektrodes op het brein functioneerden wel. Als daar knopdrukactiviteit optrad, werd dat signaal versterkt doorgegeven aan de diaprojector zodat de volgende dia verscheen. De chirurg verwachtte dat de patiënten niets zouden merken, maar zo ging het niet. Ze hadden het rare gevoel dat het dia-apparaat hun gedachten kon lezen, want telkens als ze het knopje wilden indrukken (maar nog niet indrukten) verscheen er al een nieuwe dia.

Helaas is dit experiment nooit herhaald. Het illustreert wel prachtig dat onze bewuste kortetermijnintenties pas ontstaan NADAT het onbewuste brein al is begonnen een handeling voor te bereiden. Slors voegt daar nadrukkelijk aan toe dat het hier gaat om kortetermijnintenties voor handelingen als knop indrukken, vakje rood kleuren in stemhokje, op de fiets stappen.

Kunduz-missie
Maar dergelijke handelingen zijn een onderdeel van iets veel groters. Als ik na lang aarzelen wegens die mallotige Kunduz-missie besluit niet meer op GroenLinks te stemmen, zijn de paar bewegingen die ik nodig heb om dat vakje rood te kleuren bij een andere partij natuurlijk maar een minuscuul detail van wat ik aan het doen ben. Wie op een knop drukt om een dia te laten zien, doet in zekere zin hetzelfde als iemand die op een knop drukt waardoor bomluiken zich openen. Toch gaat het om iets heel anders. En iemand kan op de fiets stappen om naar huis te gaan of om filosofie te gaan studeren – dezelfde bewegingen, maar een totaal ander gebeuren.

Slors gaat moeiteloos mee in de neurowetenschappelijke benadering van dergelijke handelingen en onderschrijft het onbewuste aspect ervan. Toch komt hij met een essentiële toevoeging, die veel ruimte schept. Want neem de vrouw die op de fiets stapt om filosofie te gaan studeren. Zij wil naar het station fietsen om daar de trein te nemen naar Utrecht omdat daar een open dag wordt georganiseerd in de filosofiefaculteit. Bewustzijn is niet erg nodig om te kunnen fietsen. Kennelijk heeft het een andere functie dan direct bewegingen veroorzaken. Inderdaad, betoogt Slors: bewustzijn ‘dient allereerst voor het verankeren van intenties en beslissingen die in een later stadium veelal onbewust of op de automatische piloot worden uitgevoerd’.
Dus als iemand besluit filosofie te gaan studeren, wil dat niet zeggen dat haar gang naar het station of haar besluit om de fiets of de tram te nemen op weg naar de faculteit voor die open dag ook al is vastgelegd. Maar een langetermijnintentie vormen is een manier om jezelf te ‘programmeren’, een woord dat Slors zelf tussen aanhalingstekens plaatst.

Zo zijn we toch weer een beetje de baas in ons leven. Slors’ verfrissende betoog deed me denken aan de ontnuchterende opmerking van neuroloog Antonio Damasio: ‘U denkt toch niet dat al die experimenten waarin wordt aangetoond dat het bewustzijn niets heeft in te brengen gedaan kunnen worden met bewusteloze patiënten?’ 

Klokwerk
Wat heeft dit alles met de vrije wil te maken? Wie over de vrije wil praat, struikelt over het idee dat het universum gedetermineerd is, afloopt als klokwerk, wat betekent dat alles al van tevoren vastligt. En als dat zo is, dan ligt het ook al vast wat ik over drie jaar ga doen, dus heb ik geen vrije wil. Slors maakt korte metten met dit gedachtegangetje door ronduit te stellen dat we helemaal niks merken van dit gedetermineerd-zijn van de wereld. Wat we wel merken is dat de man die uit een raam valt zich op een heel andere wijze naar beneden begeeft dan de man die de trap af loopt. Deterministen vinden dat beide mannen even vrij zijn in hun handelen. Maar de traploper kan halverwege omdraaien en weer naar boven gaan, en dat kan de valler niet. Overigens hoeft de determinist hierbij niet eens van zijn geloof af te vallen, want de wil van de traploper kan best gedetermineerd zijn, maar hij kan wel handelen naar die wil, terwijl de valler dat niet kan. Die wil namelijk (meestal) niet verder naar beneden.

Neurowetenschap laat zien dat de geest bepaald wordt door het brein, en het brein maakt onderdeel uit van een deterministisch universum. Maar, betoogt Slors, een deterministisch universum betekent niet dat er geen vrije wil is. Dus betekenen de neurowetenschappen niets voor de vrije wil.
Slors verwijt de neurowetenschappers dat zij een veel te nauwe blik hebben op menselijk functioneren. Bewuste kortetermijnintenties zijn niet bepalend voor wat we doen en in zoverre deze kortetermijnintenties bepalen wat ik doe, ben ik inderdaad onvrij. Maar Slors protesteert zeer overtuigend tegen de gelijkstelling van onze persoonlijkheid met bewuste kortetermijnintenties.
Descartes is hier de grote schuldige: hij is de kampioen van de menselijke identiteit als het bewuste ik, ‘ik denk dus ik ben’. Vanwege die samensmelting van ik en bewustzijn kunnen Libet, Lamme en Swaab zo makkelijk scoren. Zij springen van bewuste wil naar vrije wil. Die bewuste wil veroorzaakt niks, dus is er geen vrije wil. Maar het ‘ik’ dat belangrijk is voor vrije wil moet bestendiger zijn dan een opeenvolging van flitsen in het heden.

Een langer ik
Verantwoordelijkheid gaat over een ‘ik’ dat niet slechts in momenten bestaat. Wij kunnen onbewust ZELF handelen. Ons handelen heeft voornamelijk onbewuste oorzaken en die onbewuste oorzaken vallen samen met ons echte zelf. Een bewuste intentie is een late component van het proces dat tot een handeling leidt. De wens om filosofie te gaan studeren heeft een oorzaak, maar die ken ik niet en als ik die oorzaak wel achterhaal ligt daar weer een andere oorzaak achter. Ergens houdt deze oorzakelijke keten op. Hij eindigt in het onbewuste, of liever, in MIJN onbewuste. Als we inzien dat het ‘ik’ op een alledaagse manier onbewust kan zijn, begrijpen we ook dat de observatie dat bewuste intenties niet de oorzaak van onze handelingen zijn, niet wil zeggen dat wij het niet zijn die het doen.

Lamme cum suis hebben slechts een beetje gelijk, want hun visie op het ‘ik’ is beperkt tot die cartesiaanse heldere geest die een wiskundeprobleem oplost. Zij hebben geen zicht op die halfautomaat die erin slaagt een trap af te rennen tijdens een telefoongesprek terwijl ze op weg is naar het station in het kader van haar plan om filosofie te gaan studeren.

Ons daadwerkelijke gedrag (hand opheffen, hoofd omdraaien, been optillen) wordt veroorzaakt door motorintenties. Slors noemt het omzetten van een langetermijnintentie in motorintenties het ‘situationeel ankeren’ van een langetermijnintentie. Omdat langetermijnintenties wel bewust zijn slaagt hij erin vast te houden aan onze intuïtieve connectie tussen zelf en bewustzijn, maar voor Slors ziet die connectie er heel anders uit dan het cartesiaanse plaatje.

De langetermijnintenties zijn erg belangrijk in zijn betoog en hij gaat ook in op de vraag naar de aard van hun oorzakelijkheid: hoe leidt mijn wens om filosofie te gaan studeren tot een handeling? Dat gaat zo: in een langetermijnintentie programmeer ik mezelf, dat wil zeggen dat ik ervoor zorg dat er in mijn patroon van automatische reacties een verandering optreedt waardoor bepaalde externe prikkels specifieke handelingen initiëren. Dus als ik een poster zie waarop staat ‘Hier aanmelden voor filosofie’ dan noteer ik dat adres in het kader van mijn langetermijnintentie om filosofie te gaan studeren.

Slors eindigt met een boeiende metafoor voor de aard van bewustzijn. In plaats van de alwetende en alles beslissende cartesiaanse kapitein stelt hij een team, dat bestaat uit een stuurman en een navigator. De stuurman is zo ongeveer het onbewuste ik en neemt vele makkelijke besluiten. Alles wat het schip doet is in directe zin het gevolg van de handelingen en de besluiten van de stuurman. Maar er is ook een navigator die het algehele vaarplan in de gaten houdt. Hij let op waar het schip is en hij weet dat het doel van de reis New York is. Hij praat op de stuurman in. Het gaat meestal om besluiten die je kunt zien aankomen, ‘zometeen bij vuurtoren bakboord’ en heel soms gaat het om plotselinge besluiten: ‘pas op IJSBERG!’ Deze vervanging van de alwetende kapitein door een navigator en een stuurman doet meer recht aan het feit dat we onszelf wanneer we besluiten nemen dikwijls als ingewikkeld en tegenstrijdig ervaren.

Nattigheid
Ik heb in bovenstaande slechts enkele ideeën uit Slors’ boek naar voren gehaald en daarmee geen rechtgedaan aan de overtuigende samenhang waarmee hij zijn betoog presenteert. De grootste verdienste van Slors is dat hij het neurogemak terzijde schuift. Hij laat zien dat Lamme cum suis zo makkelijk scoren, omdat ze ons ‘zelf’ met bewustzijn identificeren, een historische vergissing die door Descartes is veroorzaakt. Nadat Slors kortetermijnintenties probleemloos als niet-oorzakelijk heeft geschetst komt hij met langetermijnintenties als wel oorzakelijk. Ik heb echter niet goed begrepen hoe deze intenties versleuteld moeten worden in handelingen.

Slors zegt nogal terloops dat we het geest-lichaamprobleem nu wel achter ons gelaten hebben, maar hij lijkt niet te beseffen dat hij het gewoon in andere termen schetst. In plaats van de bewering dat geest stof beheerst, zegt hij: ‘in het kader van een langetermijnintentie zorg ik ervoor dat er in mijn patroon van automatische reacties een verandering optreedt.’ Hij noemt dit ook wel ‘programmeren’ waarbij hij zelf met de aanhalingstekens komt, als teken dat hij nattigheid voelt?

Wie zegt dat gedachtes moleculen een duwtje geven wordt nagewezen in het filosofische dorp. Maar hoe zit dat met iemand die zegt dat een langetermijnintentie ervoor zorgt dat het patroon van automatische reacties verandert? Want zijn we hiermee niet gewoon weer terug bij AF?
Dat neemt niet weg dat Slors neurosofie, determinisme, vrije wil en verantwoordelijkheid keurig op hun plaats weet te zetten.