Tzvetan Todorov was als geen ander in staat om het goede in de mens te zien. Blind voor het menselijk kwaad was hij niet, maar hij zag dat zelfs in de vreselijkste omstandigheden de menselijkheid overleefde.
Van de vele opmerkelijke personen die ik voor Filosofie Magazine heb gesproken, maakte niemand meer indruk op me dan Tzvetan Todorov. Enigszins geraakt door het nieuws van zijn overlijden zocht ik het oktobernummer van 2009 op, en bij het herlezen van mijn interview realiseerde ik me dat zo’n artikel eigenlijk een heel beperkte weergave van een persoonlijk onderhoud is. Oogopslag, lichaamshouding, handgebaren van de spreker – al die dingen moeten het afleggen tegen zijn woorden. Wijze woorden, in het geval van Todorov, maar ze vormen toch slechts een deel van de aangename ontmoeting die ik me herinner. Ik zocht ook de geluidsopname van het gesprek op, en raakte opnieuw gefascineerd door het zware Slavische accent (alsof hij de slechterik in een Bond-film speelde) en de trage dictie van zijn Engels. Ook in het Frans, zijn dagelijkse taal voor het grootste deel van zijn leven, drukte hij zich zo langzaam uit, en even doeltreffend – misschien kwam hij wel zo snel tot de kern van de zaak doordat hij niet zijn moedertaal sprak.
Dit artikel is exclusief voor abonnees