Home ‘Morele vorming is een doel op zich’

‘Morele vorming is een doel op zich’

15 november 2012

‘Morele vorming is een doel op zich’

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Veel leraren ervaren de vorming van hun leerlingen als het meest bevredigende aspect van hun beroep, alleen weten ze niet altijd hoe ze dit het beste kunnen doen’, vertelt Wouter Sanderse. Hij promoveert aanstaande maandag aan de Nijmeegse Radboud Universiteit op een proefschrift over de morele vorming van leerlingen, en welke rol de deugdethiek hierin kan spelen.

Volgens Sanderse worstelen leraren op verschillende niveaus met het uitdragen van hun morele visie. ‘Allereerst zijn er de persoonlijke voorkeuren van de docent: wat hij zelf als goed en slecht beschouwt. Omdat een docent dit als persoonlijk ervaart, deinst hij ervoor terug om dit aan zijn leerlingen over te dragen.  Dan is er ook de overheid, die verschillende eisen aan het burgerschap stelt, zoals respect voor elkaar in een pluralistische samenleving. De school zelf heeft vaak ook al een bepaald idee over morele vorming. Dit zie je met name bij bijzonder onderwijs, zoals christelijke scholen, hoewel veel van zulke scholen worstelen met hun identiteit.’

De school is daarnaast een krachtenveld op zich, met managers en bestuurders aan de ene kant en leerlingen en hun ouders aan de andere kant. Sanderse stelt dat het de professionele verantwoordelijkheid van leraren is om, te midden van al die partijen, een dialoog levend te houden over wat goed onderwijs nu precies is. Maar is dat niet subjectief, ‘goed’ onderwijs? Integendeel, vindt Sanderse. ‘Een pluriforme samenleving wordt gekenmerkt door verschillen en conflicten. Maar er is tussen alle culturen wel overeenstemming over wat goede karaktereigenschappen zijn, zoals dapperheid. Alleen de specifieke interpretatie  ervan is vervolgens cultureel bepaald.’

Kardinale deugden

De deugdethiek neemt de leraar bij de hand als het aankomt op het uitdragen van die goede eigenschappen, die Aristoteles samenvatte als de vier kardinale deugden: prudentia (wijsheid), iustitia (rechtvaardigheid), fortitudo (moed) en temperantia (maat). ‘De voorbeeldfunctie die de leraar heeft moet er overigens niet toe leiden dat de leerlingen hem willen imiteren’, verduidelijkt Sanderse. ‘De leraar moet juist een ideaal belichamen dat de leerlingen op hun eigen manier willen ontwikkelen.’

Sanderse denkt dat de deugdethiek een aanvulling biedt op de vormingstheorieën die in de afgelopen vijftig jaar dominant waren. ‘De deugdethiek heeft het ontwikkelen van een goed karakter tot doel, waar het liberale gedachtegoed er voornamelijk op gericht is de mens tot een autonoom denkend wezen op te voeden. Noties als karakter, emotie en gedrag zijn daar van secundair belang.’

Het proefschrift van Sanderse verschijnt binnenkort bij Eburon onder de titel Character Education: A Neo-Aristotelian Approach to the Philosophy, Psychology and Education of Virtue.

Tom Bouwmeester

(Foto: Dick van Aalst)