Home Onthaasten? Soms ren ik liever…
Aandacht Tijd

Onthaasten? Soms ren ik liever…

Door Marli Huijer op 25 oktober 2011

11-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Ik ben niet zo blij met de flexibilisering van werktijden, openingstijden van winkels, schooltijden en crèchetijden.’ Marli Huijer ging op zoek naar het juiste ritme in een 24-uurseconomie. Maar met onthaasten heeft ze niet zoveel.

‘Onthaasten, slow dit, slow dat… Ik heb niet zoveel met dat soort begrippen’, bekent Marli Huijer. ‘Je moet langzaam doen wat langzaam moet gebeuren en snel doen wat snel moet gebeuren. Als ik een dag ga wandelen, ga ik niet hardlopen. Maar als ik de bus moet halen om op tijd op mijn werk te zijn vind ik het niet erg om even een sprintje te trekken. Dat geeft een lekkere energie. Het idee dat je vrij moet zijn van alledaagse beslommeringen om goed te functioneren klopt volgens mij niet. Hoe vaak hoor je niet dat mensen een sabbatical nemen om een boek te schrijven, en vervolgens geen letter op papier krijgen?’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Marli Huijer – bijzonder hoogleraar filosofie van cultuur, politiek en religie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en lector filosofie en beroepspraktijk aan de Haagse Hogeschool – kreeg twee maanden vrij om een boek af te ronden over dit onderwerp. Ritme. Op zoek naar een terugkerende tijd heet het. En ze kreeg het af, keurig op tijd zelfs. Ontkracht ze daarmee haar eigen stelling?
Toch niet. Want ze mocht dan een sabbatical hebben, maar vrije tijd heeft ze zich amper gegund, zo vertelt ze in haar werkkamer aan de Haagse Hogeschool. ‘Ik heb een strakke dagindeling opgesteld en me daar ook aan gehouden. Tegen mijn vrienden zei ik: “Reken even niet op me, ik ben de komende twee maanden niet bereikbaar.” Ook heb ik een schema gemaakt, waar precies op stond welk hoofdstuk ik wanneer af moest hebben. Ik heb dat ook naar mijn uitgever gestuurd. Die schreef terug: “Moet ik je daaraan gaan houden?” “Dat hoeft niet”, zei ik, “als ik me maar schaam wanneer ik een deadline niet haal.”’
Het is precies vanwege dat strakke dagritme dat ze het boek op tijd en zonder stress voltooide en er nu ook ontspannen en tevreden over kan vertellen. Op deze manier werkt ze altijd, vertelt ze. Ze is niet anders gewend. Tijdens haar eerste carrière als arts moest ze wel. ‘Ik werkte zestig uur per week; dat was in die tijd heel normaal. Ik herinner me een arts-assistent die zelfs wel tachtig uur per week werkte. Hij zag er altijd blakend uit, en had ook nog eens een enorm sociaal leven. Ik vroeg hem hoe hij dat toch voor elkaar kreeg. Hij vertelde me dat hij als hij thuiskwam altijd eerst plat op de grond ging liggen, zo moe was hij. Maar hij had zich gerealiseerd: als ik toegeef aan de vermoeidheid, stort ik in. Sindsdien plande hij ook in zijn vrije tijd allerlei afspraken in – stappen met zijn vrienden, zeilen met zijn vriendin. Door die regelmaat en afwisseling kon hij heel goed zijn werk volhouden en zag hij kans zich te ontspannen.’
Huijer nam er een voorbeeld aan. ‘Ik ben begonnen met een studie filosofie naast mijn werk als arts, in de tijd dat mijn kinderen nog jong waren. Dat vraagt een soort disciplinering. Ik had niet net als mijn studiegenoten de tijd om na een college uitgebreid koffie te drinken en te babbelen. Ik wist dat ik om drie uur weer bij de crèche moest staan. Dus ik was zuinig op mijn tijd. Gezelligheid plande ik in. Ik heb me daar nooit beperkt door gevoeld, integendeel. Als je het goed organiseert, met een zekere ritmiek, dan gaan dingen veel makkelijker en heb je veel meer vrijheid dan wanneer je op elk moment vrij bent om te beslissen wat je gaat doen.’

Bioritme

In haar boek onderzoekt ze die bevrijdende werking van de ritmiek vanuit verschillende invalshoeken; in mooie essayistische hoofdstukken schrijft ze over onder meer tijdservaring, religie, seks, muziek, smartphones en bioritme. Huijer: ‘Wat mij zo fascineert aan dit onderwerp, is dat ieder mens weet wat ritme is, maar dat niemand goed kan uitleggen wat het precies is. Ik heb me suf gezocht naar een bevredigende definitie. Geen van de standaarddefinities volstaat. Ritme is een afwisseling van korte en lange noten binnen de maat, zegt het woordenboek. Maar ritme is veel meer dan dat. Je lichaam kent een ritme, een organisatie kent een ritme, er is zoiets als het ritme dat je met je liefdespartner hebt. Als je samen gaat winkelen is het heel vervelend als de een te lang bij een etalage blijft staan en de ander al is doorgelopen. Je merkt het meteen wanneer iemand een ander ritme heeft dan jij. Maar waar zit dat nou precies in? Het lijkt zo eenvoudig, het ís ook heel eenvoudig, maar als je het filosofisch gaat onderzoeken blijkt het waanzinnig complex.’
Het achterliggende filosofische probleem is terug te voeren op de vraag of tijd continu of discontinu is, legt Huijer uit. ‘Veel filosofen stellen de tijd voor als een continu iets, als een soort stroom. Ook ons eigen leven, ons ik, zijn wij geneigd zo op te vatten: als een doorlopend geheel, autonoom en min of meer afgerond. Ik heb daar echter mijn bedenkingen bij. Is die continuïteit geen illusie? Ik zie het leven eerder als een opeenstapeling van momenten. Zowel lichamelijk als geestelijk verander je voortdurend, geliefden ontvallen je en komen nooit meer terug, je wisselt van baan of van partner. En in al die discontinuïteit proberen wij zelf een rode lijn aan te brengen. Hoe? Door ritmische herhalingen. Een simpel voorbeeld: je viert je verjaardag ieder jaar. Daardoor lijkt het alsof je hele leven van nul tot – in mijn geval – 56 jaar, één continu gebeuren is. Terwijl ook die verjaardag natuurlijk een discontinue activiteit is: je wordt wakker, je krijgt een cadeautje, je houdt een feestje, gaat slapen, en de volgende dag ben je niet meer jarig. Maar door dat ritueel jaarlijks te herhalen creëer je continuïteit, of in ieder geval een ervaring daarvan.’
Is die illusie dan niet nuttig, zo niet onmisbaar? ‘Ja, het is extreem nuttig om jezelf en je leven als een continuüm te zien. Juist daarom moet je aandacht aan ritmes besteden. Die maken je tot wie je bent. Ook voor ons sociale functioneren hebben we regelmaat nodig. Die dreigt verloren te gaan in onze 24-uurseconomie. Ik weet niet of we zo blij moeten zijn met de flexibilisering van werktijden, openingstijden van winkels, schooltijden, crêchetijden. Het wegvallen van sociale structuren leidt tot onzekerheid, tot verlies aan houvast. Ik merk het zelf ook op mijn werk: er is geen sociale structuur om samen te lunchen, er is geen vast moment om vergaderingen te houden. Soms ben ik een halve dag bezig om een vergadering te plannen – die kan dan niet omdat hij dan thuis werkt, weer een ander moet dan de kinderen halen enzovoort. Het idee dat het zogenoemde flexwerken tot tijdsbesparing zou leiden waag ik te betwijfelen.’

Zalig nietsdoen

Huijer voelt niets voor pleidooien als die van collega-filosoof Joke Hermsen om de ‘tijd te stillen’, de dwingende regelmaat van alledag achter je te laten en je over te geven aan het zalige nietsdoen. ‘Voor een enkeling zal dat best werken, maar de meeste mensen zullen zich alleen maar gaan vervelen of volstrekt lamlendig worden, en helemaal niet creatiever of ontvankelijker, zoals Hermsen suggereert. Je komt dan in een soort tijdsvacuüm terecht, omdat je alle vastigheid en sociale structuren van het normale leven verliest.’
Maar kan die alledaagse regelmaat niet evengoed tot lamlendigheid leiden? Ritme kan toch ook een sleur worden? Huijer wijst erop dat een ritme niet eentonig hoeft te zijn. ‘Ik vond een mooie definitie van ritmiek toen ik me met de theorie van muzikale ritmes bezig ging houden: ritme is een borduursel op het stramien van de maat. Ritme heeft een maat nodig, maar het is zelf de versiering boven op de maat. In een ritme zit inderdaad wel een herhaling, maar pas wanneer de herhaling telkens precies hetzelfde is, wordt het monotoon, een sleur. Als je in de trein zit en er zit iemand naast je met een koptelefoon waarop een harde beat klinkt, hoor jij alleen die beat en is de ritmiek een vervelende herhaling. Pas als je de koptelefoon zelf opzet en je hoort de zang en de melodie en de ritmes, wordt het leuk om te horen.’
‘In het dagelijks leven werkt het precies zo. Als je erover nadenkt zijn er duizenden dingen die je iedere dag herhaalt. De wekker die afgaat, de manier waarop je uit je bed komt, je tanden poetst, eet, naar je werk gaat, hoe je je sleutels in je fiets stopt, fietst. Het is één lange herhaling. Toch vervelen we ons meestal niet bij die herhaling. En dat komt doordat de herhaling interessanter wordt wanneer er kleine variaties in komen. Ritme is niet alleen herhaling, maar is ook altijd een variatie binnen die herhaling. In de herhaling zit altijd een klein iets dat anders is, dat nieuw is. Juist dat maakt het zo leuk.’
‘De angst dat de mens aan sleur ten onder gaat lijkt mij onterecht. Over het algemeen genieten we juist van regelmaat. Als je een mens zijn kop koffie ’s ochtends ontzegt, wordt hij eerder chagrijnig dan dat hij zich bevrijd voelt van de sleur. Natuurlijk, als je stipt iedere vier uur een kop koffie moet drinken, in precies dezelfde hoeveelheid, uit hetzelfde kopje, dan wordt het een maat. Dat gaat tegenstaan. Maar je kunt ook zelf beslissen hoe laat je dat kopje koffie neemt, je kunt kiezen: neem ik een americano, neem ik een cappuccino? Juist in de kleine variaties schuilt de charme van het leven.’