Home Johan Goudsblom: ‘Onze moraal is een hoger egoïsme’

Johan Goudsblom: ‘Onze moraal is een hoger egoïsme’

Door Marnix Verplancke op 12 december 2012

02-2002 Filosofie magazine Lees het magazine
Dat de mens als biologische soort het resultaat is van een langdurig evolutionair proces behoort als gedachte al tot ons cultureel erfgoed. ‘Maar nog belangrijker om te overleven in ons soort samenleving, is het sociale en culturele kapitaal. En dat is net zo goed het resultaat van een evolutieproces.’ Een interview met socioloog Goudsblom over het steeds groter worden van politiek eenheden, over de schokken in de evolutie van de wereld en over astma.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dat onze samenleving aandacht heeft voor de ademhalingsproblemen van sommige mensen en daar iets wil aan doen, is een gevoeligheid die we een eeuw geleden nog niet hadden en sindsdien ook niet stomweg uit de lucht is komen vallen. Voor socioloog Johan Goudsblom is astma illustratief voor de samenhang tussen evolutie en sociale processen. ‘Als je gevoelig bent voor astma, heb je een handicap die jouw leven ietsje moeilijker maakt dan dat van anderen’, verklaart Goudsblom bedeesd. ‘Maar de eigenschappen van het natuurlijk milieu – lucht in dit geval – dat de handicap deels veroorzaakt, die zijn in belangrijke mate bepaald door de mensen zelf. In een stad is het voor een astmalijder een stuk minder prettig leven dan ergens op het platteland. Of iemand ten volle van het leven kan genieten is afhankelijk van het vermogen tot aanpassing aan natuurlijke omstandigheden dat aan evolutie onderhevig is en waardoor er bijvoorbeeld groepen mensen zijn ontstaan die aangepast zijn aan grote hoogte, zoals sommige Zuid-Amerikaanse indianenstammen, of aan grote koude, zoals de Inuït. Maar nog belangrijker om te overleven in ons soort samenleving, is het sociale en culturele kapitaal. En dat is net zo goed het resultaat van een evolutieproces.’
 

Panta rei

In zijn recente boek Stof waar honger uit ontstond, over evolutie en sociale processen toont Goudsblom aan dat het evolutiedenken niet alleen op de biologie van toepassing is, maar dat ook ons sociale gedrag onderhevig is aan ontwikkelingsprocessen. ‘Het menselijk leven bestaat net als elke vorm van leven uit materie en energie, gestuurd door informatie’, verduidelijkt hij. ‘Ideeën vormen een groot deel van die informatie en voor het menselijk samenleven zijn zij uiteraard van heel groot belang. De informatie die ze bevatten moet overgedragen worden en dat gebeurt door het leren. Mensen komen op de wereld met een grote capaciteit om te leren, maar met bitter weinig kant en klare vaardigheden. Die moeten ze zich eerst meester maken, wat gebeurt met de hulp van anderen. Dat is wat ik een civilisatieproces noem. Ieder individu maakt dat door, alleen is het afhankelijk van de groep waarin je verkeert en de samenleving waar die groep dan weer deel van uitmaakt.’
 
‘Een van de fundamentele zaken die ik meen te weten over het leven en over het sociale leven in het bijzonder heb ik van Heraclitus geleerd: panta rhei, alles verandert’, zegt Goudsblom. De opvallendste verandering van de laatste decennia is wellicht wel het verdwijnen van de politiek ten voordele van de economie. De wereld wordt niet meer geleid door staten, zo lijkt het soms wel eens, maar door multinationals. Of is dat toch eerder schijn dan werkelijkheid? Goudsblom: ‘Tot 1990 gebeurde de officiële lezing van de wereld in politieke termen. Je had het Oostblok, het Westblok en de Derde Wereld. In dat kader werd er geschiedenis geschreven, zodanig dat wanneer dat kader kwam te vervallen er iemand kon opstaan die zei dat we het einde van de geschiedenis hadden bereikt. Economie is de wetenschap die gaat over geld en ruilmiddelen en in zoverre als het ruilverkeer dominant is, kun je zeggen dat de economie op de voorgrond komt. In een samenleving waar heel veel geruild wordt – of verhandeld, want dat is een variant van ruilen – is de economische sector sowieso heel sterk. Een sterke economische sector kan echter alleen maar bestaan wanneer er ook een sterke politieke sector is. Alleen hoeft die politieke sector zich niet zo direct te manifesteren, maar hij moet er wel zijn. Als je nu leest over Afghanistan, weet je wel genoeg. Mensen klagen steen en been dat ze in bepaalde regio’s niet meer veilig kunnen reizen door allerlei roversbendes die daar opereren. Als het transport op die manier bemoeilijkt wordt, wordt ook het ruilverkeer bemoeilijkt, krijgt de economie niet de kans om zich te ontplooien en dat komt dan door de zwakke politieke structuur die het niet mogelijk maakt om vanuit een staatscentrum de plaatselijke rovers in de hand te houden. Zonder politiek geen economie dus, maar ook een beetje omgekeerd natuurlijk. Een sterke politieke eenheid, zoals de Verenigde Staten momenteel, kan alleen maar bestaan wanneer ze beschikt over een geweldig financieel kapitaal. Want zo’n leger als de Amerikanen hebben kost gigantisch veel.’
 
De wereld evolueert naar een monopolisering van het geweld, zo schrijft u. U heeft het over de grote politieke macht van de Verenigde Staten. Gaan we naar een wereld geregeerd door de Amerikanen?
‘Het lijkt me heel onwaarschijnlijk dat we nu al zo ver zijn dat we kunnen zeggen dat de kaarten zijn geschud en dat we op weg zijn naar een wereldregering die in Washington zetelt. Wat je tot dusver wel ziet, is dat politieke eenheden steeds groter zijn geworden. Natuurlijk was dat geen lineair proces. Er zijn steeds weer grote rijken ontstaan en in elkaar geklapt. Alles verandert. Degenen die rond de 2de of 3de eeuw in het Romeinse Rijk leefden, dachten wellicht ook dat hun bestel eeuwig zou bestaan. Dat was dus niet zo. Toch is er met de val van het West-Romeinse Rijk geen einde gekomen aan de sociale ontwikkeling in West-Europa. Het heeft lang geduurd, maar er zijn weer nieuwe samenlevingsvormen ontstaan en daar is de wereld zoals wij die nu kennen het resultaat van. Een Fins statisticus heeft nagegaan of de politieke eenheden wel degelijk steeds groter worden. Hij stelde de volgende hypothese voor: op elk willekeurig jaar van de wereldgeschiedenis neem ik aan dat de toen grootste politieke eenheid groter was dan de grootste van duizend jaar eerder en kleiner dan die van duizend jaar later. Hoe hij ook prikte, zijn hypothese bleek steeds op te gaan.’
 
Gaan we dan naar een wereldcultuur?
‘Er zijn al zoveel dingen die over de hele wereld hetzelfde zijn. Neem nu de tijd. Als het hier tien over tien is, dan is het over de hele wereld tien over het uur. We hebben dus een tijdrooster dat over de hele wereld ligt en waar de meeste mensen ook naar leven. Dat die vierentwintigurige dag oorspronkelijk uit Irak komt, kan niemand meer iets schelen, behalve George Bush dan misschien.’
 
En een wereldregering? De Verenigde Staten lijken toch steeds sceptischer te staan tegenover de Verenigde Naties.
‘Dat doet er helemaal niet toe. De Volkenbond is ook ter ziele gegaan. Dat betekende niet dat de tendens in die richting ten einde kwam. Het kan dus best dat de VN ook een keer worden ontbonden, maar daarmee wordt de tendens naar steeds grotere politieke eenheden niet gebroken.’
 
Volgens sommigen gaat de evolutie heel gladjes vooruit. Anderen zeggen dan weer dat ze met schokken verloopt. Was 11 september zo’n schok?
‘Ik probeer altijd op een hoger plan van synthese te komen en denk dat die twee visies op evolutie wel degelijk met elkaar in overeenstemming te brengen zijn. Als je op ontwikkelingen inzoomt, zie je discontinuïteiten en als je uitzoomt zie je de grote lijnen. Ieder evolutieproces is een samengaan van schokken en gladde overgangen. Bekeken over de lijn van het menselijk bestaan zal 11 september geen breuk blijken. Maar dat neemt natuurlijk niet weg dat het net zoals de Slag bij Thermopile een belangrijke gebeurtenis zal blijven, maar zij zal passen in een algemeen schema.’
 
Om het islamitisch etnocentrisme tegen te gaan grijpt u niet terug naar een verwestering van de islamitische landen, met individualisering als werkend begrip, maar u zegt dat we het etnocentrisme niet perse moeten bestrijden. U schrijft: ‘Probeer mensen ervan te doordringen dat, net zo goed als het eigen persoonlijke welzijn gebaat is bij het welzijn van de eigen groep, het welzijn van de eigen groep gebaat is bij het welzijn van veel grotere sociale eenheden, en uiteindelijk van de mensheid als geheel’. Dat vond ik een origineel inzicht.
‘Ja, ik ook, vooral als je het ziet in combinatie met de afkeer die veel moralisten hebben van het egocentrisme. Op het eerste zich lijkt de traditie van de moraal erop gericht het egocentrisme te bestrijden. Maar als je wat naderbij gaat kijken, zie je dat er wel degelijk op het egoïsme wordt ingespeeld: op een welbegrepen eigenbelang. Wil je een gelukkig leven op deze aarde, zo zegt de moraal, dan moet je je niet door je egoïstische impulsen laten leiden. Je wordt er zelf niet blij van door en bovendien krijg je zo de rekening gepresenteerd van anderen. Matig dus je egoïsme. Maar als je die boodschap goed leest, merk je dat ze gesteld is in termen van eigenbelang. Ze appelleert aan jouw egoïsme. In de grote godsdiensten is het net zo: wil je niet in de hel belanden, dan denk je beter ook aan een ander. Het klinkt als een verzet tegen het egoïsme, maar het doet een beroep op een hoger egoïsme: in de hemel komen. Ik heb die redenering toegepast op grotere verbanden. En in feite is dat al lang aan de gang. Diplomatieke onderhandelingen berusten daar ook op. Het is in het welbegrepen eigenbelang van een samenleving om verdragen af te sluiten met andere gemeenschappen en zich daar ook aan te houden.’
 

Stof waar honger uit ontstond. Over evolutie en sociale processen, door J. Goudsblom, uitg. Meulenhoff Amsterdam, 192 blz.