Home Het gedachte-experiment (6): Meneer Brown en meneer Robinson

Het gedachte-experiment (6): Meneer Brown en meneer Robinson

Door Jeroen van Putten op 22 november 2012

09-2001 Filosofie magazine Lees het magazine
Bij het woord ‘experiment’ denk je aan erlenmeyers, veiligheidsbrillen en proefkonijnen. Maar voor het gedachte-experiment heb je niet meer dan je gezond verstand nodig. Een serie over geruchtmakende hersenbrekers. Deze keer: Marc Slors over Brown en Robinson.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Meneer Brown en meneer Robinson ondergaan beiden een hersenoperatie, om een hersentumor te laten verwijderen. Hun hersenen worden tijdelijk uit hun schedels gehaald. Tijdens deze operatie gaat er echter iets mis, de assistent verwisselt per abuis de beide breinen. Gevolg: het lichaam van meneer Robinson krijgt de hersenen van meneer Brown en andersom. In dit gedachte-experiment overleeft helaas alleen het lichaam van meneer Robinson (met de hersenen van Brown) de complexe operatie – laten we hem meneer Brownson noemen. De vraag is nu wie deze Brownson is. Hij heeft de uiterlijke kenmerken van Robinson, maar tegelijkertijd herkent hij vrouw en kinderen van Brown en heeft hij gedetailleerde herinneringen van Browns leven. En hij zegt ook dat hij meneer Brown is.

‘Laten we er vanuit gaan dat de lichamen van Brown en Robinson fysiek gezien wel een beetje op elkaar lijken’, zegt Marc Slors, docent algemene wetenschapsleer aan de faculteit der wijsbegeerte van de Katholieke Universiteit Nijmegen. ‘Ze moeten bijvoorbeeld even geschikt zijn voor sport of pianospelen.’ Brownson moet zijn ‘nieuwe’ lichaam immers wel kunnen ‘besturen’.
 

Vingerafdrukken

De Amerikaanse filosoof Sydney Shoemaker hield zich bezig met de vraag wat nu de identiteit van een persoon waarborgt door de tijd heen, toen hij de anekdote over de heren Brown en Robinson  bedacht. Blaas het stof van je oude fotoalbums en zoek een paar leuke kinderkiekjes van jezelf uit. Hoe weet je nu dat jij dat jongetje of meisje op de foto bent? Wat maakt dat je gisteren of twintig jaar geleden dezelfde persoon was als je nu bent en dat je die persoon ook morgen nog zal zijn? Slors: ‘Je eerste intuïtie is dat het lichaam van iemand zijn persoonlijke identiteit bepaalt. Dat is niet vreemd, want in het dagelijks leven herken je ook je familie en je vrienden aan hun lichamen. Ook de politie kijkt naar lichamelijke kenmerken, zoals vingerafdrukken en DNA, bij de identificatie van een crimineel. Hij wil dan dezelfde persoon vinden als de persoon die de misdaad heeft gepleegd. We gaan er doorgaans dus vanuit dat een persoon zijn lichaam is – op zijn minst voor een belangrijk en vooral onvervreemdbaar deel.’

Jij bent dat jochie op de foto omdat je hetzelfde lichaam hebt als hij. Je hebt bijvoorbeeld dezelfde moedervlekken, hetzelfde litteken of diezelfde mooie, grijsblauwe ogen. Natuurlijk verandert je lichaam wel door de tijd heen. Je bent nu groter, je hebt meer haar. En misschien heb je er wel een litteken bij gekregen. ‘Om te kunnen zeggen dat die twee personen – jij nu en jij toen je bijvoorbeeld acht was – dezelfde zijn, hoeven hun lichamen natuurlijk niet identiek te zijn. Zolang er maar een duidelijke lichamelijke continuïteit is’, benadrukt Slors. ‘Die persoon van acht jaar is geleidelijk aan veranderd in die persoon van achtentwintig’.
 
Als het lichaam iemands identiteit bepaalt, dan moeten we in het geval van meneer Brownson echter concluderen dat hij meneer Robinson is. Maar zelf beweert hij Brown te zijn.
 

Shoemaker vindt hiervoor de oplossing in de ideeën van Locke. Slors: ‘John Locke wees in de zeventiende eeuw op het verschil tussen de begrippen ‘persoon’ en ‘mens’. ‘Persoon’ is geen biologische categorie, maar heeft te maken met verantwoordelijkheid voor handelen.’ Het gaat niet om het lichaam, maar om de herinneringen. Je bent de persoon die je twintig jaar geleden was, omdat je de herinneringen van dat jongetje of meisje van acht hebt. Het is juist de psychologische continuïteit die de identiteit van een persoon waarborgt. Als blijkt dat Brown voor de operatie een misdaad heeft gepleegd, moet Brownson daar nu dan voor worden opgepakt? Hij voldoet niet aan de uiterlijke kenmerken van de dader. En ook de DNA-test blijkt negatief. Toch vinden we Brownson schuldig. Hij herinnert zich de misdaad immers nog. Hij is psychologisch gezien dezelfde persoon als de dader.
 

Driekwartsmaat

‘Het belangrijkste argument voor de lichamelijke continuïteitstheorie is dat het lichaamscriterium in het dagelijks leven uitstekend blijkt te werken. En stel je voor dat dat criterium niet geldt, dan is iedereen simpelweg wie hij zegt dat hij is. En dat is natuurlijk nogal absurd’, vindt Slors. ‘Volgens Shoemaker vertelt het lichaamscriterium voor persoonlijke identiteit ons alleen hoe wij een persoon telkens weer herkennen. Dat klopt slechts omdat in onze wereld de psychologische en lichamelijke continuïteit toevallig altijd samen gaan. Maar daarmee is de vraag wat nu persoonlijke identiteit bepaalt, nog niet beantwoord. Shoemaker zegt eigenlijk: “Jullie hebben het gewoon over het verkeerde ding. Jullie hebben het over het bewijsmateriaal en niet over het feit waarvoor je bewijs zoekt zelf.”’ Neem ter vergelijking de vraag wat een driekwartsmaat is. Is het antwoord dat het een maat is waarop je een Engelse wals kunt dansen dan bevredigend. Nee, want je geeft dan slechts aan hoe je kan weten of een muziekstuk in een driekwartsmaat staat. Maar ik herinner me bijna niks van toen ik acht was. Ben ik dan nu wel dezelfde persoon als toen? Volgens Shoemaker wel, want het gaat om psychologische continuïteit. Het kwijtraken van oude en verwerven van nieuwe herinneringen gaat geleidelijk aan. Slors: ‘Identiteit is overgankelijk. In logicataal: als A is B en B is C, dan A is C. Je herinnert je bijvoorbeeld alleen nog je achtste verjaardag. Maar op die dag herinnerde je je nog veel meer dingen uit die tijd, zoals je zevende verjaardag. Hoewel je nu niks meer weet over je zevende verjaardag, ben je dus toch dezelfde persoon als je op die verjaardag was.’