Filosofie is ook makkelijker als je leest. Goed leest. Filosofische bronteksten zijn niet altijd even makkelijk te begrijpen. Daarom helpen we je in een close reading op weg met extra context en commentaar bij deze tekst van Immanuel Kant over oneindigheid.
Het oneindige is groot*1 in absolute zin*2 (niet louter relatief groot). In vergelijking met het oneindige is al het andere (groottes van hetzelfde type) klein. Maar, en dat is het voornaamste, de mogelijkheid om het zelfs maar als een geheel te denken*3, wijst op een vermogen van de geest dat elke maatstaf van de zintuigen overtreft. Want daarvoor zou een samenvoeging vereist zijn, die een maatstaf als eenheid oplevert met een welbepaalde, in getallen uit te drukken verhouding tot het oneindige, hetgeen onmogelijk is. Om nu het gegeven oneindige toch zonder tegenspraak zelfs maar te kunnen denken, is in de menselijke geest een vermogen vereist dat zelf bovenzintuiglijk is*4. Want alleen door middel van dat vermogen en zijn idee van een noumenon*5, dat zelf geen aanschouwing toelaat, maar toch aan de aanschouwing van de wereld, als louter verschijning, als substraat ten grondslag wordt gelegd, wordt het oneindige van de zintuiglijke wereld bij de zuiver intellectuele groottebeoordeling*6 onder een begrip volledig samengevoegd, ofschoon het bij de mathematische groottebepaling door middel van getalsbegrippen nooit geheel kan worden gedacht. (…)
De natuur is dus verheven*7 in de verschijningen waarvan de aanschouwing de idee van haar oneindigheid met zich meebrengt. En dat laatste kan nu uitsluitend gebeuren in het geval van de inadequaatheid van zelfs de grootste inspanning van onze verbeeldingskracht bij de schatting van de grootte van een object.
Bewerkt fragment uit: Immanuel Kant, Kritiek van het oordeelsvermogen, vert. Jabik Veenbaas en Willem Visser, Boom, 2009.
