Wetenschap toetst met experimenten de feiten, filosofie toetst met experimenten het denken.
Stel je voor!
Maken niet-bestaande dingen ook deel uit van de wereld? Als we kind zijn, is de grens tussen de echte wereld en de fantasiewereld vaak nog niet zo scherp te trekken. De wereld omvat huisdieren én fabeldieren, woonhuizen én sprookjeskastelen, ouders én tovenaars. Al opgroeiend leren we om de wereld af te bakenen. Met als summum van die volwassenwording – in Nederland althans – de ingrijpende mededeling dat ook Sinterklaas niet bestaat.
Maar wat betekent het eigenlijk om te zeggen dat iets niet bestaat? Achter de simpele uitspraak ‘Sinterklaas bestaat niet’ gaat een ingewikkelde kwestie schuil over de grenzen van de wereld. Bestaat de wereld alleen uit fysiek bestaande en dus aanwijsbare objecten? Of ook uit ideeën? En wat te denken van grensgevallen zoals historische figuren als Karel de Grote en Cicero, die niet langer deel van de wereld zijn? Of Sinterklaas en Pegasus – figuren die weliswaar bestaan in onze verhalen en tradities, maar nergens echt zijn aan te wijzen?
Een niet-bestaand object kan niet bestaan, meent de Schotse empirist David Hume (1711-1776). Zodra we denken aan een object, denken we noodzakelijkerwijs aan een bestaand object. Maar figuren als Sinterklaas of Pegasus leveren dan een probleem op, want daar kunnen we wel degelijk aan denken. Betekent dit dat zij net als huizen, bomen en stoelen bestaan?
De Oostenrijkse filosoof Alexius Meinong (1853-1920) denkt van wel. Volgens hem is ons bewustzijn altijd op iets gericht. Dit noemt hij ‘intentionaliteit’. Het geval wil nu eenmaal, zegt Meinong, dat mensen vaak gericht zijn op dingen die niet bestaan. We bedenken een eenhoorn, willen vrede in het Midden-Oosten, of zijn bang voor de duivel. Niet-bestaande objecten zijn dus het object van onze intentionele gerichtheid, en daarmee ook van de wereld.
Echt?!
De Amerikaanse logicus Willard Van Orman Quine (1908-2000) was het oneens met de conclusie van Meinong. Zijn redenering is als volgt: een niet-bestaand object, zoals Sinterklaas of in zijn voorbeeld Pegasus, is in feite een beschrijving van een concept. ‘Pegasus bestaat niet’ komt neer op de bewering dat ‘dat wat wij Pegasus noemen geen referent heeft in de werkelijkheid’. Dit is niet alleen een zinvolle uitspraak, maar hij klopt ook, meent Quine. Maar hij stelt ook: al verwijst Pegasus naar niets in de wereld, dat betekent niet dat we er niet zinvol over kunnen spreken. Hij maakt een onderscheid tussen verwijzing en betekenis: er bestaan veel meer dingen waar we betekenisvol over kunnen spreken dan er werkelijk bestaan. Een mooie gedachte, die de wereld misschien niet groter maakt, maar dan toch in elk geval rijker maakt.