Home Ondeugden kunnen soms heel deugdzaam zijn

Ondeugden kunnen soms heel deugdzaam zijn

Door Peter Henk Steenhuis op 27 april 2009

04-2009 Filosofie magazine Lees het magazine

Moed, integriteit en discipline, dat zijn duidelijke deugden. Maar kunnen hypocrisie, traagheid en onverschilligheid dat ook zijn? Drie filosofen over drie onverwachte deugden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Hypocrisie
‘Goed’, zeggen we, als een bekende vraagt hoe het met ons gaat, ook als we ons slecht voelen. Dat kun je hypocriet noemen. Maar met de juiste mate van hypocrisie is niets mis, zegt filosoof Ger Groot. Het is de smeerolie van de samenleving.
Nederlanders willen volgens Groot altijd maar oprecht zijn, ook als ze anderen daarmee kwetsen. Ten onrechte, vindt hij: ‘Een beetje onoprechtheid is niet meteen oneerlijkheid, maar een manier om in het dagelijks leven de scherpe kantjes van onze meningsverschillen te vermijden.’ Deze vorm van hypocrisie, het juiste midden tussen oneerlijkheid en botheid, houdt de omgang met anderen aangenaam.
Daarom leren we onze kinderen ook hypocriet te zijn, zegt Groot: ‘Opvoeding is voor een belangrijk deel het trainen van de deugd om iets anders te zeggen dan je denkt of iets anders te doen dan je zou willen doen. Een kind heeft nu eenmaal niet altijd zin om naar zijn oma te luisteren of haar een zoen te geven. Zo’n kind moet afleren zijn oorspronkelijke gevoelens te volgen en moet leren huichelen.’
Die opvoeding in hypocrisie botst met het ideaal van oprechtheid, dat we tegelijkertijd hoog in het vaandel hebben. Dat ideaal hangt samen met het grote belang dat we hechten aan ons eigen innerlijk, stelt Groot: ‘In zijn boek Bronnen van het zelf beschrijft de Canadese filosoof Charles Taylor de bronnen van onze moderne identiteit. Gaandeweg de geschiedenis zijn wij steeds meer het idee gaan krijgen dat de kern van ons bestaan ons innerlijk is, en dat innerlijk is oorspronkelijk, en die oorspronkelijkheid is goed. Verloochening van dat innerlijk beschouwen we als slecht. Daaruit volgt dat we onze overtuigingen niet moeten verbloemen en dus moeten streven naar absolute eerlijkheid en transparantie.’
Volgens dit ideaal van absolute eerlijkheid is iedere mate van hypocrisie slecht. Groot is het daar uiteraard niet mee eens: ‘Woorden kunnen wonden slaan – die soms nog slechter genezen dan lichamelijke kwetsuren. Bij Geert Wilders vind je dat op een militante manier terug.’

Traagheid
In de dagelijkse file tussen huis en werk kun je jezelf natuurlijk verbijten over de slakkengang waarmee je vooruitkomt. Of je kunt de file zien als een vluchtheuvel van traagheid tussen de stress van het werk en de stress van het gezin. De Vlaamse filosoof Erik Oger pleit voor het laatste. Hij ziet traagheid als een deugd, die het ons mogelijk maakt écht om ons heen te kijken, een kunstwerk te maken of ons te verliezen in gepeins.
Oger zag het belang van traagheid in tijdens een natuurkundig proefje: ‘Toen ik op de middelbare school zat, deed men eens een proef met kleursegmenten. Op een platte schijf waren verschillende taartpunten met kleuren aangebracht. Men liet de schijf draaien, ervan uitgaande dat de kleuren bij een zekere snelheid zouden verdwijnen en er alleen nog wit te zien zou zijn. Wij kregen een onbestemde grauwe kleur te zien. Waarschijnlijk waren de kleuren niet zuiver genoeg om over te gaan in monochroom wit. Maar het proefje maakte me wel duidelijk dat een toename van snelheid leidt tot het wegwissen van de kleuren.’
Omdat snelheid de norm is, moeten we traagheid aanleren. Oger: ‘De training in de deugd van de traagheid bestaat uit verschillende stadia. Ten eerste moet je leren inzien dat snelheid niet altijd positief is. Is het u weleens opgevallen dat de tred van de haat vlug is, ongedurig en opdringerig? En dat de liefde met langzame stap komt?’
‘Vervolgens probeer je die verschillende snelheden in je leven in te passen. Je gaat op zoek naar een activiteit die je dwingt pas op de plaats te maken. Het maakt niet uit of dit nu religie is, fotografie of vissen. Als de activiteit maar een zekere duur krijgt. Wie zulke vluchtheuvels in zijn leven heeft ingepast, zal in staat zijn het ene moment te versnellen om even later te vertragen. Wie de deugd van de traagheid beoefent, schenkt aandacht aan het verloop van de tijd.’

Onverschilligheid

‘Mijn lief, ik blijf bij je, onverschillig wat er gebeurt.’ Iemand die dat zegt, toont een robuuste houding die de golven van de gebeurtenissen weet te trotseren. ‘Wat je bent, wat je overkomt, wat er gebeurt, is dan allemaal minder belangrijk dan dat je er bent’, zegt de Nijmeegse filosoof René ten Bos. Hij pleit voor de deugd van onverschilligheid, omdat we volgens hem onze naasten vaak te dicht op de huid zitten. Geen koude onverschilligheid dus, maar gezonde bedaardheid.
De deugd van onverschilligheid ligt volgens Ten Bos aan de basis van stabiele relaties. Partners moeten zich niet te veel van elkaar aantrekken en elkaar voortdurend op de huid zitten, zoals veel stellen doen. Dan kun je het decennialang met elkaar uithouden.
Ook in de opvoeding zouden ouders wat onverschilliger mogen zijn, ook al klinkt dat als een doodzonde. ‘Sommige ouders vinden het zo belangrijk dat hun kinderen afstuderen dat ze liefdeloos reageren als hun kinderen niet aan de verwachtingen voldoen’, zegt Ten Bos. ‘Getuigt zulk liefdeloos gedrag van goed ouderschap? Of zou het juist een zegen zijn als die ouders wat meer afstand konden bewaren?’
In het maatschappelijk verkeer zou wat meer onverschilligheid ook niet misstaan, vindt Ten Bos: ‘Elke geweigerde hand leidt tegenwoordig tot een rel. Zoals de socioloog Abram de Swaan eens zei: “Wij leven in een aanstootsamenleving.” Geen aanstoot nemen en geen aanstoot geven zag hij als de vaardigheid bij uitstek die bijvoorbeeld overleven in grote steden mogelijk moet maken. Je kunt dat niet zonder een bepaalde dosis onverschilligheid.’
Daarin kunnen we onszelf trainen. Ten Bos: ‘Als kinderen op school gepest worden, zeggen we allemaal dat ze zich niet zoveel van anderen moeten aantrekken. En wat doen wij zelf? We zijn snel geïrriteerd en nog sneller gekwetst. We verdienen het zelden, maar eisen constant respect. We rennen van brandje naar brandje. In een tijd waarin alles ons verschillig is, is onverschilligheid een belangrijke deugd.’

Dit artikel is is een bewerking (door Geertje Dekkers) van een selectie uit het recent verschenen boek Voortreffelijk leven. Op zoek naar het juiste midden, door Peter Henk Steenhuis en Emiel Hakkenes (Lemniscaat 2009, € 19,95). Peter Henk Steenhuis interviewde filosofen over deugden en Emiel Hakkenes maakte reportages over de uitwerking van deze deugden in de praktijk.