Home ‘Je bent ziek tot het tegendeel is bewezen’
Psyche

‘Je bent ziek tot het tegendeel is bewezen’

Door Maarten Meester op 17 december 2013

01-2014 Filosofie magazine Lees het magazine

 De druk om gezond te leven is tegenwoordig zo groot dat mensen er zelfs ziek van worden, constateert hoogleraar medische filosofie Ignaas Devisch. Al dat gepieker is volgens hem nergens voor nodig. ‘Probeer je eigen gedrag minder door een medische bril te bekijken.’

‘Niet genoeg’ – zo luidt vaak het antwoord op de vraag of we sporten, merkte de Belgische hoogleraar medische filosofie Ignaas Devisch. Achter die twee woorden gaat volgens hem een wrede logica schuil. ‘Wat we ook doen voor onze gezondheid, het is nooit genoeg. We kunnen altijd meer doen. Dat maakt ons ziek tot we gezond zijn.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Over dat fenomeen gaat het door Devisch geredigeerde boek Ziek van gezondheid. Een titel die tot misverstanden kan leiden. ‘Soms leeft het idee dat we het alleen maar over hypochonders hebben. Het gaat ons als schrijvers echter om een veel breder verschijnsel. Dit is niet louter een pleidooi tegen preventie. Het gaat ons ook niet om obesitas. Het gaat ook niet om een keuze pro of contra de medische zorg. Het gaat ons om het feit dat ook mensen die goed gezond zijn zich zulke zorgen maken over hun gezondheid dat ze er ziek van worden.’

Inmenging in privékeuzes
In de kern draait het volgens Devisch om een filosofische vraag: ‘Hoe gaan we als samenleving om met de onzekerheden van het bestaan – ziekte, de dood – en hoe verenigen we die omgang met ons streven naar autonomie? In de jaren zeventig wees de Oostenrijkse denker Ivan Illich terecht op de gevaren van de grote macht die het medisch establishment had over het individu. Dat heeft mede geleid tot mooie termen als empowerment: de patiënt kreeg meer zeggenschap over zijn eigen gezondheid. Oorspronkelijk was dat heel positief. Alleen is het verlammend gaan werken. Denk aan het voorbeeld dat ik gaf van de spontane schuldbekentenis: ik sport niet genoeg. Wie gelezen heeft wat de Franse filosoof Michel Foucault over disciplinering schreef, kan zich geen betere illustratie wensen! Wij hebben die uitwendige medische autoriteit geïnternaliseerd. Er is geen duidelijk machtscentrum meer, we disciplineren onszelf. De macht is overal aanwezig, en daardoor moeilijk aan te wijzen.’

Er komt zo volgens Devisch steeds meer druk op het individu te liggen om de regie voor zijn gezondheid in eigen hand te nemen. Daarbij neemt de medicalisering toe: zaken die eerst voor niet-medisch doorgingen en die we vaak binnen een brede maatschappelijke context interpreteerden, bekijken we nu louter door een medische bril. We spreken niet meer van ‘verlegenheid’, maar van ‘angstsyndroom’. Vrouwen slikken medicijnen om hun menstruatiecyclus te verschuiven als ze op reis gaan. Of mensen nemen Imodium in om niet naar de wc te hoeven op onhandige momenten.’

Dat lijken nog vrij onschuldige voorbeelden, maar in het boek staat ook dat Amerikaanse ouders die geen studie- of gezinsbegeleiding kunnen betalen naar medicatie grijpen om hun kinderen te laten slagen. Ook verzekeringsmaatschappijen voeren de druk op. Door de toegenomen screeningsmogelijkheden vallen steeds meer mensen in risicocategorieën. Wie tot zo’n categorie behoort, moet meer betalen of indien mogelijk zijn gedrag veranderen. Hoe hoger je body mass index, des te meer verzekeringspremie je in België moet betalen. Zo slaat de roep om autonomie om in zijn tegendeel: ‘De zorg voor gezondheid resulteert in een almaar groter wordende afhankelijkheid van het individu van instellingen, overheden en experts, en in een inmenging van deze instellingen in onze private keuzes.’ Of, zoals Devisch droog constateert: ‘Je bent ziek tot het tegendeel is bewezen.’

So What?
Als klap op de vuurpijl, zegt Devisch, is er nog de liberalisering van de gezondheidszorg. Door de zorg aan de vrije markt over te laten, weten we zeker dat ons verlangen naar gezondheid nooit bevredigd zal worden. Zo schromen farmaceuten niet medicatie op de markt te brengen waarvan de werkzaamheid twijfelachtig is of die zelfs schadelijke bijeffecten heeft. De politieke keuze om de farmaceutische industrie zelf onderzoek naar de werkzaamheid te laten doen, helpt daar niet bij. Bedrijven zijn bijvoorbeeld verplicht twee positieve proefopzetten of trials bij patiënten te overleggen voor ze een medicijn op de markt mogen brengen. Maar ze mogen ook meer proefopzetten organiseren als ze dat willen. Ze publiceren dan alleen de twee positieve, en zo krijgt het publiek de indruk dat het medicijn werkt. Maar als alle trials worden bekeken, verschilt de effectiviteit soms niet of nauwelijks van die van placebo’s. 

Is er nog licht aan het eind van de tunnel? ‘Het begint met bewustwording’, antwoordt Devisch. ‘Door erover te praten en na te denken kunnen we als samenleving dit soort praktijken veranderen. De wens ons lot te beheersen is zo oud als de menselijke cultuur. Het verschil is dat we nu over zoveel middelen beschikken om dat te doen dat we het streven naar beheersing zelf moeten gaan beheersen. We moeten grenzen stellen en onze conditie aanvaarden. We kunnen bijvoorbeeld proberen artsen op een andere manier te belonen. Nu krijgen ze betaald per medische verrichting, en dan is het logisch dat ze zo veel mogelijk doen. Je zou ze ook kunnen betalen voor de tijd die ze aan iedere patiënt besteden; dan krijgen ze ook vergoed als ze praten en niet opereren.’

Helaas ziet het er niet naar uit dat de Belgische en Nederlandse overheden snel hun beleid zullen veranderen. Wat kun je als individu doen? ‘Probeer je eigen gedrag minder door een medische bril te bekijken’, antwoordt Devisch. ‘Stel als je eet niet alleen de vraag of het gezond is. Vraag ook: is het lekker? Wees je ook bewust van de druk van instituties, en bied weerstand. Stel dat je kind medicatie tegen ADHD krijgt aangeboden. Misschien is het wat drukker dan andere kinderen, maar so what? Ten slotte raad ik aan om voedingstips niet te lezen. Nu eens moet je één glas wijn drinken, dan weer helemaal geen wijn. Alsof alleen experts weten hoe wij met ons lichaam om moeten gaan! Je voelt toch zelf ook wat goed voor je is?’