Om verstandig te worden hoeven we niet per se bewuste inspanning te leveren. Ook de onbewuste domheid kan ons daarbij helpen: niet verstand, maar onverstand, dat zonder grote wetenschappelijke arbeid gratis verkrijgbaar is. Domheid verschijnt in twee gedaanten: in bulkvorm als massale domheid, en in min of meer kleine porties als individuele domheid, zodat niemand te kort hoeft te komen. Soms valt zelfs moeilijk aan de indruk te ontkomen dat levenskunst er goeddeels uit bestaat het vermogen tot domheid dat eenieder bij de geboorte heeft meegekregen, ten volle te ontplooien. Vooral op jonge leeftijd wordt daartoe veel werk verzet, maar ook de volwassene hoeft niet de illusie te koesteren dat dit vermogen ooit opraakt. Dat is trouwens ook niet wenselijk: het leven zou dan een eersterangs inspiratiebron verliezen, en het zelf raakt dan misschien ‘buiten het bereik van de domheid, die zelfs voor de theoreticus nog afwisselend is, en belandt in het rijk der wijsheid, een saaie en veelal gemeden streek’ (Robert Musil, Über die Dummheit, voordracht uit 1937). Nu begrijpen wij ook Papageno in Mozarts Zauberflöte, die op de bezwerende vraag: ‘Wil jij ook voor jezelf de liefde tot de wijsheid bevechten?’ diplomatiek antwoordt: ‘Vechten, dat is niks voor mij.’
Hardnekkigheid
Wie waarlijk verstandig wil zijn, dient vertrouwd te raken met de domheid, de eigen en die van anderen, en te erkennen dat zij een plaats heeft in het praktische leven. Immers, hoe vaak gebeurt het niet dat ergens ‘iets doms’ tussen komt, vooral als we de zaak goed hadden voorbereid? ‘Domme pech’ is dan de enige conclusie die ons overblijft – maar in werkelijkheid zijn het juist zulke domme dwaal- en omwegen die naar de hoogste doelen voeren. Niet voor niets prijst Nietzsche (in een nagelaten fragment over ‘De nieuwe rangorde’, van zomer/herfst 1884) de ‘Dionysische wijsheid’ aan omdat deze ‘overmoedig de zwaarste wegen kiest’; hij ziet hier de werking in van een opzettelijk ‘principe van de grootst mogelijke domheid’. Door en door verstandig en wijs, zo kunnen we hieruit opmaken, wordt het zelf niet op nabijgelegen en rechte wegen. Domheid is de list waarvan het verstand zich bedient om ongekende mogelijkheden in het vizier te krijgen, want op dwaal- en omwegen ontmoet men interessante alternatieven, die voorheen zelfs niet denkbaar waren.
List van de rede
Indrukwekkend is tot welke intellectuele inspanningen de domheid aanzet, bij mensen die zich in haar verdiepen. Tot de paradoxale kunstgreep om iets te beweren en daaraan tegelijk te ontsnappen is slechts iemand als Erasmus in staat, die op uitzonderlijk intelligente wijze de Lof der zotheid (1511) bezong: deze geestige, erudiete zotternij spot natuurlijk met iedere domheid. Niettemin lijkt het gerechtvaardigd, gezien de inspanningen die het intellect vergt, nog om een andere reden de domheid te prijzen en aldus het oude gezegde bewaarheid te laten worden: ‘dom, maar gelukkig’. Alleen schuilt er een adder onder het gras: een Engels langlopend onderzoek, waarbij van 1932 tot 2002 meer dan tweeduizend proefpersonen zijn gevolgd, had als ondubbelzinnige uitslag dat intelligente mensen langer leven. Wat resteert is derhalve de gebruikelijke tragiek van het leven: stellen we prijs op domheid, dan verkorten we daardoor zelf ons leven. Willen we langer leven, dan komen we er niet onderuit nu en dan van een domheid af te zien, ook als dat ons soms zwaar valt. Het ware wenselijk over het juiste gevoel te beschikken, dat de ene keer de domheid, de andere keer het verstand de ruimte geeft, immer op het juiste moment.
Wilhelm Schmid is filosoof. Hij woont in Berlijn. In Nederland is van hem verschenen Filosofie van de levenskunst. Inleiding in het mooie leven, uitg.Ambo/Anthos, Amsterdam 2001. Homepage: www.lebenskunstphilosophie.de
Vertaald uit het Duits door Ruud van de Plassche