Steeds meer biologen onderschrijven een conservatieve rolverdeling tussen man en vrouw. Immers: vrouwen zijn beter ‘geprogrammeerd’ voor zorgtaken. En mannen voelen zich nu eenmaal opperapen. Maar wat hebben we aan die ‘feiten’ tijdens ruzies met onze partner over wie de was doet en de kinderen eten geeft? Niets, aldus Marli Huijer, in haar analyse van het verbond tussen biologie en conservatisme.
Dammen is een complexer spel dan schaken. Het aantal combinatiemogelijkheden is bij dammen groter, doordat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen het uiterlijk van de stenen. Elk speelstuk mag dezelfde bewegingen uitvoeren. Dammen kent ook minder spelregels dan schaken. Iets soortgelijks geldt voor mannen en vrouwen. Het spel wordt complexer naarmate er minder regels zijn over uiterlijk, taken en bewegingen. De stenen weten minder goed wat ze van elkaar kunnen verwachten. Dat kan angst en onzekerheid oproepen, en daardoor een voedingsbodem zijn voor conservatisme. Het verlangen naar de tijd waarin iedereen wist wat zijn of haar rol was, mag weer worden uitgesproken. Biologen en psychologen springen daar gretig op in. Onomwonden verklaren ze dat sommige verschillen tussen mannen en vrouwen onveranderlijk zijn. Laten we accepteren dat de een koning en de ander koningin is. De stagnerende emancipatie wordt daarmee van een probleem een onveranderlijk feit.
Maar voor degene die de complexiteit van het damspel aankan, ligt voorbij het man-vrouwverschil een wereld die uitdagender is dan de simpele wereld van vaste schaakstukken.
De Japanse film Nobody knows brengt schrijnend de angst tot uitdrukking voor wat er kan gebeuren als vrouwen en mannen zich niet aan hun genderrollen houden. Een jonge vrouw verhuist met haar vier kinderen naar een appartement in Tokyo. Aan de buren stelt ze alleen haar oudste zoon voor. Een paar weken later vertrekt ze naar een nieuwe rijke geliefde. De kinderen blijven alleen achter. Met Kerst komt moeder nog even langs, maar daarna horen ze niets meer van haar. De oudste heeft geen andere keuze dan zo goed en zo kwaad als het gaat voor zijn jongere broertje en zusjes te zorgen. Al snel raakt het geld op. Het elektra wordt afgesloten, de huur opgezegd. De jongen gaat op zoek naar de diverse vaders, maar dat levert hem slechts een handvol muntgeld op. Net als de moeder zijn de vaders vooral met hun eigen sores bezig. Niemand trekt zich het lot van de kinderen werkelijk aan. Niemand ‘weet’ het. De toeschouwer moet machteloos toezien hoe het jongste meisje sterft en het ook de andere kinderen niet goed vergaat. Vertaald naar het spel betekent het dat als de koningin een damstuk wordt – en daardoor het speelbord probleemloos kan verlaten –, de kleinere schaakstukken teloor gaan. De film geeft uitdrukking aan een oude angst: als moeders voor zichzelf kiezen, zal er niemand meer voor de kinderen zorgen. Er ontstaat een situatie waarin niemand meer weet heeft van andermans lief en leed.
De angst voor een wereld vol ikken die de rest laten stikken wordt op dit moment sociaal en cultureel flink aangewakkerd. Individualisering wordt meer en meer op één lijn gesteld met gebrek aan sociale betrokkenheid. Oplossingen voor de geconstateerde leegte worden op het maatschappelijke niveau niet aangereikt. De schaamte die een film als Nobody knows oproept, of dichter bij huis de door onderwijzers en psychologen verwoorde klacht dat ouders geen tijd meer hebben voor hun kinderen, wordt afgewenteld op de schouders van individuele mannen en vrouwen. In Nederland plaatst dat vrouwen (en een kleine groep mannen) voor een duivels dilemma. Van hen wordt verwacht dat ze een goede opleiding volgen, betaald werken en carrière maken, én tegelijkertijd dat ze optimaal zorg dragen voor hun kinderen en andere naasten. Het aantal vrouwen dat fulltime werkt, is het afgelopen decennium dan ook flink gedaald: in 1990 werkte nog de helft voltijds, inmiddels is dat aantal gedaald tot eenderde – zo berekende onlangs het Sociaal Cultureel Planbureau. Ruim 60 procent van de vrouwen geeft aan problemen te hebben met de combinatie werk en zorg. Ze ervaren de slechte organisatie van zorgvoorzieningen als een belemmering om carrière te maken.
Economische zelfstandigheid is een van de pijlers van het sinds 1978 gevoerde emancipatiebeleid. Toch is vandaag de dag slechts ongeveer 40 procent van de vrouwen economisch zelfstandig. De andere 60 procent verdient minder dan 70 procent van het minimuminkomen. Dat betekent dat het merendeel van de vrouwen in Nederland afhankelijk is van het inkomen van hun partner of van een laag inkomen moet rondkomen. Jonge vrouwen zijn nog redelijk vertegenwoordigd op de arbeidsmarkt, maar met hun leeftijd daalt hun aandeel. Het beleid van het kabinet-Balkenende, en vooral het terugdraaien van de subsidies voor kinderopvang en de bezuinigingen op de thuiszorg zal de trend naar parttime werken versterken. Een aantal vrouwen zal om financiële redenen zelfs stoppen met werken, omdat het meer geld oplevert om zelf voor de kinderen te zorgen.
Verantwoordelijkheid
Een situatie zoals verbeeld in Nobody knows is voor veel Nederlanders niet goed voorstelbaar: we leven graag met de gedachte dat we het goed hebben met elkaar. De recente politieke moorden en het toenemende wantrouwen in de politiek hebben daar weinig verandering in gebracht. Het vertrouwen in de medemens blijft onverminderd hoog onder Nederlanders. Een voor de hand liggende verklaring hiervoor ligt in de grote verantwoordelijkheid die vrouwen in Nederland nemen voor huishoudelijke en zorgtaken, ondanks de toegenomen arbeidsparticipatie. Liever wringen ze zich in duizend bochten, dan dat ze de zorg voor kinderen en andere naasten op een lager pitje zetten of zich eraan onttrekken. Ze hebben ernstig last van de erfenis van het mannelijke kostwinners- en vrouwelijke zorgmodel, die in Nederland tot ver in de jaren tachtig werden gekoesterd. Die kostwinnerscultuur maakt dat mannen zich schaamteloos aan de zorg voor het huishouden en de kinderen kunnen onttrekken. De culturele tolerantie van het ontaarde vaderschap wordt in Nederland nauwelijks geproblematiseerd. Niemand maakt zich er echt druk om als de kinderen niet weten wie die man is die op zondag het vlees komt snijden. Op moeders die hun gezin verwaarlozen, ligt daarentegen een groot taboe. Net als de oudste zoon in Nobody knows hebben vrouwen daarom weinig keus: liever maar voor de zorg opdraaien dan een slechte moeder te zijn.
Het huidige, conservatieve klimaat draagt ertoe bij dat veel Nederlanders blijven vasthouden aan de traditionele werkverdeling tussen mannen en vrouwen. De uitdaging die in gelijkheid schuilt, wordt niet aangegaan. Het bevorderen van de zorgverantwoordelijkheid van mannen mag dan een van de hoofddoelstellingen zijn die de overheid zich sinds het tweede kabinet-Kok heeft gesteld ten aanzien van de emancipatie van vrouwen – in 2010 moet het zorgaandeel van mannen minstens 40 procent zijn –, vrijwel geen politicus maakt zich er druk om dat het mannelijk aandeel de afgelopen tien jaar niet is toegenomen. Ruim tweederde van de mannen laat het afweten als het om de zorg voor het huishouden en de kinderen gaat. Noch in de publieke noch in de private sfeer is het bon ton om mannen daarop aan te spreken. Ze worden niet gestimuleerd om gebruik te maken van hun rechten ten aanzien van zorg- en ouderschapsverlof en werktijden. Over zorgplichten wordt sowieso niet gerept. Als je het mannen vraagt, zoals promovenda Cornelisse-Vermaat uit Wageningen deed in een onderzoek naar de verdeling van taken in het huishouden, zeggen ze rustig dat ze ongelukkiger zijn naarmate ze meer tijd besteden aan huishoudelijke taken en de zorg voor de kinderen. Voor vrouwen geldt dat ’natuurlijk’ niet. Zij leggen zich erbij neer dat het werk gedaan moet worden. Onlangs deelde een vrouw me zelfs plompverloren mee dat vrouwen die verwachten dat hun mannelijke partners de zorg zullen delen, gegarandeerd ongelukkig worden. Regel de zorg voor de kinderen zelf, dames, en hou die man voor de leuke dingen! Schaken maakt gelukkiger dan dammen – zo simpel is dat.
In dit conservatieve klimaat, waarin geen mens bereid lijkt de complexiteit van de gelijkheid aan te gaan, mag er ook weer openlijk over biologisch bepaalde verschillen worden gesproken. Biologen en psychologen komen uit hun werkkamers om zonder gêne uit te leggen dat vrouwen nu eenmaal anders zijn dan mannen. Mensen zijn schaakstukken, en geen damstenen, om het bij de metafoor te houden. De recente ontrafeling van het X-chromosoom (een chromosoom waar vrouwen er twee van hebben en mannen een, en waarvan verondersteld wordt dat het bepalend is voor het verschil in geslachtskenmerken) leidde tot tal van speculaties over mannen en vrouwen. Zo zou het gedrag van vrouwen complexer zijn dan dat van mannen, omdat er op het X-chromosoom zo’n 1100 genen liggen en op het veel kleinere Y-chromosoom maar 70. De combinatie XY is genetisch daarom een minder complexe combinatie dan de twee X-en – die beide actief zijn in de lichaamscellen van vrouwen. Die complexiteit zou er de oorzaak van kunnen zijn dat vrouwen meer dingen tegelijk kunnen doen en mannen zich liever op één ding richten. Of waarom mannen voorspelbaar zijn en vrouwen onvoorspelbaar. Wetenschappelijk hebben deze speculaties niet veel om het lijf. De structuur en het functioneren van de hersenen worden niet alleen bepaald door erfelijke factoren, maar ook door lichamelijke en culturele omgevingsfactoren. Dat begint al in het allereerste stadium: de samenstelling van de eicel, die het foetale DNA herbergt, heeft invloed op hoe het organisme zich ontvouwt. Tussen conceptie en het moment waarop de hersenen zijn volgroeid (rond het 21-ste levensjaar) zijn er miljarden factoren die van invloed zijn op hoe de hersenen functioneren. Het aantal hersencellen is dan ook vele malen groter dan het aantal genen dat een individu heeft. Maar zelfs als het DNA van doorslaggevend belang zou zijn, is het de vraag in hoeverre het X- en Y-chromosoom daar een rol in spelen: op het X- en Y-chromosoom samen ligt slechts 4 procent van alle genen. De veronderstelde complexiteit van vrouwelijk gedrag zou ook door andere chromosomen dan het X-chromosoom kunnen worden bepaald. Waarschijnlijker is echter dat de complexiteit in de loop van het leven tot stand komt. De meervoudige verwachtingen die van jongs af aan meisjes worden opgelegd hebben invloed op de lichamelijke ontwikkeling, inclusief op die van de hersenen. Wanneer je een jongen al vroeg verantwoordelijkheid voor huishoudelijke en zorgtaken geeft en tegelijk verwacht dat zijn schoolprestaties goed tot uitmuntend zijn, zullen zijn hersenen zich ook anders ontwikkelen dan die van zijn mannelijke klasgenoten. Biologie en gedrag (DNA, genen, hormonen, enzymen, cultuur, luchtkwaliteit, voeding et cetera) zijn niet eenvoudig te onderscheiden, omdat ze elkaar van begin tot eind beïnvloeden en veranderen.
Relatieproblemen
In een recent artikel in NRC Handelsblad namen twee psychotherapeuten de genetische verschillen tussen man en vrouw zo serieus, dat zelfs relatieproblemen ermee verklaard zouden kunnen worden. Huns inziens zijn mannen eigenlijk opperapen die zich graag op de borst slaan. Vrouwen vallen dat ego aan, omdat ze vinden dat ze te weinig aandacht krijgen. Fout, menen de therapeuten: vrouwen zouden hun partner gewoon om aandacht moeten vragen. Dat jongetjes van meet af aan leren dat ze moeten presteren en meisjes dat ze geen aandacht voor zichzelf horen te vragen, blijft onvermeld. Het zit ’em in de genen! Biologisch bepaalde verschillen worden zo serieus genomen dat ze tot onveranderlijke grootheden worden, waar we maar mee te leven hebben. Zoals een van de therapeuten stelde: ‘Je komt er niet omheen dat man en vrouw van elkaar verschillen en dat daardoor problemen ontstaan. Ik merk dat dertigers openstaan voor dat idee. Omdat ze er met de emancipatiegedachte – “mannen en vrouwen zijn gelijk” – niet uitkomen. Het blijkt dat dat toch spaak loopt’. Op hun redenatie valt het nodige af te dingen. Een van de positieve effecten van de emancipatie van de afgelopen decennia is dat mannen en vrouwen tot ver in de twintig weinig merken van het verschil tussen hen. Door de verworven vrijheden ten aanzien van seksualiteit en voortplanting zijn hun kansen op opleiding en werk redelijk gelijk. Rond het dertigste jaar treedt een kentering op. De doorstroming van vrouwen naar hogere posities begint achter te lopen bij die van mannen, vrouwen gaan per uur minder verdienen dan hun mannelijke collega’s, ze doen de eerste ervaringen op met het glazen plafond en het leven wordt zwaarder omdat een groot aantal vrouwen aan kinderen begint. Veel vrouwen passen na de komst van hun eerste kind hun arbeidsuren aan. Mannen doen dat zelden – hoewel ruim de helft zegt graag op een doordeweekse dag voor de kinderen te willen zorgen. ‘Woensdag mannendag’ wordt slechts door een enkeling waargemaakt. Als gevolg hiervan verrichten vrouwen in Nederland twee keer zoveel tijd aan huishoudelijke en zorgtaken als mannen. In vrijwel geen ander land in Europa is het zo slecht gesteld met de verdeling van zorgtaken. Hoe kan het dat Nederlandse mannen daarmee wegkomen? Kennelijk lukt dat ook niet echt: de ongelijke verdeling en ontevredenheid van vrouwen daarover leiden tot ruzies en relatieproblemen, vooral onder dertigers. Gezien de sterkere onderhandelingspositie van mannen – ze gaan gewoon naar hun werk, band of de kroeg zoals de Nederlandse televisieserie De band laat zien – levert dat wel veel spanningen, maar weinig zorgprestaties op.
Als de aanvaringen over beider bijdragen aan huishouden en zorg de pan uitrijzen, is het tijd voor relatietherapie. Fijn om dan te horen dat de man niet als een gelijke, maar als een opperaap wil worden behandeld en dat de vrouw niet zo moet zeuren, maar aandacht voor zichzelf moet vragen. In plaats van te erkennen dat de maatschappelijke ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in het private domein veelvuldig tot relatieproblemen leidt, wordt deze ongelijkheid gereduceerd tot een biologisch bepaald verschil waar we maar mee te leven hebben. Het aanleveren van biologische verklaringen op momenten dat mensen er met de emancipatiegedachte niet uitkomen, is vergelijkbaar met het aanreiken van schaakstukken aan een damspeler die net een belangrijke partij heeft verloren.
Het spel tussen mannen en vrouwen moet anders gespeeld, zoveel is duidelijk, maar het helpt niet om elkaar tot opperapen en zeurende wijven te degraderen. Maar wat dan wel? Is het mogelijk om elkaar als gelijken te behandelen zonder dat dit ertoe leidt dat niemand meer betrokken is op anderen?
De angst voor sociale leegte, zoals verbeeld in Nobody knows, kan op verschillende manieren worden aangepakt. De eerste optie is om aan de angst toe te geven. Vrouwen geven vrijwillig of onder zachte drang hun ambities op werk, carrière en zelfontplooiing op en ‘kiezen’ ervoor zich weer als een schaakstuk te gedragen. Mannen en vrouwen zijn niet gelijk, dus laten we daar naar handelen. De emancipatie zal in dit geval niet slechts stagneren, maar teruglopen.
De tweede optie wordt eveneens ingegeven door angst. Vrouwen mogen hun ambities volgen, maar het is beter dat ze dan afzien van kinderen. Helaas moeten ze ook ‘niet thuis’ geven als een ouder of vriend ziek is en een beroep op hen doet. De enkele vrouw die in Nederland de top haalt, ziet zich vaak gedwongen tot deze optie. Ook voor geëmancipeerde mannen die geen zin in zorg hebben of bang voor kinderen zijn, schijnt dit een prima oplossing te zijn. Het geboortecijfer onder hoogopgeleiden, dat nu al niet veel meer voorstelt, zal nog verder dalen. Voor de emancipatie zal het niet slecht zijn, maar de sociale betrokkenheid wordt er niet groter van.
De derde optie is niet zozeer ingegeven door angst, maar door gemak. Vrouwen (of mannen) kiezen voor kinderen en carrière, en de zorg wordt overgelaten aan vrouwen die minder kansen dan zij hebben. Emancipatie is dan vooral iets voor de hogere klassen.
De vierde en laatste optie wordt ingegeven door sociale betrokkenheid en een lust tot damspelen. Iedereen – onafhankelijk van het geslacht – neemt verantwoordelijkheid voor de zorg voor anderen. Gebeurt dat niet, dan wordt hij of zij daar stevig op aangesproken. Een situatie als in Nobody knows wordt niet getolereerd.
Onwil
De laatste optie is in feite het ideaal zoals in het overheidsbeleid geformuleerd. Niks geen gezeur over biologisch bepaalde verschillen, iedereen is verantwoordelijk voor zowel de emancipatie als de zorg van anderen. Sinds Balkenende I en II komt er van dit beleid weinig terecht. De terugtredende overheid, de bezuinigingen op de zorg, de economische recessie, de onwil van een groot deel van de autochtone en allochtone mannen in Nederland om meer zorgtaken op zich te nemen en het toenemende conservatisme pakken slecht uit voor vrouwen. Het ‘nee’ tegen de Europese grondwet is in die zin geen goed nieuws, omdat de Nederlandse overheid aanzienlijk behoudender is ten aanzien van de gelijke behandeling van vrouwen dan Europa.
Voor mensen die de complexiteit van de gelijkheid aankunnen, heeft het weinig zin om hun hoop op de huidige regering te vestigen. Emancipatie is net als democratie een proces dat deels van bovenaf en deels van onderaf wordt vormgegeven. Nu de overheid het laat afweten, ontkomen we er niet aan de emancipatie van mannen en vrouwen opnieuw van onderop te bevechten. ‘Kom op, mannen’, schreef Henning Sussebach in NRC Handelsblad, ‘Je kunt ook verantwoordelijkheid en sportschoenen dragen.’ Ik zou daaraan willen toevoegen: Kom op, vrouwen! Je kunt ook je pumps aan en je mond open trekken en massaal laten merken dat het zo niet langer kan in Nederland.
Met dank aan Ton Korver. Marli Huijer bekleedt de Opzij-leerstoel (gender en biomedische wetenschappen) aan de Universiteit Maastricht