Home Jezelf zijn, nu écht

Jezelf zijn, nu écht

Door Annette van der Elst op 26 mei 2009

05-2009 Filosofie magazine Lees het magazine

Authentiek zijn, kan dat wel? Ja, zeggen denkers sinds de Romantiek, ‘elk mens heeft zijn eigen maat’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Authenticiteit. Het lijkt soms een marketingslogan – voor oma’s appeltaart, opa’s dropjes of voor de door pr-strategen en spindoctors geënsceneerde ‘echtheid’ van politici en royals. Maar authenticiteit is meer dan een reclameleuze; sinds de achttiende eeuw is het woord ‘authenticiteit’ niet meer weg te denken zodra het gaat over de mens en zijn plaats in de wereld. Tot op de dag van vandaag speelt het een belangrijke rol in onze ideeën over individualiteit en individuele ontplooiing.
Want een van de belangrijkste kenmerken van het authenticiteitsideaal is de nadruk op ontplooiing van een uniek ‘zelf’. Een authentiek leven staat dan tegenover een ‘aangepast’ leven. De eisen van anderen, van de maatschappij, vormen een bedreiging voor wie authentiek wil zijn. Zo schrijven de oprichters en cursusleiders van de organisatie Authentiek Leiderschap: ‘Authenticiteit betekent dat mensen hun eigen weg gaan, los van de (vermeende) verwachtingen van anderen. Je eigen identiteit en je persoonlijke levensweg staan immers centraal.’

Het verlangen naar authenticiteit hangt onder andere samen met de toenemende verstedelijking. Denk aan de Franse film Jean de Florette, waarin de hoofdpersoon Jean, op zoek naar een authentiek bestaan, zich vestigt op het platteland. Jeans zoektocht naar het ‘echte’ leven wordt niet begrepen door de eenvoudige dorpeling, voor wie technologische vooruitgang juist het ideaal is.
De zoektocht en het verlangen naar authenticiteit zijn typisch moderne of misschien zelfs stedelijke verschijnselen, schrijft de Amerikaanse filosoof Charles Taylor in zijn standaardwerk Bronnen van het zelf. Het ideaal van authenticiteit biedt tegenwicht aan onze rationele wereld, die wordt gekenmerkt door controle, technologie en bureaucratie, en waarin berekenbaarheid, doelmatigheid en efficiëntie de belangrijkste waarden zijn. In zo’n wereld kan snel een gevoel van vervreemding ontstaan.
Deze wereld is een (bij)product van het in de zestiende en zeventiende eeuw opkomende nieuwe wereldbeeld. Een van de pijlers van dit wereldbeeld is de universele wetenschap, ofwel scientia universalis, waarvoor de experimentele natuurwetenschap model stond. Die universele eenheidswetenschap zou de totale werkelijkheid steeds beter kunnen verklaren, voorspellen en beheersen; niet alleen de natuur, maar ook de mens en de menselijke samenleving vallen onder deze wetenschappelijke wetten. De Industriële Revolutie, de toenemende mogelijkheden van de moderne technologie en de bureaucratie zijn inherent verbonden met de ontwikkeling van deze eenheidswetenschap.

Natuurlijke driften
Als reactie op dit wetenschappelijke mens- en wereldbeeld wordt vanaf de achttiende eeuw een alternatief mensbeeld ontwikkeld. Onder meer door Jean-Jacques Rousseau (1712-1778), Johan Gottfried Herder (1744-1803) en in hun kielzog de romantische beweging – hoewel deze opvattingen niet tot de Romantiek beperkt blijven. Deze alternatieve denkbeelden zijn het begin van een hele stroom aan opvattingen over authenticiteit.
Centraal bij Rousseau en Herder is dat de mens niet als heerser tegenover de natuur staat, maar er een wezenlijk onderdeel van is. Sterker: de natuur is deel van ons en zelfs een bron voor ons leven. Overeenstemming met die natuur is een voorwaarde voor goed leven. Voor Herder is de natuur een ‘grote stroom van sympathie’ die door alle levende wezens loopt. We moeten ons openstellen voor de kracht van de natuur die in ons is.
Rousseau beschouwt de natuur als een bron van het goede, van onschuld, menslievendheid en liefde. In zijn (authentieke) natuurstaat is de mens onbedorven. Dat is het uitgangspunt van zijn filosofie en pedagogiek. Hij pleit voor een natuurlijke opvoeding van het individu, waarin meer ruimte wordt gegund aan de natuurlijke menselijke driften, die op zich goed zijn, maar verwrongen raken door voorschriften en conventies. Het natuurlijke in de mens moet niet beteugeld worden, maar op een goede manier worden ontwikkeld en geleid. Authenticiteit is bij hem dan niet het ongebreideld laten gaan van jezelf – of in de opvoeding: een kind niet beperken –, maar het afstemmen op een innerlijke natuur.

Het idee van de natuur als innerlijke bron voor wat goed leven is, betekent dan natuurlijk dat we vooral naar die bron ín onszelf moeten luisteren om een goed leven te leiden. Modellen, wetten of gewoontes buiten jezelf mogen geen rol spelen. Rousseau: ‘We moeten ons geluk niet baseren op de mening van anderen wanneer we het kunnen vinden in ons eigen hart’ (Discours sur les sciences et les arts, 1750).
Toch is het niet genoeg om naar die natuur te luisteren. Belangrijk is dat iedereen op eigen wijze vorm geeft aan die bron; je bepaalt zelf hoe je die natuur tot uitdrukking brengt. Zoals Herder zegt: ‘Elk mens heeft zijn eigen maat, als het ware een eigen gestemdheid van al zijn gevoelens ten opzichte van elkaar.’ Daaruit volgt ook dat ieder individu anders is en origineel, ondanks een gemeenschappelijke natuurlijke bron. Deze visie op het menselijke leven is volgens Taylor een van de hoekstenen van de moderne cultuur geworden.
De gevolgen van dat idee zijn groot: gedeelde regels over goed en kwaad verliezen hun betekenis, want ieder van ons heeft een eigen pad te gaan. Dat betekent dat elk individu met een andere maatstaf moet worden gemeten, en ook dat het goede leven voor ieder van ons anders is. Ook de ideeën over waarheid veranderen. Niet langer gaat het om de waarheid van de scientia universalis, die alleen via de natuurwetenschappelijke methode gevonden kan worden. Ook waarheid schuilt nu in onszelf.

Verbroken verloving
In de negentiende eeuw ontwikkelt de Deense filosoof Søren Kierkegaard (1813-1855) een nog radicaler idee van persoonlijke waarheid en authenticiteit. Bij hem heeft authenticiteit niets meer te maken met de natuur en afstemming op een onveranderlijke innerlijke natuur. Authentiek zijn betekent gehoor geven aan je eigen, telkens veranderende waarheid.
Kierkegaard geeft zelf het voorbeeld van een jonge verloofde die na korte tijd zijn verloving verbreekt – kenners van Kierkegaards levensverhaal zullen hierin zijn verloving met Regine Olsen herkennen. Deze man was volgens Kierkegaard authentiek toen hij zijn verloving aanging en hij was authentiek toen hij die verbrak.
Het zou een misvatting zijn om deze ongebondenheid op zich als authenticiteit te beschouwen. Mensen die aan de lopende band verlovingen verbreken, de ‘authentieke’ single uithangen of zich non-conformistisch gedragen, zijn daardoor niet authentiek. Authentiek zijn – bij Kierkegaard – is een overeenkomst tussen je innerlijk en je daden en handelingen. Eerlijk en loyaal aan jezelf zijn, is authentiek; we zijn inauthentiek als we ons op een manier gedragen die geen uitdrukking is van een innerlijke overtuiging.
Weten wat die innerlijke waarheid is, kan alleen door een innerlijke inkeer, door zelfonderzoek. En dat kan ertoe leiden – maar dat hoeft niet – dat je je eerst verlooft, en later diezelfde verloving ongedaan maakt.

Kierkegaards opvatting zal in de twintigste eeuw onder meer de Franse existentialist Jean-Paul Sartre inspireren. Bij hem is het idee van authenticiteit nauw verbonden met ‘vrijheid’, net zoals dat bij Kierkegaard eigenlijk ook al het geval was. Authenticiteit is voor Sartre het tegendeel van wat hij in vele analyses mauvaise foi – kwade trouw – noemt. Te kwader trouw ben je als je je vrijheid en verantwoordelijkheid ontkent en je toevlucht neemt tot allerhande verklaringen van je gedrag en excuses als ‘Het zijn de sterren die mijn gedrag bepalen’, of: ‘Ik gooi een bom, omdat God dat van mij vraagt’, of ook: ‘Ik ben nu eenmaal zo.’ Dat is te kwader trouw handelen, liegen tegen jezelf. Elke handeling ontspruit aan de vrijheid die je hebt om anders te handelen, zelfs in de meest extreme situaties.
We zijn veroordeeld tot die vrijheid, aldus Sartre. En die vrijheid kunnen we pas volledig op ons nemen als we beseffen dat er geen vooraf gestelde betekenis is. Daarin verschilt hij van de romantische ideeën over de voorzienige natuur die betekenis geeft. Maar vooral volgt uit Sartres ideeën, evenals uit die van Kierkegaard, dat authentiek leven niets te maken heeft met het verwezenlijken van een oorspronkelijke, al vaststaande kern of met het vasthouden aan een traditie – zoals de marketingslogans van oma’s taart en opa’s snoepjes suggereren. Ook traditioneel levende volkeren – de plattelandsbewoner van Jean de Florette – vertegenwoordigen het authentieke leven niet. Pas als we ons realiseren dat er geen vooraf gegeven betekenis is van het menselijke leven, begint de vrijheid. En de mogelijkheid om authentiek te leven.