De antwoorden van drie grote denkers.
‘Natuurlijk!’
Michael Walzer. Emeritus hoogleraar aan het Institute for Advanced Study van Princeton en gespecialiseerd in ethiek en internationale relaties. Hij schreef onder meer Spheres of Justice.
‘De concurrentie op de markt spoort mensen aan morele regels te overtreden en daarvoor goede redenen te bedenken. Daardoor wordt het moreel besef aangetast en kunnen mensen ongegeneerd immorele dingen doen.’
‘De markt is te vergelijken met het democratische politieke systeem. De strijd om de macht spoort kandidaten aan te liegen tijdens publieke bijeenkomsten, onhoudbare beloftes te doen, zwart geld aan te nemen et cetera. Hoewel vrije verkiezingen én de vrije markt ons aan de ene kant aansporen leren risico’s te nemen en gezamenlijk te overleggen en te handelen, sporen ze ons aan de andere kant ook aan om elkaar in de gaten te houden, anderen te wantrouwen en onze vrienden te bedriegen.
‘Opmerkelijk genoeg gaan we niet op dezelfde manier om met de gevaren van de markt als met die van de politiek. Terwijl we er in de politiek dankzij grondwetten in zijn geslaagd ons te ontworstelen aan de grillen van tirannen en de arrogantie van aristocraten, hebben we het economische domein aan zijn lot overgelaten. Daarom is het ergste kwaad tegenwoordig niet afkomstig uit het politieke, maar uit het economische domein. Daarin wordt gedrag niet gereguleerd en bestaat vrijwel geen verantwoordelijkheid.’
‘De grootste verdienste van de constitutionele democratie is dat die de voor de deelnemers de grote gevaren van de politiek heeft bezworen: de macht verliezen betekent niet langer het leven verliezen of verbannen worden. De staat had hetzelfde moeten doen in de economie: wetten voor de markt vastleggen die grenzen stellen aan wat we er kunnen verliezen. Maar in de Verenigde Staten bestaan zulke wetten nauwelijks. Daardoor betekent leven in de Verenigde Staten vooral dat je je bezighoudt met het voortbestaan van het gezin, gezondheidszorg voor de kinderen, een degelijke opleiding en de waardigheid van ouderen. Zulke risico’s laten niet veel ruimte over voor ethiek.’
‘We hebben geen “economische grondwet”. De tegenkrachten van de vakbonden zijn ernstig verzwakt, en er is nauwelijks regulering van banken, van investeringen en van pensioenfondsen. De arrogantie van de economische elite, die zich vrij waant te doen wat ze wil, is verbijsterend. De macht van de economie, zoals Lord Acton schreef, is de meest verderfelijke. De economische macht verovert gestaag de publieke ruimte. Daar bedreigt de invloed van geld, dat is verkregen zonder beperkingen in een markt zonder regels, uiteindelijk de politieke moraal zelf!’
‘Integendeel!’
Jagdish Bhagwati. Indiaas-Amerikaans hoogleraar economie aan Columbia University en bijzonder adviseur mondialisering bij de Verenigde Naties. Auteur van vele boeken en artikelen waarin hij wijst op het belang van mondialisering voor de derde wereld, bijvoorbeeld in In Defense of Globalization (2005).
‘Sommigen zien het kapitalisme als een immoreel en verderfelijk systeem waarin geen plaats zou zijn voor altruïsme. De globalisering van de economie zou volgens hen leiden tot een onmenselijke samenleving. Volgens mij is het tegenovergestelde het geval. Ik kom uit India. Gedurende tientallen jaren heeft India economisch stilgestaan door een haast fundamentalistische weigering om de markt te accepteren. Het resultaat is bekend: grootschalige armoede. Toen hebben we hervormingen ondernomen door het land open te stellen voor de markt en de mondialisering. Dat heeft India uit de armoede heeft gehaald. In mijn ogen betekent dit een onweerlegbare morele vooruitgang voor de gemeenschap.’
‘Dan blijft over dat we denken dat de markt een slechte invloed heeft op het individu. Dat zou er egoïstisch, winstbelust en verdorven van worden. Dat idee is het gevolg van een verkeerd, marxistisch begrip van de relatie tussen waarden en economie. De gedachte is dan namelijk dat onze handelingen en waarden het gevolg zijn van ons werk. Terwijl mensen die waarden al lang hebben voor ze op de arbeids- en handelsmarkt komen. Waar komen deze waarden vandaan? Uit de familie, de gemeenschap waarin we leven en de boeken die we lezen.’
‘Dat verklaart hoe de Japanners een kapitalistische economie volgens Amerikaans model kunnen hebben, en tegelijkertijd aparte morele waarden. De markt verandert onze waarden niet. Integendeel, waarden bepalen hoe we gebruikmaken van de door de markt voortgebrachte rijkdommen. Denk aan het beeld dat Simon Schama in Overvloed en onbehagen geeft van de Nederlandse geschiedenis. Daarin toont hij aan dat de calvinisten die rijk werden in de internationale handel geen verlangen hadden naar geld, en zelfs altruïstisch handelden. Hij spreekt heel terecht van “de gêne van de rijken”. Datzelfde onbehagen zie je terug bij aanhangers van de jainistische religie in Gujarat, de Indiase staat waar Mahatma Ghandi vandaan komt.’
‘Ongetwijfeld…’
John Gray. Politiek filosoof, hoogleraar aan de London School of Economics. Auteur van onder meer Vals ochtendlicht. De keerzijde van de globalisering. Een fervent criticus van de neoliberale ideologie.
‘De Nederlandse filosoof Bernard Mandeville stelde al: als de markt rijkdom voortbrengt, dan tast die markt zeker ook traditionele waarden aan zoals eer en altruïsme.’ ‘Economische doelmatigheid gaat hand in hand met de opkomst van een samenleving van opportunistische individuen. De liberale denker Adam Smith zag dat al aankomen. Hij stelde voor een nationale garde in te stellen die de sociale samenhang zou beschermen tegen de allesvernietigende invloed van de markt. Ik ben het dan ook absoluut niet eens met het idee dat de markt niets met moraal te maken heeft. Elk economisch systeem bevordert een bepaalde manier van gedrag en impliceert een ander idee van een goed leven.’
‘Karaktereigenschappen die door de markt worden gewaardeerd, zijn bijvoorbeeld de drang om te ondernemen, de wil om te speculeren en te gokken, en de kunst om nieuwe kansen te benutten of te creëren. Daarentegen is daarin minder plek voor morele kwaliteiten als voorzichtigheid, bescheidenheid en het vermogen om zich door modellen uit het verleden te laten inspireren. Deze waarden kunnen in de markt rampzalig zijn. De markt vereist een grote mobiliteit en een constante bereidheid zich terug te trekken uit relaties die niet langer winstgevend zijn. Deze subversieve houding heeft zich langzaam verspreid over de hele samenleving. Het is vervolgens aan de politiek om te bepalen wat wel of niet als handelswaar kan worden beschouwd. Zo komen verschillende soorten compromissen tot stand, afhankelijk van onze ideeën over het goede leven. Maar één ding staat vast: een moderne markteconomie kan niet functioneren zonder een dosis morele verdorvenheid.’
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het Franse blad Philosophie Magazine (nummer 26, februari 2009). De vertaling is van Dennis Schutijser. Het artikel is tot stand gekomen met medewerking van de Amerikaanse Templeton Foundation, die zich richt op het bevorderen van wetenschappelijk en filosofisch onderzoek. Vanwege de kredietcrisis hadden zij de volgende vraag voorgelegd aan drie grote denkers uit verschillende werelddelen: bevordert de markt, die toch is gefundeerd op concurrentie en winstbejag, altijd hebzucht, egoïsme en opportunisme?