De auto van mijn ouders had een sluwe uitdrukking. Dat vond ik als kind. Maar nog steeds als ik een Ford Focus zie rijden, kan ik me door de smalle koplampen en de brede grijns van de grille niet aan diezelfde indruk onttrekken.
Het gevoel dat de dingen een persoonlijkheid hebben, dat ze kunnen voelen, zien en denken, heb ik niet alleen bij auto’s. En ik ben vast niet de enige die zich van allerlei objecten probeert voor te stellen hoe zij hun wereld beleven. Ik zie nukkige voordeuren en eenzame koffiekopjes.
Al denk ik niet echt dat dingen leven, ze moeten toch zeker wel een eigen wereld hebben, net als wij. De moeilijkheid is natuurlijk dat dingen ons niets kunnen vertellen over die wereld. Een mens kun je uitgebreid ondervragen over zijn gevoelens en ideeën. Ook als je niet tot zijn diepste geheimen doordringt krijg je een idee van de manier waarop hij de werkelijkheid beleeft. Bij dieren en planten moeten we meer ons best doen om te luisteren, maar er zijn aanwijzingen die ons iets vertellen over hun doelen en waarden: de buizerd verdedigt haar nest tegen indringers, de zonnebloem keert zich naar de zon. Op het oppervlak van een steen ketsen echter al onze vragen af.
Miriam Rasch haalt in Luisteroefeningen een gedicht aan van de Poolse dichteres Wisława Szymborska, waarin iemand op bezoek wil bij een steen. Hij klopt op de deur. ‘Ik ben het, doe open.’ De steen heeft echter geen zin in pottenkijkers. Toe nou, dringt de bezoeker aan, ik heb gehoord dat je binnen grote lege zalen hebt/ onbezichtigd en vruchteloos mooi/ verlaten en zonder echo van enige voetstap. Maar de steen is immuun voor vleierij: ‘Je mist het zintuig van de deelname.’
Je kunt de wereld van een ding niet betreden. En toch, merkt Rasch op, hebben we via het gedicht van Szymborska wel degelijk een inkijkje gekregen in het werkelijkheid van de steen. Zonder zijn ‘grote lege zalen’ te hebben gezien, kunnen we ons na dit verhaal een beeld vormen van het solitaire bestaan van dat kleine massieve object. Misschien is het zintuig van de deelname wel niets anders dan het verbeeldingsvermogen, de vaardigheid om ergens binnen te kijken waar je niet binnen kunt kijken – om, in de woorden van filosoof Martha Nussbaum, ‘een intelligente lezer te zijn van het verhaal’ van iets of iemand anders dan jijzelf.
Even tussendoor… Meer shortreads lezen? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
En door de ogen van de dingen kijken we terug naar het ding dat wijzelf zijn. In Het licht aan het einde van de loop van Martin Michael Driessen is een kogel aan het woord, die door de loop van een pistool de wereld beziet. Tandartsen, gangsters en brave huisvaders trekken aan zijn blik voorbij, als schutter of als doelwit, maar de eerste die recht in de loop kijkt is een hond. ‘Een schokkend moment: ik kom voor het eerst oog in oog met een levend wezen. Het klinkt misschien vergezocht, maar ik heb het gevoel dat ik gezien word.’ Dat kan niet kloppen, weet de kogel, ‘maar het ligt natuurlijk in de aard van mensen en dingen dat ze gekend willen worden’.
In de online rubriek ‘shortreads’ zoekt Filosofie Magazine elke week in een kort essay naar het antwoord op een alledaagse filosofische vraag.