Home Levenswijsheid is eenvoudig

Levenswijsheid is eenvoudig

Door Marco Kamphuis op 27 februari 2018

Cover van 03-2018
03-2018 Filosofie magazine Lees het magazine

Er is niets moderns aan een burn-out. Die bestond in de Oudheid ook al. 

Ik heb wel eens gedroomd (en ik ben vast de enige niet) dat ik een dik boek in handen kreeg dat niets minder dan een gebruiksaanwijzing hoe te leven was; overzichtelijk gerangschikt werd de juiste houding, met de grootste kans op geluk, in elke denkbare levenssituatie beschreven. Een soort etiquetteboek om op te zoeken niet hoe het hoort, maar hoe je het doorstaat. Bij elk onderwerp zijn handleidingen geschreven, als ik bijvoorbeeld wil leren goochelen staan mij bibliotheken vol instructieboeken ter beschikking, en de trucs voor een gelukkig leven zou ik op eigen kracht moeten verzinnen?

Als ik Albert Kitzler (filosoof, advocaat en filmproducent – een handige combinatie, zeker tegenwoordig) moet geloven, bestaat mijn gedroomde boek echt, het heet Denken geneest, en hij is er toevallig de auteur van. Bescheiden verduidelijkt Kitzler dat hij zijn recepten voor levensgeluk niet zelf heeft bedacht, maar heeft overgenomen van de Oosterse en Westerse filosofen van de oudheid. De middelen om tot levensgeluk te komen (of lijden weg te nemen, wat voor klassieke filosofen op hetzelfde neerkomt) ‘zijn destijds al zo grondig, helder en uitgebreid onderzocht, dat er in latere perioden van de filosofiegeschiedenis niet veel meer aan kon worden toegevoegd’.

Er zijn de afgelopen vijftien jaar heel wat boeken verschenen over levenswijsheid, vaak levenskunst genoemd. Ik heb er de nodige van gelezen en in vergelijking met het boek van mijn dromen waren ze teleurstellend echt. Te vaag. Te uitgesponnen. Te theoretisch, alsof de schrijvers zich er stiekem voor geneerden over zoiets begrijpelijks als levenswijsheid te schrijven in plaats van een fatsoenlijke leerstoel in hegeliaanse filosofie te bekleden. Levenswijsheid ís eenvoudig. Dat je eerst tot tien moet tellen wanneer je boos bent – dat leerden we al op de kleuterleeftijd van onze opvoeders (die het weer van Aristoteles hadden). Ik was aangenaam verrast door Denken geneest. Albert Kitzler maakt de dingen niet nodeloos ingewikkeld. Aan simplificatie maakt hij zich evenmin schuldig, dus het is zinloos zijn boek te lezen terwijl je een serie op Netflix bekijkt en een tweedeklasser Duitse voorzetsels overhoort. Op bladzijde 45 kun je trouwens lezen dat Herodotus al overtuigend met multitasking heeft afgerekend.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Kitzler ziet zijn werk als ‘therapeutische filosofie’. In twaalf hoofdstukken onderscheidt hij verschillende vormen van ‘zieleleed’, zoals woede, verdriet, jaloezie, hebzucht, eerzucht, en beschrijft welk filosofisch ‘geneesmiddel’ daartegen gewassen is. De filosofische beschouwingen die hij als remedie geeft – met pakkende citaten van stoïcijnse geweldenaars als Seneca, Epiktetos en Marcus Aurelius, maar ook van bijvoorbeeld Lao Zi en Confucius – dienen door de lezer niet alleen gelezen, maar echt overdacht te worden. We moeten ons die heilzame gedachten eigen maken. Hoe doen we dat? Om te beginnen door die citaten uit ons hoofd te leren, zodat we ze altijd paraat hebben. Vervolgens moeten onze nieuwe inzichten en wijsheden tot een denkgewoonte worden. En aangezien gewoonten ons karakter vormen (volgens Aristoteles) kunnen we onze houding zo wezenlijk veranderen.

Eén groot voorbehoud: het in dit boek behandelde lijden moet niet worden verward met psychische stoornissen of psychiatrische aandoeningen, ‘want die laten zich – dat wist men in de oudheid ook al – noch door de filosofie, noch door redenerend denken genezen’.

De afzonderlijk besproken vormen van zieleleed en de helende denkmanieren lijken vaak op elkaar, zoals de auteur toegeeft; de aanpak van ‘begeerte’ is niet heel anders dan die van ‘eerzucht’. Omdat de hoofdstukken elkaar gedeeltelijk overlappen zal ik er één uitlichten, dat handelt over een geestelijk lijden dat in het moderne leven volgens CBS-onderzoek terrein wint: overbelasting, chronische stress, prestatiedruk.

Niets moderns aan, bestond in de oudheid ook al, zegt Kitzler. (Die constatering is eigenlijk al genoeg om mij tot rust te brengen.) Natuurlijk ligt er veel werk op ons te wachten, maar uiteindelijk worden we niet onder druk gezet door onze baas en collega’s, maar door ons eigen voornemen ons werk vandaag af te maken, de baas tevreden te stellen en niet voor onze collega’s onder te doen. Onbarmhartig, ondanks zijn sympathieke toon, legt Kitzler de verantwoordelijkheid voor de door ons ervaren werkdruk geheel bij onszelf. Waarom matten we onszelf zo af? Is dat wellicht omdat we ‘succes in het beroep, een hoog inkomen, de erkenning van anderen, sociale zekerheid’ nastreven? En zijn die doelstellingen ‘het waard om er onze gezondheid voor op het spel te zetten?’

Filosofie is goed in het stellen van vragen. Het leuke van dit boek is dat het ook de antwoorden geeft. Nee, welvaart en aanzien zijn het volstrekt niet waard onze overbelasting – ‘die tot gewoonte is geworden’ – te accepteren. Kitzler citeert Seneca: ‘De wijze zal zorgeloos en vrolijk lachen om de bezigheden van de rijken en de inspanningen van degenen die rijkdom nastreven, en zeggen: waarom verdoe jij je tijd? Waarop wacht je nog, op de winst uit zaken? Je kunt nu direct rijk worden. Wijsheid vertegenwoordigt een rijkdom die zij schenkt aan wie de rest overbodig heeft gemaakt.’

Het punt is, denk ik, dat je als lezer het idee hebt dat die wijze woorden best waar zullen zijn op een abstract niveau, maar dat wat extra succes in jouw persoonlijke leven toch geen kwaad kan. En dat is de denkfout. Seneca leefde net als wij in de echte wereld, die wist waar hij het over had. Als je die promotie krijgt, zul je daar naar alle waarschijnlijkheid één dag tevreden over zijn, en daarna zul je nieuwe zorgen hebben. En als je vandaag door een extra taak op je te nemen de dank en waardering van je baas en collega’s oogst, is iedereen dat volgende week al vergeten.

Confucius: ‘De juiste weg is niet die van de bedrijvigheid. Bedrijvigheid leidt tot overbelasting; overbelasting leidt tot onrust; onrust leidt tot zorgen en met zorgen is men reddeloos verloren.’

Voor mensen als Seneca en Confucius was een serene geest écht het hoogste goed.

Nadat we met een kritische blik naar onze waarden hebben gekeken, moeten we constateren dat te veel hooi op onze vork nemen ook gewoon niet slim is. Als we doelen kiezen die niet met onze persoonlijke mogelijkheden in overeenstemming zijn, gaan we fouten maken. Iedereen heeft een eigen maat. Democritus: ‘Gemoedsrust krijgen mensen […] wanneer ze zich richten op het haalbare en genoegen nemen met wat er voorhanden is, en zich weinig aantrekken van de door velen benijde en bewonderde mensen […]’

Nu is het nastreven van uiterlijke doelen simpelweg menselijk, dat beseften de denkers van de oudheid ook. Daarmee is nog niet alles verloren. We kunnen onszelf aanleren op twee niveaus te denken: op het ene niveau streven we een concreet doel in het uiterlijke leven na, en op een ander, meer filosofisch niveau relativeren we de waarde van dat streven, waardoor er geen (contraproductieve!) overdruk ontstaat en we een eventuele mislukking niet als een persoonlijke nederlaag of teleurstelling ervaren. Als we ons oefenen in dit filosofische denken, dat innerlijke waarden – zoals evenwichtigheid, authenticiteit, soevereiniteit, zelfvertrouwen, wijsheid – veel hoger aanslaat dan uiterlijke, zal onze gebondenheid aan onze toekomstige opslag, promotie of onverbiddelijke bestseller afnemen; het relativeren, het denken tegen onze oppervlakkige doelstellingen in, is dan een gewoonte geworden.

Kitzler waarschuwt wel dat zijn aanbevelingen geen wondermiddel zijn: ‘[…] er bestaat op deze wereld geen waarheid die onder alle omstandigheden geldt’. En hij citeert Plato: ‘Te veel zorgen hebben om het zieleheil is op zich ook weer een ziekte.’