De zee was die dag ruw en woest in Zuid-Italië, en het bootje was overladen met migranten. Onduidelijk is of de gammele vissersboot op de rotsen werd geblazen of simpelweg doormidden brak. Hoe dan ook: tientallen mensen, die ik weet niet wat hadden moeten doen om op dat bootje te komen, verloren hun leven.
Zomaar een berichtje uit de krant. Ik scan de tekst diagonaal, en weet wat ik moet denken: wat een tragedie (dat denk ik dan ook braaf). Tegelijk wil ik de verdronkenen niet louter tot slachtoffers maken; zij zijn willens en wetens op dat bootje gestapt, en waren daar vermoedelijk nooit aangekomen zonder doortastendheid en ondernemingszin. Ze waren duidelijk handelingsbekwaam. Je kunt eerder zeggen dat ze hebben gegokt en hebben verloren in een loterij die ik niet ken. Mijn hart weet zich daar geen raad mee.
Even tussendoor… Meer columns lezen van de Denker des Vaderlands? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Wat helpt filosofie dan? Een verlichtingsfilosoof als Immanuel Kant zou zeggen dat ik gewoon moet snappen dat dit mensen zijn, net als ik. Op deze migranten zijn dus de universele morele regels van toepassing waarvan ik kan inzien dat die tot de beste, meest fatsoenlijke samenleving leiden, zoals: behandel anderen zoals jijzelf behandeld zou willen worden. Een prima vuistregel, daar niet van. Alleen staan deze mensen letterlijk te ver van me af om door mij ‘behandeld’ te worden.
Het is bovendien de vraag of ethiek wel zo’n rationele affaire is. Een van mijn favoriete filosofen, Richard Rorty, denkt van niet. Voor hem ontspruit ethiek aan een sympathiserend lichaam. ‘Als je kinderen hongerlijden, is het raar om zelf weldoorvoed te willen zijn,’ zegt hij. ‘Maar is dat ook immoreel? Dat zou vreemd uitgedrukt zijn.’ Volgens mij bedoelt Rorty dat je geen ethische overwegingen nodig hebt om je kinderen te laten delen in jouw voedsel. Dat doe je gewoon, want anders kun jij niet blij zijn. Morele vooruitgang boek je volgens Rorty niet zozeer door met je verstand van je gevoelens te abstraheren, zoals Kant stelt. Vooruitgang zit eerder in het oprekken en verruimen van je sympathieën. Het is een kwestie van steeds gevoeliger reageren op de behoeften van steeds meer wezens, die steeds verder van je af staan.
Ik vind het een mooie gedachte. Maar dat oprekken van sympathie begint dus wel vanuit nabijheid. En dat is meteen ook het probleem met zo’n berichtje in de krant over verdronken migranten. Mijn hart zou misschien raad weten als ik me hun lot werkelijk kon voorstellen.