Volgens recente wetenschappelijke inzichten is muzikaliteit veel wezenlijker voor de mens dan we dachten. Moeten filosofen nu beter gaan luisteren?
Je kunt respect voor de antieke filosofie ook overdrijven. Dat de planeten op hun baan door de ruimte elk een toon voortbrengen en dat die tonen samen een hemelse harmonie vormen, is een mooi idee van Pythagoras – te mooi, uiteraard, om waar te zijn. Misschien had de filosoof, befaamd logicus en fantast, last van oorsuizingen. In elk geval was hij de enige die deze muziek der sferen kon horen. Aangezien bewegende objecten geluid produceren, redeneerde hij, geldt dat ook voor hemellichamen. Astronomische observaties moesten het mogelijk maken hun toonhoogte te berekenen. Vanwege de geometrische orde die volgens Pythagoras achter alle natuurverschijnselen steekt, was het ondenkbaar dat de omwentelingen van de planeten samen een dissonant zouden opleveren. Pythagoras had, als hij geen driehoeken aan het opmeten was, wel meer rare ingevingen; we hoeven die in de eenentwintigste eeuw gelukkig niet allemaal serieus te nemen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees