Home Meteen vanaf onze geboorte hebben we ze – mensenrechten
Mensenrechten

Meteen vanaf onze geboorte hebben we ze – mensenrechten

Dankzij mensenrechten kunnen we in een vreedzamer en rechtvaardiger wereld leven, zo schreef Immanuel Kant tweehonderd jaar geleden. Maar bedenk wel dat juist het gebruik van mensenrechten heeft geleid tot terreur en tot humanitaire crises, waarschuwen andere denkers.

Door Sebastien Valkenberg op 28 oktober 2008

Meteen vanaf onze geboorte hebben we ze – mensenrechten beeld Pablo Pasadas

Dankzij mensenrechten kunnen we in een vreedzamer en rechtvaardiger wereld leven, zo schreef Immanuel Kant tweehonderd jaar geleden. Maar bedenk wel dat juist het gebruik van mensenrechten heeft geleid tot terreur en tot humanitaire crises, waarschuwen andere denkers.

09-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

Martelen is uit den boze. Slavernij is verboden. Iedereen heeft recht op een eerlijke rechtsgang. Niemand die daar tegen kan zijn; dat is op zichzelf al een prestatie van formaat in het jaar waarin de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens haar zestigste verjaardag viert. Toch wringt er iets. Hoe is deze unanieme steunverklaring te rijmen met de realiteit, waarin mensenrechtenschendingen aan de orde van de dag zijn? Tweehonderd jaar geleden schreef de Duitse Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant het essay Naar de eeuwige vrede, waarin hij stelde dat universele broederschap, gebaseerd op mensenrechten, de redelijke uitkomst van de geschiedenis zou moeten zijn. Maar waarom is die eeuwige vrede dan nog niet aangebroken?

Natuurlijk zullen er altijd meedogenloze dictators zijn die een broertje dood hebben aan mensenrechten. Maar hoe zit het met onze politiek leiders? Van hen zouden we in elk geval een hartstochtelijke omarming mogen verwachten. In de praktijk blijken ze dat meestal niet te doen. Dat kunnen we duiden als opportunisme: mensenrechten zijn welkom, zolang ze in overeenstemming zijn met eigen belangen. Maar het is de vraag of dit volledig verklaart waarom de mensenrechten nog niet hebben geleid tot een vreedzame wereld. De kloof tussen de werkelijkheid zoals die zou moeten zijn en zoals die is, zegt ook iets over het concept van de mensenrechten zelf.

Zodra we ermee gaan werken is een flinke dosis behoedzaamheid geboden. Want hoewel mensenrechten tegenwoordig een haast onomstreden status hebben, brengen ze niet louter het goede voort. Sterker, soms kunnen ze ronduit averechts uitpakken. Dan brengen ze zelfs voort wat ze in eerste instantie wilden voorkomen. De Nederlandse filosoof Hans Achterhuis beschrijft dat heel goed in het essay Politiek van de goede bedoelingen. De acute morele verontwaardiging die bij ons opkomt als mensenrechten worden geschonden, kan volgens hem leiden tot verblinding voor wat politiek haalbaar is. In het essay beschrijft Achterhuis hoe in de jaren negentig morele verontwaardiging wegens geschonden mensenrechten leidde tot een buitenproportioneel NAVO-bombardement op Kosovo en Servië. Het gevolg was een humanitaire crisis door de grote stroom vluchtelingen. Over deze ironie van de mensenrechten horen we weinig, laat staan dat de Verenigde Naties er iets over melden op hun website. Daarvoor moeten we terug naar het geboorte-uur van de mensenrechten.  

De mens is van nature vrij

Zijn rechten een set belangrijke afspraken die we samen hebben gemaakt? Of verwijzen ze naar een hogere orde die losstaat van elke samenleving? Dat is een relevante vraag. Als ze de uitkomst zijn van een debat, hebben ze een willekeurig karakter: ze hadden net zo goed anders kunnen uitvallen. In het andere geval overstijgen rechten, of een selectie daaruit, de waan van de dag. Dan gaat het vanzelfsprekend niet om de vraag of er mag worden gerookt in de horeca. Maar hoe zit het met martelen? Is het voorstelbaar dat dit na de volgende verkiezingen wordt toegestaan?

De Tien Geboden kwamen niet tot stand na overleg. Die worden ‘gegeven’ geacht. Zoiets gold ook voor de ethiek van de Stoa, die populair was onder veel Griekse en Romeinse denkers. Volgens deze klassieke leer heeft de ene mens niet meer rechten dan een ander, louter omdat hij bijvoorbeeld uit een bevoorrechte familie komt. Is het niet veel redelijker om te zeggen dat ieder mens van nature gelijk is, ook al is dat misschien in werkelijkheid niet het geval? De rede laat zich niet leiden door toevalligheden als geld, ras, sekse of zelfs landsgrenzen. De stoïcijnen waren daarmee niet alleen de eerste kosmopolieten, ze staan aan de wieg van het zogeheten natuurrecht: de opvatting dat rechten zijn verankerd in een natuurlijke orde, waarin ieder mens op basis van het feit dat hij mens is dezelfde rechten heeft als ieder ander.

Een belangrijke moderne vertegenwoordiger van het natuurrechtdenken is de Britse filosoof John Locke (1632-1704), die stelt dat elk mens van nature vrij geboren is. We genieten de maximale vrijheid om onszelf vorm te geven, uiteraard totdat we anderen in de weg gaan zitten. Voortaan was de natuur dus de hoogste bron van gezag. Ook vorsten waren daar ondergeschikt aan. Vandaar dat het natuurrechtdenken een belangrijke wegbereider was voor de universele mensenrechten zoals we die nu kennen. Er bestonden normen die voor iedereen golden: waaraan iedereen zich moest houden (ook de machthebbers) en waarop iedereen zich kon beroepen (in het bijzonder individuen). Als tirannieke heersers die schonden, was dat niets minder dan rebellie tegen de natuur zelf.  

De staatsmacht inperken

Voorlopig waren mensenrechten weinig meer dan een ideaal. Geen watergeus die serieus kon hopen op een zaak tegen de IJzeren Hertog Alva. Geen kans om hem als de Mladic van zijn tijd aan te klagen wegens misdaden tegen de menselijkheid. Niemand had nog iets te duchten van mensenrechten. Daartoe moesten ze eerst worden opgetekend in verdragen. Dat gebeurde aan het eind van de achttiende eeuw, toen overal revolutie in de lucht hing.

Op 4 juli 1776 tekenden de Founding Fathers de Onafhankelijkheidsverklaring. Daarmee deden ze veel meer dan Amerika afscheiden van Groot-Brittannië. Bij de inrichting van de jonge natie begonnen ze niet bij de vraag die heersers zich altijd hadden gesteld, namelijk: hoe vergroot ik mijn macht? Hun uitgangspunt was precies omgekeerd. De ongebreidelde macht van de overheid diende juist zoveel mogelijk te worden ingeperkt. De beste garantie daarvoor was een reeks rechten die onvervreemdbaar waren. Ze konden door niemand worden afgenomen, ook niet door de machthebbers. Zo bezat iedereen het recht op de wereldberoemde, door Locke geïnspireerde, trits ‘Life, Liberty and the Pursuit of Happiness’ (Leven, vrijheid en het nastreven van geluk). Waarom? Ze waren direct afkomstig van God, die iedereen met gelijke rechten had toegerust.

Thomas Jefferson was de belangrijkste auteur van het document, maar de grote verdediger ervan werd een andere Founding Father: Thomas Paine. Het enige doel van de staat is het welzijn van zijn burgers. Aan hen, en aan niemand anders, dankt de regering haar legitimiteit. Begrijpelijk dus dat Paine in The Rights of Man (1791) brandhout maakt van het principe van erfopvolging. Hoe was machtsoverdracht van vader op zoon te rijmen met de zeggenschap van het volk over zichzelf?  

Alles moet wijken voor de mens

Mensenrechten zijn tegenwoordig zo onomstreden, dat we ons nauwelijks meer kunnen voorstellen dat er serieuze en diepgravende kritiek op het concept mogelijk is. Een van de felste aanvallen kwam van de Ierse filosoof Edmund Burke, die de Franse Revolutie minstens zo welsprekend verwierp als Paine haar verwelkomde. Het paradijs dat volgens velen aanstaande was, trof hij nergens aan. In plaats daarvan zag hij een ‘monsterachtige tragikomedie’. De belofte van vrijheid pakte in de praktijk uit als verwoestende anarchie. De Franse revolutionairen zaten op een dwaalspoor, en dat had alles te maken met hun fixatie op ‘zogenaamde mensenrechten’, zoals Burke erover spreekt.

Hun vernietigende potentieel is volgens hem juist gelegen in datgene waar de natuurrechtdenkers zich op beroepen. Namelijk in het idee dat er een menselijke natuur is, met aangeboren rechten. Voor die mens met zijn rechten moest alles wijken, ook de bestaande politieke en maatschappelijke structuren. De Revolutie richtte zich in de eerste plaats op de eeuwenoude privileges van de geestelijkheid en de aristocratie. Maar filosofisch beschouwd was het de geschiedenis die in het beklaagdenbankje zat. Alle historisch gegroeide zeden en instituties waren verdacht. Deze afrekening met de geschiedenis gold in Frankrijk overigens letterlijk; na de Revolutie werd de Gregoriaanse – christelijke – kalender afgeschaft en een nieuwe ingevoerd: de Franse Republikeinse Kalender. Maar hoe begrijpelijk de revolutionaire strijd tegen knechtende instituties ook moge zijn, we kennen de terreur die deze opleverde. Onder leiding van Robespierre en de Jacobijnen ontaardde de Revolutie in een waar schrikbewind. Niet alleen de aristocratie moest eraan geloven; al snel ontstond een klimaat waarin iedereen elkaar beschuldigde van verraad aan de revolutie, waarop de doodstraf stond.

Burke stelde daarom meer vertrouwen in de aristocratie dan Thomas Paine. Erfopvolging is voor hem veel meer dan zomaar een staatsvorm. Ze vloeit voort uit zijn opvatting over het verleden. Waar de revolutionairen het verleden zagen als iets dat overwonnen moest worden, beschouwde Burke het juist als een bron van kennis die we moeten koesteren. Hij sprak zelfs van de ‘de opgespaarde redelijkheid der eeuwen’. Vergeleken daarmee is het individuele verstand maar nietig. Natuurlijk, ook het kompas dat onze erflaters ons aanreiken is niet volmaakt – maar we hebben niets anders. Het getuigt van arrogantie om, zoals Paine, te veronderstellen dat de maatschappelijke ordening vanuit een nulpunt opnieuw kan worden ingericht. De samenleving leg je niet als een bouwtekening op de tekentafel. Dat zou niet alleen dom zijn volgens Burke, maar ook een verloochening van de maatschappelijke ordening, die hij ziet als een ‘contract tussen het verleden, het heden en de nog ongeborenen’.  

Verstandig gebruik van mensenrechten

Mensenrechten zijn inmiddels gemeengoed geworden; de stem van Thomas Paine heeft onderdak gevonden in ons geweten. Dat maakt tegelijkertijd Burke actueler dan ooit. Mensenrechten kunnen leiden tot een verblinding voor lokale gevoeligheden en voor wat politiek haalbaar is. We zien het gebeuren in de druk die vooral Nederland uitoefent op Servië om na Karadzic nu snel Mladic uit te leveren. Anders komt de toetreding tot de Europese Unie in gevaar. Weinigen zullen erover twijfelen of mensenrechtenschenders van dit kaliber het verdienen om te worden berecht. Maar het risico bestaat dat een dergelijk streven zo wordt verabsoluteerd, dat een zekere blindheid optreedt voor lokale gevoeligheden, herinneringen en gewoonten – op zijn burkeaans: het historisch gegroeide. Dat is wat politiek filosoof Luuk van Middelaar onlangs ook schreef in zijn column in NRC Handelsblad: wat als Servië de duimschroeven zo voelt aangedraaid dat het land vlucht in nationalisme of zelfs een plek gaat ambiëren in de Russische invloedssfeer? Dan betalen we een hoge prijs voor het nadrukkelijke aandringen op de vangst van Mladic. Zijn we daartoe bereid? Als we alleen maar uitgaan van mensenrechten, zal die vraag niet snel opkomen, laat staan beantwoord worden.

Zou Burke tegenwoordig net zo vernietigend oordelen over mensenrechten als tweehonderd jaar geleden? Ook nu nog kunnen pogingen om door mensenrechten een utopie te realiseren tot politieke verblinding leiden, waardoor soms slachtoffers vallen. Toch is de situatie veranderd: mensenrechten zijn niet meer het eigendom van een club revolutionairen. Ze krijgen steeds meer hun eigen geschiedenis, ze schieten wortel in instituties als het Internationale Stafhof en diverse tribunalen. Dat leidt niet tot een perfecte wereld. Maar het wordt wel duidelijk dat het internationale recht langzaam steeds meer handen en voeten krijgt, zoals Kant in de achttiende eeuw al voorspelde. Er is een langzame ontwikkeling, een groeiende jurisprudentie bijvoorbeeld, waarop het internationale recht zich kan beroepen. Die jurisprudentie stelt ons in staat steeds prudenter met de mensenrechten om te gaan – met minder verblinding en met meer tact. Wijsheid komt met de jaren, zou Burke zeggen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.