Als kind keek ik graag naar Babbelonië, de populaire televisiequiz van de AVRO. Bij dit programma hoorde een vast panel waarin Lous Haasdijk, Jos Brink en Willem Duys zaten. Lous Haasdijk vond ik de leukste van de drie. Van Jos Brink en Willem Duys wist ik waarom ze bekend waren en een plaats in het panel verdienden. Jos Brink speelde in musicals en Willem Duys wist als eigenaar van een platenlabel veel van muziek en had een radioprogramma op zondagochtend, Muziekmozaïek. Maar Lous Haasdijk, waar was zij toch bekend van? Ik vroeg het aan mijn broers en aan mijn ouders, maar ze moesten me het antwoord schuldig blijven. Juist daarom begon ze me steeds meer te intrigeren.
Is een kunstwerk werkelijk mooier als het niet uit ijdelheid is gemaakt?
Als mensen in die tijd van me wilden weten wat ik later wilde worden, antwoordde ik: ‘Panellid.’ En als ze dan verbaasd vroegen: ‘Waarom in ’s hemelsnaam?’, vertelde ik dat ik graag bekend wilde worden, maar niet speciaal wilde dansen, journalist wilde zijn of iets anders goed wilde kunnen. Uit de geïrriteerde reacties van de volwassenen kon ik opmaken dat mijn antwoord niet werd gewaardeerd. Ze vonden me een ijdeltuit. Zo ontdekte ik dat je niet mag uitkomen voor je ijdelheid. Voortaan antwoord ik daarom dat ik later niets liever wilde worden dan kunstschilder, acteur of filosoof. Ik moest er uiteraard niet bij vertellen dat ik hoopte daarmee bekend te worden, zodat ik uiteindelijk een vaste plek zou kunnen bemachtigen in een populair televisiepanel. Het lukte me niet altijd, maar toch werkte ik sindsdien hard om iets te kunnen waarmee ik aandacht kon verdienen. Mijn ijdelheid maakte dat ik me in onderwerpen ging verdiepen die me daardoor steeds meer, ook inhoudelijk, gingen interesseren.
Twee seconden in beeld
Toen ik eens twee seconden in beeld was omdat ik in het publiek zat bij een concert dat werd uitgezonden op televisie, merkte ik dat ik niet de enige was die op tv verschijnen heel bijzonder vond. Direct belden verschillende vrienden me op om me te vertellen dat ze me op televisie hadden gezien. Blijkbaar was ik voor hen veel bijzonderder wanneer ik een paar tellen op tv verscheen dan urenlang in het echt. En als je met enige regelmaat met je hoofd op de buis verschijnt, word je pas echt bijzonder; je krijgt een soort aura om je heen. Vaak op tv zijn is een van de beste manieren om in deze onttoverde wereld glans te geven aan je leven. Natuurlijk heeft in de krant staan of boeken schrijven die goed verkopen eenzelfde effect, maar televisie werkt veel krachtiger. Dat bleek bijvoorbeeld toen Joost Zwagerman een tijdje maandelijks te gast was bij het programma De Wereld Draait Door en bij een van zijn lezingen werd aangekondigd met: ‘U kent hem natuurlijk van de televisie, maar wist u dat hij ook nog boeken schrijft?’
Bij de audities van programma’s als Idols of X Factor moet ik onwillekeurig terugdenken aan mijn ambities om een bekend panellid te worden. Natuurlijk zijn er wel kandidaten bij die zich serieus op het zingen hebben gestort, maar de meerderheid wil alleen graag even op televisie verschijnen. De meesten van hen komen dan ook niet verder dan de eerste ronde, maar een enkeling ziet er leuk uit, blijkt ook best een beetje te kunnen zingen en mag door naar de volgende ronde. Deze mensen zijn het interessantst om te volgen. Ze krijgen de smaak te pakken. Ze willen graag door en gaan er hard voor werken. Ze moeten allerlei workshops over zang en podiumpresentatie volgen. Je ziet ze groeien. Ze maken zo de omweg van de ijdelheid; ze doen het niet alleen voor zichzelf, om met hun kop op televisie te komen, maar ook om anderen te vermaken of te verleiden. Ze krijgen plezier in het zingen en ontdekken dat ze steeds beter worden als ze maar hard werken aan hun optredens. Op die manier krijgen ze toch nog de erkenning waar het hun om te doen was.
Als je met enige regelmaat op de buis verschijnt, krijg je een soort aura om je heen
In deze tijd zijn er volop talentenjachten, maar hadden mensen niet altijd al behoefte aan erkenning? Natuurlijk. In de premoderne tijd kreeg je net als nu erkenning en aandacht voor de rol die je vervulde in de maatschappij, alleen werd die rol toen vooral bepaald door factoren die je minder in de hand had en die nu grotendeels verdwenen zijn: je hoorde bij een gilde, was van adel, was geestelijke, de zoon van Jan of Pieter et cetera. Door de veranderende arbeidsverhoudingen en de opkomst van de bourgeoisie zijn die rollen langzaamaan minder duidelijk geworden. We leven steeds meer in een meritocratie waarin iedereen op eigen kracht erkenning voor zichzelf moet genereren. Al is er natuurlijk nog wel iets van de premoderne rollen over. Er zijn mensen die aanzien genieten en aandacht krijgen alleen omdat ze Van Oranje heten. En er is de nieuwe adel, de zoon of dochter van een beroemde artiest of industrieel: Kelly en Jack Osbourne, of Paris Hilton. Maar de overgrote meerderheid van de mensen moet flink ploeteren voor aandacht in kleine of grote kring.
Op internet probeert menigeen zich in de kijker te spelen. Dat is steeds gemakkelijker geworden, al is het wel lastig om een groot publiek te bereiken. Op televisie verschijnen blijft moeilijk, maar als het eenmaal gelukt is, is de kans op aandacht van een breed publiek groter. Wat het nog lastiger maakt, is dat je niet zomaar mag uitkomen voor het feit dat je graag op tv wilt komen. Serieuze journalisten maken graag gehakt van de ijdeltuiten die meedoen aan talentenshows, maar ook de jury’s die de kandidaten beoordelen, schromen niet om de arme aandachtzoekers hartelijk uit te lachen. Overbodig te zeggen dat de juryleden, net zo goed als de serieuze journalisten, zelf ook inspanningen leveren om op televisie of in de krant te verschijnen.
Hoofdzonden
Hoe zou het komen dat je niet mag zeggen dat je iets doet voor de aandacht, dat je altijd moet doen alsof de aandacht en erkenning die je ergens voor krijgt een toevallige bijkomstigheid zijn? Misschien is het een christelijke erfenis. IJdelheid valt namelijk onder superbia, hoogmoed, een van de zeven hoofdzonden – sterker nog: de zonde der zonden, de eerste hoofdzonde waaruit alle andere zonden voortkomen. Wat is er zo erg aan ijdelheid? Volgens de kerkvaders kwam al het goede van God. Wanneer je pretendeert dat je zelf ook wel iets goeds hebt, wil je je meten met God. Dat is een vorm van afgoderij, want je beweert dat er naast God nog een bron van het goede is, nog iets goddelijks dus, namelijk jijzelf. Je maakt strikt genomen zelfs een denkfout, want als al het goede van God komt, kan het nooit van jezelf komen. Zo ontstond een wonderlijke omkering: door je nederig te gedragen toon je hoe verheven je bent.
Maar misschien zijn er nog meer oorzaken voor het feit dat je snel belachelijk gemaakt wordt wanneer het je om bekendheid te doen is en niet alleen om de inhoud van je vak. Volgens de Canadese filosoof Charles Taylor gaf de Romantiek antwoord op de vraag waar we met het wegvallen van de vaststaande rollen uit de premoderne tijd nog waardering en aandacht voor kunnen krijgen: niet voor het spelen van een rol, maar voor het uitdrukken van ons unieke zelf. Deze hang naar authenticiteit deed ons geloven dat als we maar diep in onszelf zoeken, we uiteindelijk ons unieke zelf kunnen weergeven. IJdelheid is zo’n beetje het tegenovergestelde van authenticiteit.
De ijdele denkt na over het effect van zijn handelen op anderen en zou daarom minder ‘echt’ zijn. De authentieke artiest gaat het alleen om zijn werk; hij houdt dus geen rekening met commercie en erkenning van vrienden, collega’s of het grote publiek. Mensen als Vincent van Gogh, een schilder die tijdens zijn leven maar één schilderij verkocht, zijn de helden van deze tijd. Een serieuze kunstenaar krijgt pas succes op het moment dat hij zegt dat het hem niet om succes gaat.
We leven steeds meer in een meritocratie waarin iedereen op eigen kracht erkenning voor zichzelf moet genereren
Is een kunstwerk werkelijk mooier als het niet uit ijdelheid gemaakt is? Of is het medicijn dat een wetenschapper die gedreven wordt door ijdelheid – hij wil het medicijn op zijn naam hebben – minder geneeskrachtig dan wanneer hij niet door ijdelheid werd gedreven? Zouden in werkelijkheid niet veel zaken die belangrijk zijn in ons leven – boeken, uitvindingen, theorieën, religies – op z’n minst voor een deel voortkomen uit ijdelheid?
Stel nu eens dat ijdelheid inderdaad geen zonde is, maar zelfs een deugd, wat dan? In zijn Ethica Nicomachea beschreef Aristoteles een deugd als het juiste midden. Zo is de deugd moed het juiste midden tussen lafheid en overmoed. Als ijdelheid ook een deugd is, waartussen is zij dan het juiste midden? Narcisme wordt vaak als synoniem voor ijdelheid gebruikt. Natuurlijk, de ijdele is met zichzelf bezig, hij heeft dus iets narcistisch, maar hij is niet zoals de mythische figuur Narcissus alléén met zichzelf bezig. Hij is zich ook bewust van de anderen die naar hem kijken. Hij is namelijk op zoek naar erkenning van die anderen. Dus de ijdele heeft ook iets van Echo, de nimf die verliefd wordt op Narcissus en helemaal in hem wilde opgaan. Ik denk dat ijdelheid het juiste midden is tussen narcisme en echoïsme: tussen met jezelf bezig zijn en met de ander; het juiste midden tussen je afsluiten en je openstellen.
Wij mensen moeten ons leven vormgeven, zonder te weten wat er gaat gebeuren, zonder de consequenties van onze keuzes te kunnen overzien. Je zou denken dat we daarom voor zo veel mogelijk veiligheid kiezen, dus alleen het noodzakelijke doen: voor je eigen hachje zorgen. Dat velen van ons meer doen dan dat, komt door onze ijdelheid. IJdelheid kan ons in actie doen komen; ze zet ons ertoe aan anderen te helpen, kleding te ontwerpen die onze verschijning veraangenaamt, goocheltrucjes uit te halen om de suggestie van magie te wekken, verhalen te vertellen die het leven betoveren, grote gebouwen te bouwen die de wereld indrukwekkender doen voorkomen, kunstwerken te scheppen die ons leven glans geven, koffiemerken op te zetten die op een verantwoorde manier producten vervaardigen, uitvindingen te doen die levens redden en mee te doen aan televisietalentenjachten waar miljoenen mensen van genieten. Laten we dus erkennen dat we ijdele wezens zijn en de ijdele prestaties van anderen leren waarderen in plaats van ze belachelijk te maken.
Zie mij. Filosofie van de ijdelheid
Frank Meester
L.J. Veen
192 blz.
€ 18,90