Filosofie is ook makkelijker als je leest. Goed leest. Filosofische bronteksten zijn niet altijd even makkelijk te begrijpen. Daarom helpen we je in een close reading op weg met extra context en commentaar bij deze tekst van Arthur Schopenhauer over geluk.
Ons bestaan rust op geen ander fundament dan op het heden dat voorbijgaat. Het neemt dus in wezen de vorm aan van voortdurende beweging*1, zonder dat de rust waarnaar wij voortdurend streven mogelijk is. Het lijkt op het lopen van een man die van een berg af rent, die zou vallen als hij probeerde stil te staan en die zich alleen op de been kan houden door verder te rennen – of op een stok die op een vingertop balanceert, of op een planeet, die zich in zijn zon zou storten als hij ophield onweerstaanbaar voort te wentelen. Het bestaan is dus getypeerd door onrust*2.
In een wereld als deze, waarin geen stabiliteit van welke aard ook, geen durende toestand mogelijk is, maar alles in ononderbroken werveling en wisseling is, waar alles ijlt, vliegt, en zich op het koord staande houdt door steeds een stap vooruit te doen en in beweging te blijven, daar kan men zich geluk niet eens voorstellen. Dat kan niet wonen in een wereld waarin alleen Plato’s ‘voortdurend worden en nooit zijn’ plaatsheeft. In de eerste plaats: niemand is gelukkig*3, maar iedereen zoekt zijn leven lang naar een vermeend geluk, dat hij maar zelden vindt, en ook dan valt het nog tegen; meestal echter loopt hij ten slotte als een wrak zonder masten de haven binnen. Ten tweede doet het er niet toe*4 of hij gelukkig of ongelukkig is geweest in een leven dat alleen heeft bestaan uit een heden zonder duur en dat nu afgelopen is.
Intussen is het verbazend hoe in de mensen‑ en dierenwereld die grote, veelsoortige, ononderbroken beweging aan de gang wordt gebracht en gehouden door twee heel eenvoudige drijfveren: de honger en de geslachtsdrift, die alleen door de verveling een handje worden geholpen, en dat deze in staat zijn het primum mobile*5 te leveren van de gecompliceerde machine die die bonte poppenkast gaande houdt*6.
Uit: Arthur Schopenhauer, Er is geen vrouw die deugt, vert. Wim Raven, De Arbeiderspers, 2016.

