Home Luuk van Middelaar: ‘Elk mens is een politicus’

Luuk van Middelaar: ‘Elk mens is een politicus’

Door Anton de Wit op 26 mei 2009

05-2009 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Naar welke school stuur ik mijn kind? Zal ik dit huis kopen?’ Iedereen kampt met dit soort ‘politieke vragen’, zoals filosoof Luuk van Middelaar ze noemt. ‘Politiek gaat over greep krijgen op de tijd, en dan met name op de toekomst en op het onverwachte.’ Een gesprek over de mens, over politiek en over Europa.

Luuk van Middelaar heeft enigszins afstand genomen van Brussel. Letterlijk, allereerst. Hij woont niet meer midden in Brussel, maar aan de rand ervan, in een appartement dat een adembenemend uitzicht biedt op de bruisende Belgische (en officieuze Europese) hoofdstad. Maar de filosoof en historicus Van Middelaar (1973) heeft ook wat afstand genomen van het politieke bedrijf dat met de naam van deze stad vereenzelvigd wordt. Een tijdlang was hij adviseur en tekstschrijver van eurocommissaris en liberaal icoon Frits Bolkestein. Later zou hij eenzelfde functie verrichten in Den Haag, voor (destijds) VVD-fractievoorzitter Jozias van Aartsen. Inmiddels ligt de hectiek van de Haagse en Brusselse politiek alweer bijna drie jaar achter hem. Die tijd en de afstand heeft hij nodig gehad om zijn nieuwe boek te schrijven, opvolger van zijn gelauwerde politiek-filosofische studie Politicide uit 1999. De passage naar Europa heet dit boek, dat een imposante schets biedt van – hoe kan het ook anders? – de ontwikkeling van de naoorlogse Europese politiek. Het resultaat is een met vaart en oog voor detail geschreven pageturner van dik vijfhonderd pagina’s, die door de vele spannende historische anekdotes leest als een politiek-filosofische whodunit.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Met dat verschil weliswaar dat er geen dader aan te wijzen is. ‘Het Europa dat wij nu kennen, is door niemand uitgetekend’, vertelt Van Middelaar. ‘Europa is geen constructie, geen kathedraal die ooit op een leeg veldje is neergezet. Zo gaat het niet. Tal van politici hebben iets tot stand proberen te brengen, de bevolking heeft zich ermee bemoeid, er is van alles gebeurd in de geschiedenis. Uit dat complexe proces is iets ontstaan dat anders is dan men in het begin heeft kunnen voorzien. Ik heb dat proces beschreven aan de hand van schijnbaar kleine dingen. Het gevecht om woorden, bijvoorbeeld. Moeten we over een “vergadering” of een “parlement” spreken? Over de Europese “Gemeenschap” of “Unie”? Decennia kunnen politici daarover doen. Het lijkt zo triviaal, maar precies in dat geharrewar ontstaat iets dat je Europese politiek kunt noemen, politiek die tot in het hart van alle deelnemende landen reikt, en zich niet alleen hier in Brussel of in Straatsburg afspeelt.’

Greep op de tijd

Politiek, zo wil Van Middelaar laten zien, is sowieso meer dan louter het bestuurlijke spel waarover wij dagelijks in de kranten kunnen lezen. Van Middelaar: ‘Ik gebruik Europa als smoes om iets over het wezen van politiek te zeggen. Natuurlijk, dit boek gaat over Europa, daar weet ik ook veel vanaf. Maar het ontstaan van de Europese politiek raakt aan iets diepers, aan het wezen van de mens, van alle mensen. Aristoteles noemde de mens al een politiek wezen – zoön politikon. Precies dat onderscheidt ons van de dieren, meer dan andere dingen die door denkers als “typisch menselijk” zijn omschreven. Marx omschreef de mens als homo faber, de werkende mens. Maar dan kun je zeggen: de mieren en de bijen werken zich ook rot. Toen had je Huizinga, die lanceerde de term homo ludens, de spelende mens. Maar ja, heb je weleens twee hondjes of aapjes bezig gezien? Daar zit ook het verschil niet in.’

‘Maar Aristoteles, die had echt iets te pakken met zijn zoön politikon. Politiek gaat over greep krijgen op de tijd, en dan met name op de toekomst en op het onverwachte. En als er één ding is dat de mens heeft dat de dieren niet hebben, dan is het een besef van de tijd. Een hond heeft nog geen halfuur een trauma wanneer je hem een trap geeft. Hij heeft dus een beperkt besef van het verleden. Maar hij kan niet besluiten: ik leg wat brokjes opzij, zodat ik morgen ook nog wat heb.’ Dat de mens zichzelf wel begrijpt als iemand met een verleden, een heden en een toekomst, maakt hem tot politiek wezen. Waarom? Omdat het besef van een onzekere toekomst maakt dat er beslissingen moeten worden genomen, met andere mensen, over hoe het verder moet. Daarbij horen meteen politieke vragen als: waar staan we voor? Wat vinden we acceptabel, en wat niet?’

De homo politicus is een tijdskunstenaar, schrijft Van Middelaar in zijn boek, die feiten schept op de drempel van het ogenblik. ‘Wij kunnen dingen afspreken, wij kunnen elkaar beloftes doen, een contract sluiten met elkaar’, zo licht hij toe. ‘Daarmee creëren we een stukje zekerheid in de onzekere toekomst. Iedereen krijgt daarmee te maken in zijn leven. Daarom is elk mens politicus. We moeten voortdurend knopen doorhakken om onze toekomst te organiseren. Naar welke school stuur ik mijn kind? Zal ik dit huis kopen? Met welke man of vrouw wil ik door het leven? Je kunt daar eindeloos over twijfelen, onderzoek doen, second opinions vragen. Maar op een gegeven moment is je kind toch echt zes en leerplichtig, en op een gegeven moment moet je toch een dak boven je hoofd hebben. In al dat soort keuzes zit dus een politiek moment, in die zin dat het je bindt aan de toekomst. Want dan zit je kind op die school, je woont in dat huis, je bent getrouwd met die man of vrouw. Je creëert met dergelijke beslissingen en afspraken dus je feitelijke toekomstige situatie.’

Doen alsof

De zekerheid die je creëert met afspraken, verdragen en contracten is uiteraard maar een schijnzekerheid, een ‘doen alsof’. Een huwelijk kan ontbonden worden, het huis dat je jouw eigendom noemt kan door de bliksem getroffen worden en afbranden. Dat wat Van Middelaar politiek noemt is dus ten diepste fictie – ‘maar nuttige fictie’, voegt hij daaraan toe. ‘We hebben die fictie nodig om enig houvast te hebben. Dat zie je ook in de Europese politiek steeds weer. Neem het Stabiliteitspact dat de EU-landen met elkaar hebben gesloten, waarin staat dat onze staatsschuld maar 3 procent van ons bruto nationaal product mag bedragen. Dat is een afspraak, een regel, iets dat zekerheid biedt. Dat pact is “in marmer gehouwen”, zei onze toenmalige minister-president zelfs. Maar de toekomst blijkt toch steeds dingen in petto te hebben die ons voorstellingsvermogen te boven gaan. Dat zien we nu de economische rampen over ons heen klotsen. Dan kun je nog zoveel uitzonderingsclausules hebben, maar dan werken de regels niet meer. Je hebt dan een instantie nodig die een nieuwe regel kan maken. De hele geschiedenis van de Europese politiek sinds 1945 kun je zien als het ontstaan van zo’n gezamenlijke instantie, die de tijd kan temmen als de crisis te groot is, als er te veel onverwachte dingen gebeuren.’

Ook Europa is dus in zekere zin een nuttige fictie. Grote vraagstukken op wereldschaal als de kredietcrisis, veiligheid of vredesprocessen nopen ons om in elk geval te doen alsof wij Europeanen zijn. Als Europese Unie zijn wij immers een gesprekspartner om rekening mee te houden. ‘Het maakt nogal wat uit of Sarkozy met Poetin onderhandelt namens 70 miljoen Fransen of namens 500 miljoen Europeanen’, aldus Van Middelaar. Wij zijn dus Europeanen, niet zozeer omdat we een verleden delen, maar vooral omdat we een toekomst delen. De vraag is wel: geloven de Europeanen in deze fictie en het nut ervan? Euroscepsis viert immers hoogtij, weinig mensen voelen zich Europeaan, ondanks alle pogingen tot verbroedering door brood en spelen: een songfestival, een Europees volkslied, een vlag, en laatst nog een dure en gelikte pr-campagne voor jongeren via MTV. Een Europese identiteit laat zich niet maken, zeggen de critici; identiteit moet groeien door langzame historische processen.

Natuurlijk spelen dergelijke processen een rol, reageert Van Middelaar, maar hun invloed is niet zo dwingend als de critici willen doen geloven. ‘De organische groei van welke politieke orde of identiteit dan ook is op zichzelf een mythe. Altijd. In elke politieke orde zit een moment van willekeur, een moment van bluf zelfs.’ De befaamde openingswoorden van de Amerikaanse grondwet – ‘We the People of the United States…’ – zijn een kras voorbeeld van een dergelijke bluf. Ze werden opgeschreven in een tijd dat er van een Amerikaans ‘wij’ nog helemaal geen sprake was, maar ze hebben die eenheid in zekere zin wel mogelijk gemaakt. ‘Dat was helemaal niet zo vanzelfsprekend, hoor. Het had best kunnen mislukken. En zo zit ook de Europese geschiedenis barstensvol toevalligheden; die ontrolt zich ook niet logisch. Of Europeanen de bluf gaan pikken? Ik weet het niet, dat moet nog blijken. De toekomst blijft onzeker.’

Leren schipperen

Want tot op zekere hoogte moet hij de critici wel degelijk gelijk geven: een Europese identiteit kan ook niet uit het niets bedacht worden op een ambtelijke tekentafel. ‘Het is niet zo dat alles bepaald is of alles vastligt. Maar evenmin is er totale vrijheid om de burgers naar eigen inzicht tot Europese poppetjes te kneden. In de politieke filosofie gaat het nu net om de vraag: hoe ga je om met de verhouding tussen vrijheid en dwang, tussen dat wat je naar eigen inzicht kunt maken en dat wat vastligt?’

Dat is volgens Van Middelaar de kernvraag voor homo politicus, zowel op individueel als op collectief niveau. Tot op zekere hoogte ben je immers vrij om het huis te kiezen dat je wilt, te trouwen met wie je wilt, je kind naar een school naar keuze te sturen. Tegelijkertijd wordt die keuze beperkt door allerlei omstandigheden waar je maar weinig over te zeggen hebt: inkomen, afkomst, gewoontes, verwachtingen enzovoort. Juist in die spanning ontstaat politiek.

‘Machiavelli beschreef het lot al als een rivier’, zegt Van Middelaar. ‘Die rivier is in staat om hele stukken land en huizen weg te vagen. Dat kunnen we nooit helemaal voorkomen. Maar kunnen we dan helemaal niets doen? Natuurlijk wel. We kunnen een dijk bouwen, een afwatering graven enzovoort. Met dat inzicht begint politiek denken. Het is een beetje schipperen: we zijn tot op zekere hoogte vrij, en tot op zekere hoogte niet.’

‘Zo is ook Europese politiek steeds een kwestie van schipperen. Natuurlijk laten nationale identiteiten zich niet zomaar uitvlakken, natuurlijk speelt het verleden een rol. Maar dat wil helemaal niet zeggen dat er niet toch een Europese identiteit kan ontstaan. Dat kan ook beïnvloed worden door onverwachte gebeurtenissen. Als Al-Qaida een terreurcampagne organiseert tegen Europese doelen en Osama bin Laden er in videoboodschappen op hamert dat Europa van de kaart geveegd moet worden, dan zijn we plots allemaal Europeaan. Identiteit is niet alleen organische groei of biologische afkomst, maar ook het verwerken van gedeelde ervaringen en het aangaan van een onzekere toekomst. Uiteindelijk zal de vraag “Wie zijn wij?” niet beantwoord worden door identiteitspolitiek vanuit Brussel of nationale overheden, maar simpelweg door een gedeeld besef van een veranderde plaats van het continent in de wereld.’

‘Wij staan als continent voor dezelfde beslissingen als waar jij en ik als privépolitici voor staan. Gaan we wel of niet trouwen met Turkije? Bouwen we wel of niet een nieuw dak boven de euro? Die beslissingen nemen we met z’n allen, daarvoor gaan we binnenkort naar de stembus. Ik zal de Europese verkiezingen uiteraard met bijzondere belangstelling volgen. Lange tijd waren de mensen die gingen stemmen toch al voor Europa, en heel veel mensen waren onverschillig. Die onverschilligheid lijkt verdwenen, je voelt woede. In sommige lidstaten, ook in Nederland, leeft sterk het idee dat Europa het buitenland is, waar “ze” beslissingen nemen die ons aangaan. Politicologen hebben het dan over een “legitimiteitsprobleem”, maar je kunt ook zeggen: er is een probleem met het “wij”, waardoor het moeilijker wordt gezamenlijk de toekomst in het gareel te brengen. Nogmaals: die toekomst is onzeker. De ondertitel van mijn boek luidt niet voor niets Geschiedenis van een begin. De geschiedenis van Europa loopt dwars door ons heen, naar de toekomst toe.’

De passage naar Europa. Geschiedenis van een begin, door Luuk van Middelaar, Historische Uitgeverij, Groningen 2009, 532 blz., € 35,00

Luuk van Middelaar (1973) studeerde filosofie en geschiedenis in Groningen. Hij was adviseur en tekstschrijver van eurocommissaris Frits Bolkestein in Brussel en later voor VVD-fractievoorzitter Jozias van Aartsen. Hij schreef het alom geprezen boek Politicide, dat in 1999 uitkwam. Zijn laatste boek De passage naar Europa gaat over de ontstaansgeschiedenis van de Europese Unie.