Filosoof en psycholoog Kees Vuyk won de Socratesbeker met zijn boek over sociale ongelijkheid. Filosofie Magazine maakt een roadtrip met hem, terug naar de boomkwekerij van zijn familie.
Amsterdam-Boskoop, het is een klein uurtje rijden volgens Google Maps. In het boomkwekersdorp werkte de vader van Kees Vuyk met zijn broers in het familiebedrijf. Zij hadden het beroep en het perceel geërfd van hun vader. De Vuyken zijn al generaties lang boomkwekers. ‘Als mijn intelligentie niet was onderkend en gestimuleerd’, schrijft filosoof en psycholoog Kees Vuyk in Oude en nieuwe ongelijkheid, ‘dan was ik boomkweker geworden.’ Ik breng de emeritus hoofddocent terug naar de veengrond waaruit hij ontsproot. In het geheugen van mijn iPhone heb ik een foto opgeslagen van zijn grootvader en diens kinderen. Dat weet hij nog niet als ik hem ophaal in Amsterdam.
Tekst loopt door onder afbeelding
Fotografie: Martin Dijkstra
Onlangs won Kees Vuyk met Oude en nieuwe ongelijkheid de Socratesbeker voor het meest urgente Nederlandstalige filosofieboek. Hij maakt daarin de rekening op van de naoorlogse welvaartsstaat. Gelijkekansenpolitiek gaf iedereen met voldoende intelligentie de mogelijkheid om hoger onderwijs te volgen. Al het ooit onbenutte intellectuele kapitaal werd zo maatschappelijk functioneel. Ongetwijfeld droeg dat bij tot de enorme welvaartsstijgingen in de twintigste eeuw, maar er gebeurde ook wat anders. Aan de universiteit vormden intelligente mensen relatief gesloten gemeenschappen. Wie niet gezegend was met een aangeboren intelligentie bleef achter in het dorp, tussen andere dommere mensen. Was het volk vroeger een groot heterogeen geheel van verschillende intelligentieniveaus, nu is het een boeltje dat elkaars dommigheden napraat. ‘Er is niemand die zegt: “Ho, je moet dat anders bekijken.” Zulke mensen zitten niet meer in volkse kringen’, beweert Vuyk. ‘Zij zitten elders, waar iedereen slim is. Het ideaal om iedereen via onderwijs te verheffen heeft van het verschil in intelligentie een sociale scheiding gemaakt. Als je nu slim bent, móét je ook verder studeren. Dat opende mij de ogen. Opleiding en intelligentie zijn niet altijd hetzelfde geweest. Die aaneenschakeling is iets van nu. De scheiding volk-elite is daardoor veranderd. Als je het talent uit het volkse milieu haalt, dan blijft een grauwe massa over.’
Amsterdam
Op dit middaguur is de grachtengordel een mengeling van dagjestoeristen, handelaars en hier en daar een zeldzaam Amsterdams accent. Bang dat mijn geïmproviseerde parkeerplaats een boete of erger oplevert, haast ik me naar het lichte appartement van Kees Vuyk.
‘Toen ik hier in de jaren zeventig kwam, was dit een crisisbuurt’, zegt hij. ‘Aan de overkant waren bordelen en ’s avonds werd heroïne gedeald.’ Van de verkrotting, maar ook van het heilige ‘alles kan, alles mag’ is nu weinig over.
We besluiten de snelweg te vermijden. Vuyk vertelt hoe de gemeente Amsterdam de dure bordeelpanden opkocht om er woningen van te maken. De crisisbuurt werd deel van een nette en bruisende grachtengordel, die uitgroeide tot een internationale trekpleister waar de huurprijzen onwezenlijke proporties aannemen. ‘Ik heb mijn appartement destijds voor een bescheiden bedrag kunnen kopen. Ik ben slapend miljonair aan het worden’, lacht hij met het vermaak van iemand die de spelingen van het lot vooral komisch opvat.
Dit artikel is exclusief voor abonnees