We hebben in deze onzekere tijden dringend een goede filosofie van het ‘misschien’ nodig. Wie naar de etymologie van dit woord kijkt, komt bij het middeleeuwse het mach schien terecht, hetgeen zoveel betekent als ‘het vermag te geschieden’. Schien staat dus niet voor ‘schijnen’, maar voor ‘geschieden’. In gewoon hedendaags Nederlands zeg je dat iets kan gebeuren.
Wie zegt dat iets kan gebeuren, zegt natuurlijk iets heel geks, want hij of zij impliceert dat dit iets ook niet kan gebeuren. Van een echte voorspelling is dus geen sprake, het is zwakker dan een voorspelling. ‘Morgen kan het gaan regenen’ impliceert dat het ook niet kan gaan regenen. Maar wie zegt dat het morgen kan regenen en niet kan gaan regenen zegt niets en veroorzaakt met zijn of haar tautologie slechts irritatie. Een tautologie is in de filosofie een uitspraak die, hoe je haar ook interpreteert, altijd waar moet zijn.
We moeten rustig worden van onzekerheid
Hele filosofieboeken zijn hierover volgeschreven. Wetenschappelijke uitspraken mogen nooit tautologisch zijn, want dan zijn ze onder geen enkele omstandigheid weerlegbaar. De Oostenrijkse filosoof Karl Popper had een afkeer van wetenschappers die zich indekten tegen weerlegging. De psychoanalyticus Freud zei dat iedereen seksueel gefrustreerd is en zou zowel in de ontkenning als in de bevestiging van dit gegeven een bewijs voor de theorie zien. Daar had Popper het niet zo op.
Er is tegenwoordig misschien een herwaardering voor wat ik hier de ‘zwakke voorspelling’ zou willen noemen. Steeds vaker hoor je wetenschappers zeggen dat iets kan gebeuren, maar dat dit niet noodzakelijk het geval hoeft te zijn. De aanwezigheid van dat modale werkwoord ‘kunnen’ is voor veel mensen irritant. Politici willen bijvoorbeeld liever weten wat er aan de hand is dan wat er mogelijk aan de hand is.
Toch is er een lange traditie die ons heeft willen leren dat we met onzekerheid moeten omgaan. De filosoof en arts Sextus Empiricus schreef ooit: ‘Wie zegt dat iets misschien (tacha) het geval is, stelt impliciet ook het tegenovergestelde, namelijk dat iets misschien ook niet op die manier het geval is. Hij legt zich dus niet vast op wat het geval is.’ In feite zegt iemand dus niets. Hij of zij is afatisch geworden (aphasia betekent ‘non-uitspraak’).
In complexe tijden weet niemand iets zeker. Elke stellige bewering verdwijnt tegen de achtergrond van het grote ‘misschien’. We worden daar onrustig van, maar volgens Sextus en zijn inspiratiebron Pyrrho moeten we er juist rustig als een ‘stille zee’ van worden. Ik beveel een cursus tachalogie aan: leren van het misschien.