‘De dingen hebben het makkelijk. Die zijn zoals ze zijn’, zegt Sartre. De mens, daarentegen, is het product van zijn eigen keuzes en maakt zichzelf continu. Het gevaar is dat we onszelf als ding gaan ervaren en vergeten dat we de vrijheid hebben om anders te zijn.
‘Als je even niet oplet, denk je dat je samenvalt met een baan, met een vastgeroeste denkwijze of met het leventje zoals je dat toevallig leidt. Voor je het weet, heb je je eigen leven dan gereduceerd tot een essentie.’
Maar als iedereen volkomen vrij is, hoe worden sociale relaties dan vormgegeven? Ook de ander is immers totaal vrij.
‘Want als een authentieke mens vrijheid is, dan is ook de mens die ik tegenkom vrijheid, een totale vrijheid die haar keuze voor de wereld maakt. Maar ik bevind mij wel in die wereld van die ander, waarvan ik de betekenis niet ken en al evenmin weet welke rol mij daarin door de ander is toegedacht. Wanneer ik een ander mens ontmoet, raak ik dus altijd iets van mijzelf kwijt, aldus Sartre.’
Oftewel, in de ogen van de ander ben je eigenlijk een soort van bloemkool, doordat die blik van de ander jou tot object maakt. Als gevolg hiervan verlies je een deel van je vrijheid. Daarom moet je de blik van de ander weerstaan en op jouw beurt de ander tot object maken, zegt Sartre.
‘Harmonie tussen mensen is daarmee volgens de Sartre van Het zijn en het niet een illusie. De meest fundamentele relatie tussen mensen is het conflict. ‘Dat is het fatale gevolg van het uitgangspunt van de filosofie van Sartre’, zegt Groot. ‘Als je zegt dat de mens zich kenmerkt door een vrijheid die absoluut moet zijn, stoot je vroeg of laat op het feit dat hij niet de enige vrijheid ter wereld is.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees