Home Ons brein als belangrijkste grondstof

Ons brein als belangrijkste grondstof

Door Sebastien Valkenberg op 20 augustus 2021

Ons brein als belangrijkste grondstof
Cover van 09-2021
09-2021 Filosofie Magazine Lees het magazine

Na vlieg- en vleesschaamte is er nu ook zuivelschaamte. Maar dat is geen reden tot paniek, stelt Sebastien Valkenberg. Deze schaamte hoort bij het schaarste-paradigma, waar we met technologie uit kunnen.

Beeld Zeloot

Ook de melkdrinker en kaasliefhebber moeten op rantsoen. Dat is de implicatie van #zuivelschaamte. Echt verrassend is het niet dat deze hashtag er kwam, nadat eerder ‘vliegschaamte’ en ‘vleesschaamte’ het woordenboek haalden. De veestapel levert immers melk – grondstof voor de zuivelproducten in de supermarkt – maar stoot daarbij ook veel CO2 uit.

De hashtag weerspiegelt de tijdgeest. Ook beleidsmakers zetten in op een drastische gedragsverandering. Het lukt de landbouwsector maar niet om de CO2-uitstoot terug te brengen, aldus de Europese Rekenkamer in een recent rapport. Die drong er bij de EU-lidstaten op aan om de consumptie van onder meer zuivel te ontmoedigen.

Consuminderen lijkt de onvermijdelijke oplossing voor een van de grote kwesties van deze tijd. Bevolkingen groeien terwijl het oppervlak van de aarde gelijk blijft, evenals de opnamecapaciteit van de atmosfeer. Hoe overtuigend ze ook klinkt, de redenering is minder dwingend dan ze lijkt. Lopen we tegen de grenzen aan van de wereld of van ons wereldbeeld? Allicht is de aarde geen voorraadkast met onbeperkte inhoud. Wel blijken er meer grondstoffen aanwezig te zijn dan we denken en impliceert onze consumptie niet noodzakelijkerwijs een grote voetafdruk. Om dat in te zien moeten we loskomen van het paradigma van Thomas Robert Malthus, een Britse econoom en predikant uit de achttiende eeuw. We leven in het rijk der schaarste, luidde zijn boodschap in An Essay on the Principle of Population (1798), en nog erger: er bestaat geen uitweg.

Deze boodschap kwam extra hard aan, omdat ze terugging op streng rekenwerk. Hoe meer je de hongerige voedt, des te beter het hem gaat en hoe vaker hij zich voortplant: nieuwe monden om te voeden, maar waarmee? Voortplanten gaat sneller dan de voedselproductie kan bijbenen. Het eerste proces verloopt namelijk exponentieel (2, 4, 8 et cetera), het tweede lineair (2, 3, 4 et cetera). Zo ontstond het malthusiaanse plafond. Wat te doen? Niet de productie opvoeren, maar de populatie terugbrengen. Malthus deed verschillende voorstellen: maak de straten smaller, zet meer mensen in een huis. Dat vergroot de kans dat de pest terugkeert. De kans op besmetting neemt toe als dorpjes naast poelen met stilstaand water worden gebouwd. Ieder slachtoffer is een behoeftige minder. Deze aanpak was consuminderen op z’n radicaalst.

Gelukkig waren deze hardvochtige oplossingen niet nodig. Op rantsoen was niet ons enige wapen in de strijd tegen de schaarste, bleek in de decennia die volgden. De voedselproductie versnelde, vooral dankzij de uitvinding van kunstmest aan het begin van twintigste eeuw. Dezelfde hectare bracht voortaan veel meer op. Naar schatting 3,5 miljard mensen die anders van honger waren omgekomen hadden te eten, aldus de website Our World in Data. Het malthusiaanse plafond bevond zich hoger dan gedacht.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Moderne alchemisten

De grootste technologische doorbraken morrelen aan heersende opvattingen, tarten bestaande denkkaders. Dat deed kunstmest ook. De uitvinding ervan betekende meer dan een technisch hoogstandje. Het begrip ‘grondstof’ was aan fundamentele herziening toe. Hebben we mest nodig of de chemische verbindingen in mest? Ruim honderd jaar geleden maakte de eerste overtuiging plaats voor de tweede.
Eeuwenlang hadden boeren de uitwerpselen van dieren uitgereden over hun akkers. Logisch dat de mestkoorts uitbrak toen eind negentiende eeuw de voorraden opraakten. Schepen voeren naar Zuid-Amerika om het spul daar op te halen. De schaarste verdween toen onze kennis van de chemie toenam. Wetenschappers doorgrondden mest op moleculair niveau en beseften: gewassen houden van ammoniak (NH3), dat kunst­matig te maken is. Eerst in het lab, later op grote schaal in fabrieken.

Deze prestatie doet denken aan de inspanning van de middeleeuwse alchemisten, die lood wilden omvormen tot goud. Hoewel ze faalden, was hun intuïtie minder wereldvreemd dan het lijkt. De latere geschiedenis leerde dat een te statische blik op grondstoffen belemmerend werkt. Wat als een waardevolle stof geldt in het ene paradigma, verliest zijn waarde in het andere.
Onze creativiteit vormt hier de sleutel. Steeds weer hebben we de neiging om de kracht daarvan te onderschatten, zegt Johan Norberg in Vooruitgang (2016). Mocht een grondstof opraken, ‘dan zoeken of bedenken we iets dat haar kan vervangen. De belangrijkste grondstof is het menselijk brein.’

Toch bleef het malthusiaanse paradigma dominant, zij het dat in de tweede helft van de twintigste eeuw het accent verschoof. In weerwil van de voorspellingen kon de mens zichzelf dan wel voeden, maar daarmee was de noodzaak tot gedragsverandering niet verdwenen. Aan de volle maag – ofwel de toegenomen welstand – hing een stevig prijskaartje. De levensverwachting nam toe en daarmee ook de wereldbevolking. Dit succes ging ten koste van eerst het milieu en tegenwoordig het klimaat. Zo lopen we alsnog tegen de grenzen van de groei aan, waarschuwde Klaas van Egmond, hoogleraar milieukunde aan de Universiteit Utrecht en oud-directeur van het RIVM. De rek is eruit. En toen moesten de kritische stikstofrapporten nog komen, die kunstmest aanwezen als een van de grote vervuilers van de bodem. De natuur legt het af tegen de intensieve landbouw.

Zelfs de malthusiaanse flirt met de ondergang is terug. De filosoof David Benatar, aanhanger van het anti-natalisme, mijmert over de meest vergaande vorm van consuminderen: ‘De mensheid kan het best zo snel mogelijk uitsterven.’ De achterliggende redenering klopt: wie er niet meer is, laat ook geen voetafdruk na.

Ratel der vooruitgang

We belanden van de regen in de drup, zo lijkt het. Zijn technische oplossingen in wezen geen schijnoplossingen, aangezien ze voor nieuwe problemen zorgen? De Amerikaanse milieugeograaf Ruth DeFries (Columbia University) erkent in The Big Ratchet (2014) – een ideeëngeschiedenis over natuurlijke grenzen en onze reactie daarop – dat techniek geen toverstokje is. Maar daarmee hoeven we
het vertrouwen in de vooruitgang nog niet op te geven. Zulk defaitisme loochent de lotsverbetering die heeft plaatsgevonden.
Als oplossingen eigen problemen met zich meebrengen, wil dit niet zeggen dat je de eerste tegen de tweede kunt wegstrepen en geschiedenis feitelijk één lange surplace is. DeFries gebruikt het pakkende beeld van een ratel, waarmee je moeren vastdraait. Eerst geef je een ferme slag naar rechts, totdat het niet meer gaat. Dan beweeg je het stuk gereedschap terug naar links en volgt een nieuwe ruk naar rechts. Zo komt de moer steeds vaster te zitten.

Hoe herkennen we de ratelbeweging in de geschiedenis? Mensen worden vindingrijk als ze op een probleem stuiten (honger). Zijn ze succesvol in de aanpak daarvan (doordat via kunstmest de voedselvoorraden toenemen), dan is dat een succes met kanttekeningen. De oplossing zorgt voor onvoorziene uitdagingen (een grotere ecologische voetafdruk), waarna een nieuwe zoektocht naar oplossingen begint.
Een blik in de schappen van de supermarkt leert dat deze zoektocht volop gaande is. Sojaburgers en andere vlees­vervangers zijn het klimaatvriendelijke alternatief voor de klassieke hamburger. En het veelgehoorde argument dat de smaak achterblijft bij het origineel gaat over enkele jaren niet meer op. Men is erin geslaagd kweekvlees te maken in het laboratorium. Uit stamcellen, zonder dat er een koe aan te pas kwam.

Datzelfde ideaal – wel het authentieke product, niet de bijbehorende veestapel – streeft Those Vegan Cowboys na, een biotechnologische start-up in Gent. Over enkele jaren wil het bedrijf veganistische kaas in de supermarkt hebben liggen. Het gaat hun niet om een plantaardig substituut; ze achten het mogelijk om een smeuïge Goudse kaas te maken die op moleculair niveau in niets verschilt van het origineel. Handig maken ze gebruik van het proces van fermentatie. Ze zetten gisten aan het werk om de benodigde eiwitten te maken (zie kader).
Een recent rapport van RethinkX voorspelt dat over enkele jaren maar liefst negentig procent van de eiwitbehoefte voor Amerikaanse zuivelproducten via precisiefermentatie wordt geproduceerd. Ook als zulke toekomstvoorspellingen al te optimistisch blijken, heeft het pionierswerk in Gent zijn waarde. Niet omdat het zou aantonen dat er geen planetaire grenzen bestaan en onze consumptie onproblematisch is. Wel omdat het laat zien hoe we ons uit het beperkte paradigma van de schaarste kunnen innoveren. We zijn niet gedoemd tot #zuivelschaamte.