Op het station in Maastricht zit een oud, volledig kromgetrokken mannetje op een bankje. Voor hem staat een rollator. Maar het mannetje is zo oud en zo kromgetrokken dat je je niet kunt voorstellen hoe hij die rollator ooit bij de handvatten kan grijpen om naar zijn trein te schuifelen. Als hij het al voor elkaar krijgt, zal het een traag en slepend proces worden; dat staat vast.
In zo’n geval mag je gerust spreken van het lichaam als gevangenis. Of in elk geval als een enorme belemmering voor iemands vrijheid. Ja toch?
‘Nou’, aarzelt Jenny Slatman. ‘Dat hangt er maar helemaal van af. Je kunt allerlei beperkingen hebben, dat wil zeggen afwijkingen volgens de norm, maar die toch niet als beperkend ervaren. Of zelfs als positief. Een bekend voorbeeld is dat doofheid door doven lang niet altijd als een beperking wordt gezien. Sommige doven krijgen liever een kind dat ook doof is dan een kind dat kan horen.’
Aardappels schillen
Jenny Slatman, universitair docent filosofie aan de Universiteit Maastricht en aan die van Tilburg, is sinds haar vroegste jeugd gefascineerd door het lichaam. ‘Ik herinner me dat ik mijn oma aardappels zag schillen. Terwijl zij volop bleef doorkletsen, wisten die handen precies wat ze moesten doen.’ Slatman werd fysiotherapeut, maar toen bleek dat ze in haar vak geen antwoorden vond op de vragen die haar bezighielden, ging ze filosofie studeren. Twee jaar geleden publiceerde ze haar boek Vreemd lichaam. Het is een poging tot antwoord op vragen als wat iemands lichaam precies tot zijn eigen lichaam maakt, hoeveel je aan een lichaam kunt versleutelen zonder het van jezelf te vervreemden, en of je je lichaam hébt of je lichaam bént – of allebei een beetje.
In de westerse filosofie was Plato de eerste die zich bezighield met de vraag in hoeverre de mens door zijn lichaam in zijn vrijheid wordt beperkt. Hij zag het lichaam vooral als een hinderlijk ding voor de geest, een sta-in-de-weg.
Jenny Slatman: ‘Voor Plato is het lichaam de kerker van de ziel. De ziel zit gevangen in je lichaam. Ze kan zich hieruit niet bevrijden, maar moet wel inzien dat deze gevangenschap niet zelfgekozen is. En dat doe je door niet toe te geven aan lichamelijke neigingen, door je te distantiëren van je lichaam. Het lichaam is door westerse filosofen meestal als iets negatiefs gezien, iets wat als een soort noodzakelijk kwaad aan je geest vastzit. Ook in westerse religies lijkt het lichaam vooral iets te zijn dat zondig is, dat afgeranseld moet worden. De spirituele rituelen, zoals bidden, zijn puur geestelijk.’
Pas in de zeventiende eeuw werden lichaam en ziel in de filosofie ontkoppeld. Descartes is de grondlegger van een zienswijze die nog altijd populair is: voor hem was het lichaam zoiets als een uurwerk, een machine waarin alle onderdelen hun ding doen en die niet per se een op zichzelf staande ziel nodig heeft om toch levend en ‘bezield’ te zijn. Slatman: ‘Ook nu is de geneeskunde vooral cartesiaans; artsen beschouwen het lichaam als een te repareren apparaat. Al is sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw ook wel een tegenbeweging op gang gekomen, onder invloed van de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty, die het lichaam niet zozeer zag als iets wat je hebt, maar als datgene wat je bent. Deze aandacht voor het lichaam als subject in plaats van als object kom je wel steeds meer tegen binnen de gezondheidszorg. Bijvoorbeeld in onderzoek naar kwaliteit van leven.’
Volgens Slatman zijn beide perspectieven op zichzelf te eenzijdig, want ze zijn allebéí waar – het lichaam is zowel object als subject. ‘Voor mij is de gedachte dat je een lichaam hebt, dus dat het lichaam een object is dat door de dokter ook als een object wordt behandeld, zeker niet negatief. Door je lichaam deels te beschouwen als ding, creëer je namelijk ook mogelijkheden voor jezelf. Je kunt met dat ding spelen, je kunt het op allerlei manieren inzetten, je kunt het voor een deel vormen op de manier die jou bevalt. Als je het op die manier ziet, is je lichaam niet per se een belemmering, maar ook een instrument dat je kunt gebruiken: het is dé mogelijkheid om vorm en zin te geven aan de wereld waarin je je bevindt.’
We zijn belichaamde wezens; dat is onze condition humaine, zegt Slatman. Maar ons lichaam is in zekere zin nogal gebrekkig, als je het met dat van andere dieren vergelijkt. Het is eigenlijk een verouderd apparaat. ‘We hebben van alles nodig om te kunnen overleven; dat begint al met kleding. Wij zijn van nature incompleet, de menselijke natuur is dat wij niet van nature kunnen zijn. Er is nu binnen de filosofie een hele discussie gaande over enhancement, het verbeteren en perfectioneren van mensen. Wanneer ben je iemand nog aan het behandelen en wanneer gaat behandelen over in verbeteren? Die scheidslijn is soms dun. Kijk naar de discussie over doping of over zwempakken bij sporters. Topsport gaat altijd over technologie, niet over wie de grootste longinhoud heeft.’
Gebocheld
Iemand die groot en gespierd is, zal eerder sporter worden dan iemand die klein en miezerig ter wereld kwam. De kans dat een prachtig meisje van 1,80 meter een carrière als fotomodel overweegt, is groter dan de kans dat een gebocheld exemplaar van 1,30 meter dat doet. Zou je kunnen zeggen dat de vrije wil domweg niet bestaat omdat je, al is het onbewust, wordt ‘gestuurd’ door je lichaam? Slatman: ‘Je wordt geboren met een aantal talenten die jou vervolgens ook vormen. Dat is zeker waar. Maar er zijn ook genoeg voorbeelden van mensen wier talenten niet bij hun wil passen, en die zich daar niet zomaar bij neerleggen.’
‘Het antwoord op de vraag of vrijheid wel of niet bestaat, hangt erg af van wat je onder vrijheid verstaat. Heb je het over absolute vrijheid: ik kan doen en laten wat ik wil? Of bedoel je vrijheid in de zin van “niet belemmerd worden”? Als Plato over de gevangenschap van de ziel spreekt, geeft hij aan dat we door ons lichaam beperkt worden. Maar als je vrijheid positief opvat, verwijst het naar het hebben en realiseren van mogelijkheden, en daarbij is het lichaam juist heel belangrijk.’
Slatman is bezig met de voorbereidingen voor een onderzoek naar bodily integrity in blemished bodies, oftewel integriteit – in de zin van ‘heelheid’ – in lichamen die beschadigd zijn. ‘Tegenwoordig wordt vrouwen die vanwege borstkanker een borstamputatie hebben ondergaan in sommige ziekenhuizen automatisch een borstreconstructie aangeboden – als hun fysieke conditie dat toelaat. Maar in discussies daarover mis je de stem van de patiënt. Wat willen vrouwen zelf? En waarom? Kiezen ze voor een reconstructie omdat ze dat oprecht zelf wensen, of omdat twee borsten nu eenmaal de norm zijn?’
‘Hoe jij je lichaam beleeft, is afhankelijk van je sociale en culturele context. De gezondheidszorg is erg gefocust op objectiveerbare zaken. Bijvoorbeeld dat elk mens twee benen hoort te hebben, twee armen, en een BMI die lager is dan 25. Maar ziekte en gezondheid zijn óók iets subjectiefs. Iemand met een BMI van 30 kan verschrikkelijk happy zijn. Iemand die er niet perfect uitziet, kan zich wel perfect voelen.’
‘Wat ik bij die borstkankerpatiënten ook wil onderzoeken, is dit: in hoeverre spelen de plaatjes in de media van mooie vrouwen nu werkelijk een rol in de keuzes die mensen maken? Er wordt altijd veel geroepen over ideaalbeelden, en gemanipuleerde beelden; neem die documentaire van Sunny Bergman, Beperkt houdbaar. Maar ik vraag me af hoeveel invloed die nu werkelijk hebben. Als ik met de tram door Amsterdam rijd, denk ik: Sunny, ik weet niet welke mensen jij ziet, maar ik kom vooral normale types tegen. Beperkt houdbaar is bijna slapstick, en misleidend bovendien. Bergman suggereert dat de hele plastische chirurgie een boevenbende is en dat onderbouwt ze met een reportage over één idiote chirurg in Los Angeles. Dat vind ik zwak, zeker voor iemand die zelf filosofie heeft gestudeerd.’
Terug naar de grote vraag: kan de mens vrij zijn ondanks zijn lichaam? Jenny Slatman: ‘Vrijheid is: de mogelijkheid aangrijpen om, als je dat wilt, iets aan je situatie te veranderen. Maar vrijheid is ook het kunnen accepteren van een situatie. Je kunt je bijvoorbeeld met alle recht, en soms met succes, verzetten tegen veroudering en aftakeling van het eigen lichaam. En in andere gevallen kan berusting wellicht meer bevrijdend zijn.’
Jenny Slatman is universitair docent filosofie binnen het onderzoeksinstituut CAPHRI School for Public Health and Primary Care aan de Universiteit Maastricht. Ze is ook verbonden aan de Universiteit Tilburg. Twee jaar geleden verscheen haar boek Vreemd lichaam. Over medisch ingrijpen en persoonlijke identiteit bij uitgeverij Ambo.
Meer lezen over technologie? Bestel nu de speciale uitgave Technologie. De kunstmatige natuur van de mens.