Home Ludwig Wittgenstein – De olifant, de taal en de werkelijkheid

Ludwig Wittgenstein – De olifant, de taal en de werkelijkheid

20 oktober 2017

Voor Wittgenstein vormen olifanten geen deel van de werkelijkheid, maar zinnen over olifanten dan weer wel. Hoezo denkt hij dat?

De Tractatus Logico-Philosophicus. Dit vroege werk van Wittgenstein is minstens even moeilijk als het uitspreken van de titel zelf. De Tractatus bestaat uit zeven stellingen die op hun beurt weer onder te verdelen zijn in talloze sub-stellingen. Het boek kenmerkt zich niet alleen door een complexe indeling, maar ook door summiere toelichtingen. Maar ondanks de ogenschijnlijke ondoordringbaarheid is de boodschap van de Tractatus vrij eenvoudig te begrijpen: De Tractatus is in feite gebaseerd op een tamelijk eenvoudig principe, namelijk dat zowel de taal als de wereld dezelfde logische structuur bezitten en dat die kunnen worden ontrafeld in hun respectieve delen: de kleinere onderdelen van de taal corresponderen dus ook met kleinere onderdelen van de wereld. Nadat Wittgenstein heeft laten zien waaruit taal en wereld zijn opgebouwd en hoe die delen zich tot elkaar verhouden, trekt hij een aantal verreikende filosofische conclusies. Voor een goed begrip van Wittgensteins opmerking dat de grenzen van mijn taal de grenzen van mijn wereld zijn, moeten we weten wat hij met de woorden ‘wereld’ en ‘taal’ bedoelt. Hij gebruikt deze woorden namelijk niet in hun alledaagse betekenis.

Zodra hij spreekt over taal, wordt zijn schatplichtigheid aan de Britse filosoof Bertrand Russell duidelijk. Russell speelde een sleutelrol in de ontwikkeling van de filosofische logica en was van mening dat de alledaagse taal ongeschikt was om helder en nauwkeurig over de wereld te spreken. Hij was ervan overtuigd dat de logica een ‘volmaakte taal’ was die ieder spoor van dubbelzinnigheid uitsloot. Om die reden ontwikkelde hij een manier om de alledaagse taal te vertalen in wat hij een ‘logische vorm’ noemde. De logica heeft betrekking op wat in de filosofie proposities worden genoemd: dit zijn stellingen die de hoedanigheid hebben dat wij ze waar of onwaar kunnen noemen. De zin ‘De olifant is erg boos’ is bijvoorbeeld een propositie, maar het woord ‘olifant’ niet. Volgens Wittgensteins Tractatus bestaat zinvolle taal enkel en alleen uit proposities. ‘Het geheel van de proposities,’ schrijft hij, ‘is de taal.’ Nu we enigszins weten wat Wittgenstein onder taal verstaat, kunnen we gaan kijken wat hij met ‘de wereld’ bedoelt. De eerste zin van de Tractatus luidt: ‘De wereld is alles wat het geval is.’ Dit mag duidelijk en zakelijk klinken, maar welbeschouwd is het toch niet helemaal duidelijk wat Wittgenstein met deze stelling bedoelt. Even verderop schrijft hij: ‘De wereld is het geheel van de feiten, niet van de dingen.’ Hier zien we een parallel tussen de manier waarop Wittgenstein de wereld en de taal benadert. Het is bijvoorbeeld mogelijk een feit dat de olifant boos is of zich in de kamer bevindt, maar een olifant op zichzelf is nog geen feit.

Dit is een fragment uit het Grote Filosofieboek
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.