Home Kom je eigen afval eens onder ogen

Kom je eigen afval eens onder ogen

Door Frank Meester op 29 mei 2018

Kom je eigen afval eens onder ogen
Cover van 06-2018
06-2018 Filosofie Magazine Lees het magazine

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

De jonge filosofen Lisa Doeland, Elize de Mul en Naomi Jacobs verdiepen zich in hun eigen afval en schrikken zich rot. Een gesprek over consument­isme en ecorexia. En een oproep tot actie.

Ik kom er steeds meer achter dat ik mezelf identificeer met mijn afval’, zegt filosoof Lisa Doeland. Samen met haar vakgenoten Elize de Mul en Naomi Jacobs schreef ze het boek Onszelf voorbij. Kijken naar wat we liever niet zien. ‘Voordat deze foto genomen werd, waarvoor we zouden poseren met ons eigen afval van een week, heb ik erg zitten dubben over een fles Mister Muscle-schoonmaakmiddel. Wil ik met dat agressieve spul in die knaloranje fles geïdentificeerd worden? Ik heb die fles zelf niet gekocht. Ik weet niet hoe hij in mijn huis is gekomen, maar hij zat wel bij mijn vuilnis.’

‘Je afval is iets heel persoonlijks’, vult Naomi Jacobs aan. ‘Dat laat je niet zomaar aan iedereen zien. Het gaat om dingen die je dagelijks – vaak heel intiem – gebruikt.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Bram Budel

Dat merkte Doeland ook: ‘Ik deed vanochtend bijna een maandverband in mijn prullenbak. Toen dacht ik: o nee, daar wil ik niet mee op de foto. Afval kan ongelooflijk confronterend zijn. Door je eigen afval goed te bekijken leer je dingen over jezelf die je misschien liever niet wilt weten. Bij de glasbak besef je opeens hoeveel je werkelijk gedronken hebt. De grote vraag is dus: durf ik mijn afval onder ogen te komen?’

Elize de Mul durft dat steeds beter. ‘Ik woon in Arnhem en daar hebben we drie afvalbakken. Een voor organisch afval als groente- en fruitresten, een voor papier en karton, en nog een voor restafval. Ik ben vegetariër en de bak met groente- en fruitafval zit altijd heel vol. Die andere veel minder.’

Jacobs: ‘Zo bezien wordt je afval bijna een prestigeobject. Je kunt ermee laten zien hoe verantwoord je bezig bent. Het lijkt wel een beetje op de spullen die je bij de supermarkt op de band legt. Soms denk je daarbij: ja, hier kan ik mee leven.’

‘Toch denk ik dat vuilnis vooral de keerzijde vormt van de spullen op de toonbank’, zegt Doeland. ‘Afval is de schaduwkant van de consumptiemaatschappij. Het is dat wat niet meer ons verlangen opwekt, dat wat niet meer blinkt, niet meer allerlei beloftes in zich draagt. De belofte van blijdschap, schoonheid, helderheid, genot – vul maar in. Juist als dingen in de winkel staan hebben ze nog die glans. Dat komt vooral door de reclame. Iemand die daar een grote bijdrage aan heeft geleverd is Edward Bernays, die leefde aan het begin van de vorige eeuw. Hij gebruikte de theorie van zijn oom Sigmund Freud om mensen meer en meer te laten kopen. Hij wordt daardoor wel gezien als de vader van de pr, al had hij er zelf geen moeite mee om dat zijn eigenlijke naam te geven: propaganda. Zo wist hij door de koppeling van sigaretten aan het idee van vrijheid veel vrouwen aan het roken te krijgen. Vrouwen rookten niet in die tijd. Dat stond niet netjes. Jammer natuurlijk voor de tabaksindustrie, want zo konden ze aan de helft van de bevolking geen sigaretten slijten. Tijdens een mars in de jaren twintig in New York heeft Bernays een grote groep jonge vrouwen gevraagd om een sigaret op te steken. Zo wist hij sigaretten te framen als torches of freedom. Dat is wat reclame doet: iets aantrekkelijk maken door het ergens anders voor te laten staan. Een kopje koffie van Nespresso staat voor kosmopolitisme en een spijkerbroek van G-star voor rebelsheid. Dat is de glans waarin een belofte schuilt. Afval heeft die glans verloren.’

Jacobs: ‘Daarom kan de aanblik van afval zo’n gevoel van onbehagen geven. Je sleept van alles je hol in. Je probeert er iets moois van te maken waar je je veilig bij voelt en dat jouw leven glans geeft. Afval wijst je erop dat die dingen geen echte zekerheid geven. Dat ze uit elkaar kunnen vallen, dat de glans waar je zoveel geld voor hebt betaald kan verdwijnen. Dat is een verontrustende constatering.’

De Mul knikt instemmend: ‘Die volle supermarkten, die overtolligheid aan spullen, vertellen ons: er is genoeg voor iedereen; als je maar geld hebt, dan komt het wel goed. Maar het is een schijnzekerheid. Soms zie je die er al doorheen schemeren als de spullen nog in de schappen staan. Neem een winkel als de Action. Daar vind je bijvoorbeeld iets onbenulligs als een plastic koe met lampjes in plaats van ogen. De kwaliteit is zo slecht dat sommige exemplaren al stuk zijn terwijl ze nog in de schappen staan. De scheidslijn tussen nieuw en afval vervaagt al in de winkel. Alles kan het predicaat “wegwerp” dragen. En dat zet aan tot kopen. Daar zit voor mij een enorme obsceniteit in. Het gaat alleen maar om kopen, om kapitalistische groei. Maar groei is niet altijd goed. Kanker groeit ook, die groeit maar door. Al die spullen, ze verstikken je.’

Doeland: ‘Het is ook weer niet zo dat alle spullen slecht zijn. We hebben spullen nodig. Ze geven wat vastigheid aan ons leven. En die spullen vertellen ook een verhaal. Zoals je ziet in de documentaire Bewaren – of hoe te leven (2018), waarin de emotionele waarde van spullen centraal staat en de herinneringen die aan spullen kleven. Emotionele waarde is ook een verhaal waardoor iets voor iets anders gaat staan. Wat dat betreft lijkt het op reclame. Een suikerzakjesverzameling is net zo weinig waard als die koe met lampjesogen of de Nespresso-koffie, maar het verhaal dat erbij hoort is tenminste nog je eigen verhaal, terwijl de glans die commercie aan de dingen geeft ons in de maag wordt gesplitst.’

De Mul: ‘En die glans is er vooral op gericht om ons meer te laten kopen. Door die commerciële verhalen hechten we ons tegelijkertijd te veel én te weinig aan dingen. Gooi ze weg zodra ze hun glans hebben verloren, is de boodschap, maar koop dan vooral wat anders. Dat leidt tot alle ellende waar we nu middenin zitten: plastic eilanden, klimaatverandering, een razendsnelle vermindering van de biodiversiteit. Mijn opa en oma deden dertig jaar met hun bankstel. Die bank had een emotionele waarde voor hen en daarom waren ze er zo zuinig op.’

Doeland: ‘Ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat we de dingen om ons heen betrekken in ons persoonlijke verhaal, waardoor we er meer om gaan geven en ons er verantwoordelijk voor voelen. De vraag is: waarvoor kunnen we ons allemaal verantwoordelijk voelen? Wat moeten we opnemen in ons verhaal? In elk geval alles in onze eigen omgeving. Alles waar wij een relatie mee hebben, alles waarbij we betrokken zijn. Dus afval hoort ook in dat verhaal.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Fotografie: Bram Budel

Jacobs: ‘Ja, maar dat zijn nogal wat dingen! Neem de koffie die wij nu drinken. Daar heb ik een directe relatie mee, dat is duidelijk. Dan is er de meneer van dit café die de koffie zojuist gebracht heeft; met hem heb ik ook contact gehad en zijn werkomstandigheden lijken me wel in orde. Maar hoe zit het met de mensen die de koffiebonen hebben geteeld? Met de grond waarop die bonen zijn verbouwd? Met de manier waarop die bonen zijn vervoerd? En met nog veel meer mensen en dingen waar ik geen weet van heb, omdat ik ze niet zie. Je eigen omgeving blijkt krankzinnig groot te zijn. Daar komt uiteindelijk zo’n beetje de hele wereld bij kijken.’

De Mul: ‘Het probleem is ook nog eens dat de meeste producten die wij kopen die wereld erachter juist verhullen. Ze zien er zo handig en kant-en-klaar uit dat je helemaal niet denkt aan de manier waarop ze gemaakt zijn. De dingen die wél iets laten zien van hun herkomst doen dat vaak op een geruststellende manier. Koop deze koffie, 100 procent slaafvrij! Op de verpakking staat een foto van een vrolijke boer die heel tevreden is, omdat hij zo fantastisch betaald krijgt. De boodschap is: jij hoeft je over die wereld daarachter helemaal geen zorgen te maken, want die is in orde. Dat is weer zo’n verhaal dat je in de maag wordt gesplitst.’

Jacobs: ‘Terwijl het juist belangrijk is om die wereld erachter onder ogen te zien.’

‘Dat is zo’, vult Doeland aan. ‘Maar het kan je ook lamslaan. Als je met alles rekening wilt houden en het helemaal goed wilt doen, dan krijg je ecorexia.’

De Mul: ‘Het belangrijkste wat je kunt doen is veel en veel minder kopen, en in die zin minder te hechten aan spullen. Dat zie ik als een vorm van verzet tegen het huidige systeem, dat ons juist meer en meer wil laten kopen en ons wil doen geloven dat we spullen en andere producten moeten consumeren om een gelukkig en geslaagd leven te leiden. Het probleem is alleen dat er veel meer mensen zijn die gewoon doorgaan met spullen kopen en vervolgens met rotzooi weggooien.’

Jacobs: ‘Precies. Minder kopen en zorgen dat de dingen die je aanschaft van goede kwaliteit zijn, is een eerste stap. Dat is de macht van de portemonnee. Maar het is niet genoeg. Het is te veel vanuit het individu gedacht. Er zijn grotere oplossingen nodig op politiek of juridisch niveau, zoals de recente rechtzaak tegen Shell.’

Doeland: ‘Het lijken misschien individuele problemen, maar dat zijn het juist niet. De mens is een groepsdier dat steeds om zich heen kijkt en zich afvraagt: wat is goed, wat is normaal en wat vinden de anderen? Dat verlies je uit het oog als je een soort anker in jezelf probeert te vinden. Je bent altijd al deel van een groter geheel. Ik probeer dan die groep bovendien uit te breiden, ook dieren en dingen erbij te betrekken. Als je alleen uitgaat van het individu, zie je dat niet. Dan mis je dingen. Dan verlies je de omgeving uit het oog die zo bepalend is.’
Jacobs: ‘Je hebt anderen nodig om iets voor elkaar te krijgen. Het is makkelijker om met je partner vegetariër te worden, of met een groep vrienden te besluiten: wij vliegen niet meer. Ik denk dat het misschien een te romantisch idee is om te denken dat je in je eentje, als een soort

lone wolf, grote veranderingen kunt afdwingen. Daar is momentum voor nodig. En dat kunnen we alleen creëren met een grotere groep. Een groep waar je je aan kunt optrekken, waarmee je samen acties kunt ondernemen en waar je anderen bij kunt betrekken.’

Doeland: ‘Ja, acties! Bijvoorbeeld ’s nachts inbreken in de Action om de schappen leeg te halen en er dan dingen voor terugzetten die allemaal net stuk zijn. Wat is het grote verschil tussen voor en na?’

De Mul: ‘Dat doet me denken aan een actie in Duitsland. In een supermarkt hadden ze alle producten verwijderd die uit het buitenland kwamen. Er stond bijna niets meer. Het was een heftig beeld. Veel mensen schrokken er erg van. Het was een eyeopener voor hen. Heel veel producten komen uit het buitenland. Die producten zijn welkom. Niemand heeft daar problemen mee. Maar als de mensen die achter die producten zitten hier willen komen, zijn die minder welkom. Het was een confrontatie met de complexe wereldwijde verwevenheid in tijden van globalisering.’

Doeland: ‘Ik luisterde laatst naar de acteur Frank Lammers, die een monoloog bracht als Marx. Hij zei: “We zijn allemaal kinderen van onze tijd. Het gaat erom dat we volwassenen van onze tijd worden.”’